Civis Mundi Digitaal #22
Wim Couwenberg
Bespreking van: Bert Keizer, Tumult bij de uitgang. Lijden, lachen en denken rond het graf Uitgeverij Lemniscaat, 2013
Wetenschappelijke geneeskunde als kompas, maar niet zonder kritiek
Een pleidooi voor illusieloos leven en sterven als levens- en stervenskunst. Zo komt dit boek van Keizer bij mij min of meer over. Ik heb het geboeid gelezen. Het is in een soepele stijl geschreven, vlot leesbaar dus, met tevens tal van relevante en interessante anekdotes ter illustratie van zijn betoog. Hij begint zijn boek met een onderscheid tussen echte en nep – stervenskunst. Het eerste duidt op het vermogen het einde nuchter en zonder drama onder ogen te zien en te ondergaan. Het tweede mist dat vermogen. Daartoe rekent hij ook het sterven van Socrates en Jezus Christus, omringd als dat was met drama, maar tevens de bijna – dood - ervaringen zoals de cardioloog Pim van Lommel die presenteert in zijn boek Eindeloos bewustzijn. Bewustzijn zonder hersenen, ziel zonder lichaam? Dat kan niet, getoetst aan de huidige stand van de wetenschap. Met die wetenschap als toets steen veegt Keizer niet minder de vloer aan met alles wat zich als alternatieve geneeskunde aandient. Kwakzalverij. De wetenschappelijke geneeskunde is zijn kompas. Vooral sinds de Tweede wereldoorlog heeft die reuzen sprongen gemaakt met bijna voor elk orgaan een apart specialisme. High Tech geneeskunde is dat.
Hij maakt daar wel kritische kanttekeningen bij. Die geneeskunde is geneigd te lang door te gaan met het behandelen van doodzieke patiënten, steunend op de beschikbare diagnostische mogelijkheden. Als eenvoudig verpleeghuis arts kijkt Keizer daar met een zeker misnoegen naar. Op een gegeven moment staan specialisten met al hun diagnostische inspanningen en therapeutisch bedoelde initiatieven met lege handen. Laat zo’n doodzieke man of vrouw toch lekker doodgaan, is zijn advies. Sterven is geen opgave. Dat gaat vanzelf, zoals in slaap vallen, in dat geval uiteraard wel voorgoed, want zonder ademtocht.
Geneeskunde is tegenwoordig doortrokken van de jacht op wetenschappelijke antwoorden zonder therapeutische consequenties. Emfyseem, Parkinson, beroerte, multipele sclerose, dementie, vele vormen van kanker en natuurlijk terminale situaties – allemaal toestanden waarbij geneeskundige vaardigheid betekent ruimte scheppen voor het noodlot. Die bejegeningskunst is door technische expertise overvleugeld, aldus Keizer, die in dit verband ook de relatie tussen arts en patiënt ter sprake brengt als een machtsrelatie, ongelijk als die is door de voorsprong in kennis en macht van de arts. Hulp verlenen kwalificeert Keizer onverbloemd als een weldadige vorm van machtsuitoefening. Dat verklaart veel van de vreugde die artsen aan hun werk ontlenen. Want, ‘bedenk wel dat er nergens zo rottig met macht wordt omgesprongen als in die situaties waarin iedereen ten onrechte ontkent dat er macht aan de orde is. Denk maar aan de katholieke kerk. Maar ook in de gezondheidszorg wordt het gretig ontkend, dat er altijd belangrijke machtsverschillen aan de orde zijn. Men doet graag alsof het allemaal gebeurt uit liefde voor de medemens.’
Leven na de dood als illusie of als mogelijkheid
De deconstruerende arbeid van het postmoderne denken heeft ook zijn sporen nagelaten in het denken van Keizer over leven en dood. Het leven ervaart hij in de geest van de Franse filosoof van het absurdisme Albert Camus als een absurd avontuur, vol ongerijmdheden en gespeend van enigerlei ultieme zin en met Camus is dat het vertrekpunt van zijn illusieloos denken over leven en dood. Opgegroeid in een katholieke context blijft hij wel gefascineerd door het idee van onsterfelijkheid, van een leven na de dood dat deel uitmaakt van het katholieke geloof, maar dan wel om het illusoire daarvan te onderstrepen, zij het met een voorbehoud: onze wetenschappelijk verankerde zekerheden zijn de zekerheden van deze tijd. Dus tijd gebonden. De mensheid zal zeker niet ophouden met het ontwikkelen van nieuwe visies op leven en dood. De huidige wetenschappelijke visie op de dood is eveneens verwerkt in de theologie. Op de ‘god is dood’- theologie is namelijk de ‘dood is dood’ - theologie gevolgd die de ultieme secularisering van het christelijk geloof inluidt. Over het voortleven in de herinneringen van het nageslacht dankzij enigerlei aardse roem maakt Keizer zich evenmin illusies. Hoop geldt volgens de actuele levenswijsheid als de laatste illusie van de mens. Maar zonder hoop valt niet te leven. Daarom wordt hoop geïnterpreteerd als een voor het overleven noodzakelijke illusie.
