Civis Mundi Digitaal #22
Wim Couwenberg
Kort geleden stapte de Amerikaanse jurist Steven M. Wise namens een groep Amerikaanse dieren activisten naar de rechter in New York om de opsluiting van een chimpansee onrechtmatig te verklaren. Een chimpansee is volgens deze jurist een persoon. En een persoon mag je niet zomaar opsluiten. De Nederlandse filosoof Erno Eskens onderschrijft dat.[1] Als een chimpansee als persoon erkend word, in de aangespannen rechtszaak, krijgt die daarmee de status van een rechtssubject. En daarmee kunnen soortgelijke dieren als olifanten, dolfijnen, varkens enzovoorts niet langer zomaar opgesloten worden, aldus deze Nederlandse filosoof. Moeten muizen dan ook als personen erkend worden, reageert hierop dierenarts en oud Tweede Kamer lid Henk-Jan Ormel. Want muizen zijn genetisch ook nauw verwant met de mens. En het eten van varkens - en soortgelijk dierlijk vlees wordt dan ook heel problematisch. Dieren zijn geen mensen, concludeert Ormel in zijn reactie. Een open deur zou je nog altijd zeggen.
Speciesisme nieuwe vorm van discriminatie?
Eskens roert hiermee een fundamentele rechtsvraag aan, die in de lijn ligt van de vraag wat de mens in wezen van het dier onderscheidt. Van een theoretische kwestie wordt die vraag zodoende een praktische rechtsvraag die al enige tijd aan de orde is in het kader van de strijd voor een Verklaring van de rechten van het Dier. Al sinds Darwin staat de vraag ter discussie wat de evolutie theorie van Darwin betekent voor de veronderstelde speciale status van de mens.[2] De voorstanders van juist genoemde Verklaring zijn onmiskenbaar geneigd de mens van zijn traditionele voetstuk te halen en in principe op één lijn te stellen met het dier. Hiervan uitgaande kritiseren zij het eenzijdige denken in termen van mensenrechten als vorm van discriminatie, want het ongerechtvaardigd bevoorrechten van de eigen soort ten nadele van andere soorten van levende wezens (speciesisme). In aansluiting hierop zetten zij zich in voor de erkenning van de rechten van het dier en parallel aan de Verklaring van de Rechten van de Mens voor een Verklaring van de Rechten van het Dier. Maar is het op één lijn stellen van mens en dier niet in strijd met de moderne humanistische mensopvatting die zoals bekend ten grondslag ligt aan het concept van de mensenrechten?
Progressieve visie op de evolutie
Ik ben geneigd de evolutie op te vatten als een opstijging van lagere naar hogere, meer complexe en daardoor meer bewuste en vitale levensvormen. Evolutie, aanvankelijk geheel gedetermineerd, krijgt met de menswording van het universum het karakter van een groei naar en van handelingsvrijheid en zodoende een morele dimensie. Zij wordt een bewuste evolutie. In de hiërarchische opbouw van het leven staat de mens als meest complexe soort aan de top van de evolutie. In de geest van Hobbes kan men het verschil tussen mens en dier in juridisch opzicht formuleren in deze zin dat de dierenwereld is blijven steken in de natuurtoestand (status belli), met het recht van de sterkste als resultaat, terwijl de mens zich dankzij de vermogens waarmee hij zich van het dier onderscheidt (rede en vrije wil) boven die natuurtoestand uitgewerkt heeft en een status civilis gecreëerd heeft met een rechtsorde en rechtsstaat die het recht van de sterkste niet geëlimineerd, maar wel aan banden gelegd heeft.
In die progressieve visie op de evolutie valt, zonder het onderscheid tussen mens en dier in principe uit te wissen, evenzeer een respectvol omgaan met lagere, dus minder complexe levensvormen zoals dieren te funderen, namelijk in de zin van zorgverplichtingen van de mens t.o.v. dieren. Als zodanig zou dat ondergebracht kunnen worden in een Verklaring van de Plichten van de Mens. In Nederland is inmiddels in de Tweede Kamer een wetsvoorstel aanhangig om dierenrechten op te nemen in de grondwet. Naar Nederlands recht zijn dieren echter geen rechtssubjecten maar bijzondere rechtsobjecten, die als zodanig bijzondere zorg vergen, zoals de Raad van State te dien aanzien stelt.[3] In antwoord hierop is een grondwettelijk verankerde zorgplicht van de overheid voorgesteld maar wel ingekleed als sociaal grondrecht, op grond waarvan dieren het recht hebben op een overheid die toeziet op hun welzijn. Dit blijft juridisch een vreemde constructie en kan ook alleen bedoeld zijn voor een bepaalde categorie dieren. In de wet Dieren worden dieren omschreven als levende wezens met een eigen intrinsieke waarde. Vandaar de plicht van de overheid toe te zijn op de behartiging van het welzijn van dieren, maar dan wel als bijzonder rechtsobject.