Wat valt er te verwachten van de verkiezingen voor het Europees Parlement in mei 2014?

Civis Mundi Digitaal #22

door Jean Penders

 Wat valt er te verwachten van de verkiezingen voor het Europees Parlement in mei 2014?

Jean Penders*

Kijken we eerst terug. Wat zien we als we  een blik werpen op de ervaringen en uitkomsten van eerdere verkiezingen voor het Europees Parlement (EP)?

De opkomst was laag, de landen waar de EP-verkiezing op dezelfde dag plaatsvond als landelijke verkiezingen, terzijde gelaten. Nationale kwesties domineerden de agenda’s. De opgekomen kiezers lieten zich leiden door voorkeur of afkeuring van de zittende nationale regering. Voor het eigenlijke werk van het EP was weinig belangstelling. Er groeide geen band tussen kiezer en Europarlementarier.

Politieke contouren Europees strijdtoneel

Hoe is de situatie nu? Nog steeds is er een enorme, blijkbaar onoverbrugbare afstand tussen de kiezer en de Brusselse politieke wereld en instellingen (Europese Raad, Raad van Ministers, Europese Commissie, EP). Hoewel bij elke verandering van de Europese verdragen de macht van het EP stevig wordt vergroot, kan de interesse van het kiezersvolk er toch niet door gewekt worden. Zo zou het nu ook weer kunnen lopen. Of toch anders? Er is veel chagrijn over Europa, stevig aangewakkerd door populistische partijen. Dat belooft niet veel goeds. Maar laten we  beginnen met een korte omgevingsschets van het Europese strijdtoneel. Vier punten springen eruit.

Eén: Als blok verkeert de EU nog steeds in een forse economische crisis. Tegenover  lichtpuntjes (in Nederland stijgende woningprijzen, zich herstellend consumentenvertrouwen; einde van de curatele van Ierland, stijgende Italiaanse export) noteren we bij ons en elders veel ellende en stagnatie (oplopende werkloosheid, verlamde concurrentiekracht, matige performance van banken, Grieks falen bij het nakomen van beloften, inzakkende groei in Frankrijk, onzekerheid in  Spanje). Bij de verkiezingen zullen die zwakke plekken en onzekerheden het anti-Europese sentiment versterken.

Twee: Over de inrichting van de Unie bestaan twee diametraal tegenover elkaar staande opvattingen: Brussels initiatief en controle enerzijds, subsidiariteit anderzijds. De crisis leerde ons dat er behoefte is aan economische coordinatie en centraal toezicht op de nakoming van afspraken door de lidstaten. De Finse eurocommissaris Olli Rehn, die ambitie heeft om voorzitter van de Europese Commissie te worden, is daar druk mee doende en de Europese Commissie beschikt in het zgn. Europese Semester over robuuste aansturings- en sanctiemogelijkheden. Een bankenunie wordt opgetuigd die door regelgeving en toezicht toekomstige ontsporingen bij kredietverlening moet voorkomen. Geen “”Icesaves”” meer en de Spaanse caja’s komen onder het vergrootglas. Het gedogen en laten lopen van schendingen van normen bij begrotingstekorten en staatsschulden  moet verleden tijd worden. Over dit complex van vergaande maatregelen – economic governance --bestaat overeenstemming. Eigenlijk had dat aan de invoering van de euro vooraf moeten gaan. Tot zover de centrale kant van de medaille.

Er is  tegelijkertijd behoorlijk wat onvree over de bemoeienis van de  Commissie met allerlei onderwerpen die volgens zeer velen niet op de Brusselse agenda thuishoren. Natuurlijk moeten overal in de Europese markt de concurrentievoorwaarden gelijk zijn, maar het soms zeer detaillistische gepriegel van  Brusselse ambtenaren kan beter overgelaten worden aan lagere niveaus: lidstaat, regio, provincie, gemeente of maatschappelijke organisaties. Zaken moeten worden geregeld in  de meest geschikte bestuurslaag. Dat is de beroemde subsidiariteit. Economic governance versus subsidiariteit; streng toezicht van boven maar soepel beleid op het grondvlak. Een lastig debat in de komende jaren. Het kan op de Unie een verscheurende uitwerking hebben. Gaat de botsing tussen deze twee begrippen een rol spelen bij de verkiezingen? Het is zeker iets wat voor de kiezer van belang is maar nogal abstract voor de zeepkist.

