Civis Mundi Digitaal #22
Op 17 december jongstleden organiseerde Felix Sofie een boeiend programma over de vraag wat cynisme eigenlijk is. Wat onderscheidt het met name van politiek realisme, kritisch denken, cultuur pessimisme en zwart kijkerij? Dat is een relevante vraag die alles te maken heeft met deze tijd waarin in verband met de vertrouwenscrisis tussen politieke klasse en burgers aan de basis een grote mate van politiek cynisme onder burgers wordt gesignaleerd. Ik beperk mij in dit verband tot de vraag wat politiek cynisme eigenlijk van politiek realisme onderscheidt. Dat hangt af van de vraag hoe we politiek cynisme omschrijven.
Tijdens de Fortuynrevolte in Nederland is dat cynisme door critici van Fortuyn al opgemerkt. In het Nationaal Kiezersonderzoek van het Centraal Bureau voor de Statistiek van augustus 2008 is verdere toename ervan geconstateerd. Ook de revolte van PVV-leider Wilders wordt daarmee in verband gebracht. Tijdens de Fortuyn-revolte werd dat cynisme gerelateerd aan opvattingen onder burgers als het beamen dat politici vaak tegen beter weten in meer beloven dan zij kunnen waarmaken, vooral uit zijn op eigen belang en carrière eerder maken door te netwerken dan op grond van eigen bekwaamheden. Maar valt dat met een beroep op Machiavelli, de geestelijke vader van het politiek realisme, niet met evenveel recht te duiden als uiting van politiek realisme? Gerichtheid op eigen belang als feitelijk politiek gedrag is theoretisch onderbouwd in de bekende neoliberale economische keuze (public choice)-theorie. Ieder die in enigerlei staatsfunctie optreedt streeft in die theorie naar maximalisatie van eigen nut, in politicis dus naar maximalisatie van de eigen machtspositie met de juiste marketing en beeldvorming als instrument. Op de uitgangspunten en methode van die theorie, die dezelfde zijn als die van de economische wetenschapsbeoefening in het algemeen, is wel de nodige kritiek geleverd, maar als een typische uiting van politiek cynisme is zij niet bestreden. Dit is evenmin het geval met het heersende positivistische denken in de sociale en rechtswetenschappen, dat het algemeen belang tot politieke of juridische fictie gereduceerd heeft, en met andere moderne machtstheorieën, zoals de elitetheorie van Mosca, Pareto en anderen.
In het marxisme wordt de democratische rechtsstaat zoals bekend voorgesteld als een ideologische façade waarachter de heerschappij en de belangen van de kapitalistische klasse schuilgaan. Dat beleefde in de jaren ’60 en ’70 een reveil als maatschappijkritische theorie omdat het een beter inzicht zou geven in de werkelijke gang van zaken in onze democratisch geheten samenleving. En dat werd evenmin als politieke cynisme ervaren en bestreden. Wat in dit verband primair aan de orde is, is derhalve de vraag wat het verschil is tussen politiek cynisme dat in het algemeen als negatief te duiden politiek fenomeen geldt, en politiek realisme als een in de politieke filosofie en politieke wetenschappen bekende en erkende manier om politiek gedrag te percipiëren en te verklaren.
S.W.C.