In het kader van Civis Mundi heb ik meegedaan aan een hernieuwde poging tot een doorbraak in het denken over de grens tussen leven en dood door onderzoek naar eventueel leven na de dood nieuw leven in te blazen met een gemoderniseerd concept van karma en reïncarnatie als uitgangspunt.[1] Die poging is ondernomen in nauwe samenwerking met de arts-filosoof Hugo Verbrugh, gezien diens expertise in deze materie.[2] De menselijke verbeeldingskracht schiet tekort bij het idee van het absolute niets, zoals de schrijver Tommy Wieringa in dit verband eens opmerkt.
Inherent aan het concept van karma en reïncarnatie, zo heb ik dat toen gepresenteerd is uiteraard de ontkenning van de eenmaligheid van dit bestaan. Uit die hoofde spreekt het vooral mensen aan die zich vertwijfeld afvragen hoe aan dat eenmalige bestaan met al zijn absurditeiten en ongerijmdheden een bevredigende zin te geven. ‘Einmal ist keinmal…’ Wat maar eenmaal gebeurt, hoeft net zo goed helemaal niet te gebeuren. Als er maar één leven is, hoeven we net zo goed helemaal niet te leven’, meent de oorspronkelijk Tsjechische schrijver Milan Kundera[3]. Die eenmaligheid is op de keper beschouwd een vreselijke gedachte in het licht van de ontelbare levens die de eeuwen door buiten hun schuld geheel of grotendeels mislukken of gezien het ontbreken van reële levenskansen al bij voorbaat tot mislukken gedoemd zijn. Meer dan wie ook hebben zij alle reden Peggy Lee’s kreet bij te vallen: “Is this all there is?”Zij hebben het zo slecht in hun leven getroffen dat de eenmaligheid van het bestaan volstrekt vloekt met de idee van gerechtigheid die we ofwel projecteren op een almachtig Opperwezen of als ideaal in dit leven nastreven. Dat idee blijft in een leven dat eenmalig is een illusie. Een dergelijk leven schiet schromelijk tekort om ieder mens tot zijn recht te laten komen. De Nederlandse diplomaat en dichter Maarten Mourik had ook grote moeite met die eenmaligheid en leefde in existentieel verzet tegen de dood als zinloze vernietiging en onoverkomelijk schandaal. Is het geen schande dat ons de weelde van het bestaan geschonken wordt, maar dat dit met de dood voor eens en altijd in het niet verdwijnt?[4] Waarom zich daar zo boos over maken, maar niet over het niet-zijn vóór onze geboorte?
Een moeilijk te begrijpen aspect van het leven, stelt ook Keizer, is de ongemakkelijke observatie dat het grote ellendelingen niet zelden heel goed gaat op aarde, terwijl heel erg lieve en onschuldige mensen soms door het lot worden doodgetreiterd. Het is prettig te weten dat dat in het hiernamaals recht gezet gaat worden. Dat een leven na dit leven zo mogelijk nog onbegrijpelijker is dan een leven voor de dood, wordt hierbij zijns inziens echter over het hoofd gezien.
Er is over deze controverse geen zekerheid mogelijk. Hoed u trouwens voor mensen, die iets zeker weten, zoals een vrijzinnig denker en natuurkundige als Jan Terlouw de wereld toeroept in zijn nieuwe boek. En dat geldt zeker voor het onderwerp van deze controverse. Met juist genoemde doorbraakpoging is niet meer dan een mogelijkheid ter discussie gesteld. En zoals Heidegger opmerkt in zijn Sein und Zeit: “Hӧher als die Wirklichkeit, steht die Mӧglichkeit”. Over die mogelijkheid nadenken is geen onzinnige manier van reageren op de breed verkondigde zinloosheid van ons bestaan als mens. Ondanks alle wetenschappelijke verlichting blijft de wereld in laatste instantie in raadsels gehuld.
Dementen ex - mensen?