Drie: voortwoekerend anti-Europees populisme: Wilders’ PVV,  Front National, UK Independence Party. En , wellicht in opmars,  Alternative fur Deutschland . Wilders triomfeert in de peilingen. Werd voorheen “”Brussel”” min of meer neutraal betiteld als de ver-van-mijn-bed show , thans legt hij  de zweep over de “”EU-elite””, wat veel venijneriger klinkt. Daarmee worden de Brusselse instellingen en hun aanhangers in de hoek geduwd van wereldvreemde bloedzuigers. Het anti-Europese sentiment werkt helaas door naar de middenpartijen in de Nederlandse politiek. De VVD is slapjes: “”Europa waar nodig””. Het moet zijn: “”Europa vooral nodig””.  De anti-Europese partijen zouden Europawijd volgend jaar zo sterk uit de bus kunnen komen dat het vinden van werkbare meerderheden in het EP een lastig karwei wordt. Je mag hopen dat de partijen van het centrum zich te weer zullen stellen tegen het populisme en er niet tegenaan gaan schurken in de hoop electoraal verlies te beperken. Op  termijn zou zo’n houding “”self defeating””zijn. Zonder constructieve meerderheden in het EP wordt wetgeving onmogelijk en de Unie een “”lame duck””. De ontwrichtende werking van de populisten kan dodelijk zijn voor de Europese integratie.

Vier: De Unie vertoont een  vermoeidheid en futloosheid ten opzichte van de buitenwereld. Dat slaat op  het beleid ten aanzien van de zgn. BRICS; de EU verliest aan invloed in de wereld vergeleken met de opkomende economieen van b.v. China, India en  Brazilie . Wellicht een  onvermijdelijk proces maar het moet niet de vorm aannemen van een lijdzaam laten wegglijden van Europa. Er  is ook malaise  ten aanzien van landen in de naaste oostelijke en zuidelijke omgeving. Gedane beloften t.a.v. de uitbreiding van de EU worden op een laag pitje gezet. Het elan dat oprees na de  ineenstorting van de Sovjet-Unie en dat de hereniging van Duitsland en Europa mogelijk maakte is uitgeblust. Nog meer nieuwe lidstaten?  Kunnen we dat aan? Waar is de grens? Is een tsunami van Turkse arbeiders in de hand te houden? Verschillende kandidaat-lidstaten kloppen, meer of minder luid,  op de deur: Montenegro, Macedonie, Servie, IJsland. Leidt uitbreiding van het ledental niet tot verwatering? Is het in dit verban niet opvallend dat de grote voorstanders van uitbreiding, de  Britten met name, dezelfden zijn die de Unie willen terugdraaien tot een markt of – nog minder – een vrijhandelszone? Vermoeidheid geldt ook het zgn. nabuurschapsbeleid. Het Eastern Partnership – zes landen aan de Oostgrens van de Unie --kreeg al een dreun toen Armenie zijn betrekkingen met de EU een herorientatie gaf richting Moskou. Maken we ons werkelijk druk over de protesten in de Oekraine tegen het afblazen door de pro-Russische president Janoekovitsj van een samenwerkingsakkoord met de EU.?  De verwelkoming van de“”Arab Spring””, wat is daarvan over?  In Libie en Syrie laat de EU het af weten.

This time is different?

Dat is “the State of the Union””.   Niet opwekkend. Terug naar de vraag aan het begin: wat mogen we van de Europese verkiezingen verwachten? Het zou funest zijn het perspectief uitsluitend   te laten bepalen door de strijd tussen populisten en constructieve democraten, tussen anti-Europeanen en die kiezers die de notie van Europese integratie en samenwerking, met alle mogelijke schakeringen, blijven steunen. De democratie in Europa moet meer te bieden hebben.