Gefascineerd is Keizer ook door het fenomeen van dementie, de ontgeesting en daarmee de ontmenselijking van de mens, waarmee we in onze tijd met een snel stijgende levensduur steeds meer te maken krijgen. De kans op dementie na je vijfentachtigste, stelt Keizer, is maar liefs veertig procent, waarmee de voornaamste risicofactor meteen in al zijn onlosbaarheid voor ons staat: oud worden, heel erg oud worden, is een van de meeste gemengde zegeningen die ons in de eenentwintigste eeuw te wachten staan. Als je mocht kiezen voor een bepaalde ziekte in je laatste jaren, dan is kanker misschien de beste optie. Kanker biedt je een min of meer overzichtelijke reis naar het graf met drie herkenbare stations langs de route: een begin – een midden - en een einde. Met dementie voltrekt zich een verontrustende teloorgang van wat een mens tot mens maakt zoals denken, oordelen, en zich herinneren. Dementen noemt hij dan ook ex – mensen. De intrigerende vraag rijst dan waarom dat ontmenselijkte leven in stand te houden? Maar, zo tekent hij hierbij aan, in zo’n verontrustende situatie zijn er toch diepe weerstanden om een tot een dier gereduceerd leven te beëindigen. Probleem is ook, wanneer het filosofisch en medisch verantwoord is dementerenden als ex – mensen te benoemen. Bij aanvaarding van onze definitieve verankering in ons brein is een diep - demente in ieder geval geen mens meer vindt Keizer. Hij staat ook nog even stil bij een gestorven lichaam, het lijkt dus. De dood kan hij nog wel aan, bekent hij, maar het lijkt eigenlijk niet. Hij verwijst daarbij naar een tentoonstelling van een Duitse patholoog – anatoom over het resultaat van diens werk. Achter het zondagse pak van de huid zit gewoon en slagerswinkel vol lever, karbonade, biefstuk, hart, runderlappen, nieren en soepbenen, op deze tentoonstelling zonder stank en spetters uitgestald.
Hoe met het nihilisme klaar te komen?
Als we uitgaan van het illusieloze leven en sterven dat Keizer ons als boodschap lijkt aan te reiken is dan de klassieke wijsheid van pluk de dag niet de meeste rationele manier om ons kortstondige verblijf op deze eveneens uiteindelijk tot ondergang gedoemde planeet zo aangenaam mogelijk door te komen? De meest populaire manier van mensen om met het nihilisme probleem klaar te komen is om op en onder te gaan in de roes van een uitbundige consumptie- en amusementscultus zoals de kapitalistische consumptiemaatschappij ons die dag in en dag uit met alle beschikbare middelen aanbiedt en stimuleert en daarbij tevens voorziet in een rijk scala van roesmiddelen. We consumeren en amuseren ons kapot, zo is in dit verband opgemerkt.[5]
Een geheel andere manier om met dat nihilismeprobleem klaar te komen is de vraag naar een ultieme zin van het bestaan als irrelevant, ja als een nodeloze en nutteloze zelfkwelling terzijde te schuiven, zoals gebruikelijk in het postmoderne denken. Een psychiater als B.E. Chabot[6] ziet in die vraag zelfs een uiting van psychische onvolwassenheid. Al die zinzoekers die die vraag wel serieus nemen, verkeren in zijn ogen in een psychisch onvolwassen stadium. Ik blijf niettemin geïntrigeerd door die ultieme zinvraag en ervaar dat niet als nutteloze zelfkwelling evenmin als een uiting van onvolwassenheid. Ik bevind me in goed gezelschap. In het onuitroeibare streven naar zin en betekenis van leven en dood, dat in religie en filosofie de eeuwen door een tentatief antwoord tracht te vinden, zie ik juist de zin van de antropogenese gelegen.
‘Tumult bij de uitgang’ is een boek waarin Keizer met vaardige pen en heel openhartig kond doet van zijn kijk op leven en dood. Hij stelt daarbij een aantal cruciale vragen en ontwikkelingen aan de orde die tot verdere reflectie en discussie nopen. Ik denk daarbij vooral aan de problematiek rond dementie.
Waarom hij in een van de laatste hoofdstukken een venijnige tirade opgenomen heeft tegen Rudolf Steiner en daarmee indirect tegen diens antroposofie is mij niet duidelijk. Wat heeft die tirade te maken met het thema van zijn boek? Heeft het wellicht te maken met zijn afkeer van alternatieve geneeskunde waartoe ook de antroposofische geneeskunde gerekend wordt? Die reflectie wordt gevolgd door een opmerkelijk stukje proza voor gevorderde cynici met de Franse schrijver Céline als gids. Dat kan ik nog plaatsen als een literaire bevestiging van de illusieloze levensvisie die Keizer naar mijn idee in dit boek predikt.
[1] Zie Karma, reïncarnatie en de roep om zingeving (Civis Mundi jaarboek 1997); Karma en reïncarnatie anno 1999, De stand van zaken (Civis Mundi januari 1999). Voor een filosofische fundering ervan, zie H.S. Verbrugh, Karma en reïncarnatie.Een filosofische analyse, 2000.
[2] Zie zijn stichting Kairos, Karma en Reincarnatie en de website van die stichting: www.kairos-kr.nl.
[3] Zie M. Kundera, De ondraaglijke lichtheid van het bestaan, 1985, p. 13
[4] Zie M. Mourik, Afscheid der dingen, 1997
[5] Zie D. Geldof, We consumeren ons kapot, 2007; en M. Postman, We amuseren ons kapot (Nederlandse vertaling van M. Postman’s Amusing ourselves to death, 1985
[6] B.E. Chabot, De wil om niet te geloven, Trouw, 3 juni 1995