Je hoort in Brussel de mantra “”This time it is different””. Hoezo? In het EP is de gedachte ontstaan om  de regie bij de aanwijzing van de nieuwe Voorzitter van de  Europese Commissie aan het Parlement te trekken. De nieuwe fractievoorzitters na de verkiezingen gaan daarbij voorop. Eind 1914 treedt de huidige Commissie terug. Volgens het EU-Verdrag draagt de Europese Raad (de chefs) een kandidaat-Commissievoorzitter voor die vervolgens  door het EP moet worden gekozen. Wijst het Parlement de kandidaat af dan moet de Europese Raad met een nieuw voorstel komen etc. Het EP wil nu bereiken dat de voordracht van de Europese Raad de voorkeur van het Parlement volgt. De procedure wordt op zijn kop gezet. Het is een machtsgreep van het Parlement. Wie moet de nieuwe Voorzitter van de Europese Commissie worden? Een aantal partijen gaat de verkiezingscampagne in met een eigen kandidaat voor die post. De Europese socialisten komen met de Duitser Martin Schulz, die op dit moment Parlementsvoorzitter is. Een geduchte kandidaat die echter door verscheidene geestverwante partijen niet wordt gesteund, waaronder de Britse Labourpartij en de Nederlandse Partij van de Arbeid. Bij de Europese liberalen lopen zich warm de zeer eurofederalistische Belg Verhofstadt en de eerder genoemde Fin Rehn. Rutte steunt – als VVD-leider -- Verhofstadt; hij vindt de federale opstelling van de Belg kennelijk niet bezwaarlijk dan wel ongevaarlijk. Is dat niet een tikkeltje denigrerend richting Verhofstadt? De Europese Volkspartij wijst een kandidaat aan begin maart 2014 op haar congres in Dublin. Daar gingen in het geruchtencircuit al de namen rond van de Poolse premier Donald Tusk, de Franse eurocommissaris Michel Barnier en de Luxemburgse eurocommissaris Viviane Reding.

Wat gaat het Parlement met zijn grotere macht doen? Zijn “”grip”” op de Commissie uitbouwen? De Commissie pressen om initiatieven van het Parlement in ontwerpwetgeving neer te leggen? Druk uitoefenen op de Voorzitter om niet goed functionerende commissarissen tot opstappen te bewegen? De bestaande desbetreffende verdragsbepaling werd tot dusver nog niet toegepast, maar dat zou kunnen veranderen. Maar vooral moet het Parlement erop letten dat de Europese Commissie haar  gloednieuwe supervisie- en sanctiebevoegdheden daadwerkelijk gaat toepassen. De “”economic governance”” mag niet  in een democratisch vacuum rondzweven.

Hemelbestormend is het bovenstaande niet. Er is nog  genoeg te wensen over. Het blijft een raar fenomeen  dat het optreden van de Europese Raad (de chefs) ongrijpbaar blijft. En dat terwijl dat lichaam het belangrijkste orgaan van de Unie is geworden. Premier Rutte  doorstaat  gemakkelijk elk Kamerdebat met een verwijzing naar de noodzaak van Europese besluitvorming in de huidige crisissituatie. Zijn tekst van de donderdag vóór een Europese Raad verschilt nogal eens van zijn tekst op de dinsdag erna.

Nationale parlementen nauwer betrekken bij Europa? Twee benaderingen

Er is veel discussie over de noodzaak de nationale parlementen nauwer bij het Europese werk te betrekken. Dat is een uitstekend idee. Men moet echter weten wat men wil. Er zijn nl. twee benaderingen mogelijk. De eerste mikt op meer rechtstreekse invloed van de nationale parlementen op het Brusselse werk. Gewezen wordt b.v. op de procedures met gele en oranjekaarten, bedoeld om slecht doordachte of overbodig geachte wetgeving af te stoppen. Nadeel van die aanpak is dat het samenwerking vereist tussen de nationale parlementen om blokkerende meerderheden te vormen. Dat is een helse opgave die in de praktijk slechts bij uitzondering zal kunnen worden volbracht. Een tweede lijn is een beter toezicht van het nationale parlement op het werk van de eigen bewindslieden in Brussel. Die biedt meer perspectief. Meer engagement van b.v. de Tweede Kamer zou het kennisniveau van de Kamerleden verhogen; geen overbodige luxe. Een goed middel is het aanwijzen van vaste parlementaire rapporteurs bij belangrijke thema’s. Zij bouwen een expertise op die hen en hun medeleden in staat stelt adequaat tegenspel te bieden aan  de eigen nationale bewindspersoon. De Tweede Kamer heeft goede ervaringen opgedaan met rapporteur Pieter Omtzigt voor  het pensioenstelsel. Contact tussen geestverwante leden van EP en nationale parlementen is wenselijk en gelukkig groeiende.

Het zijn maar bescheiden kanttekeningen maar misschien bruikbare handreikingen om de Europese integratie en samenwerking in de komende jaren te stutten, te behouden en hopelijk te versterken.

 

*Jean Penders, is historicus en oud-lid Europees Parlement voor Europese Volkspartij en CDA.