Civis Mundi Digitaal #22
Bespreking van: Hoofddoek hoofdzonde? Pluralisme en neutraliteit in de seculiere samenleving Uitgeverij Pelckmans, Kalmthout, Belgie, 2013
Bespreking van: Hoofddoek hoofdzonde? Pluralisme en neutraliteit in de seculiere samenleving Uitgeverij Pelckmans, Kalmthout, Belgie, 2013
Naar aanleiding van de commotie over het hoofddoekenverbod wordt in dit boekje door een aantal Vlaamse intellectuele nagedacht over de toekomst van de seculiere samenleving. De reflectie daarover wordt in- en uit geleid door de Vlaamse filosoof Ludo Abicht, jarenlang medewerker ook van Civis Mundi. Met de invasie van omvangrijke groepen orthodoxe moslims in Europa is de mate waarin het principe van de scheiding van kerk en staat als modern constitutioneel rechtsprincipe is doorgevoerd, op radicale of meer gematigde wijze, opnieuw een punt van politieke discussie en strijd geworden. Een tweetal tendenties strijdt daarin om de voorrang: een neiging godsdienst in de geest van het liberale concept van de religieus-neutrale staat consequent te reduceren tot een privé-zaak en daar tegenover een neiging de maatschappelijke functie van religier meer te erkennen en te benutten ook bij het streven naar integratie van moslims. De eerste tendentie wordt wel de republikeinse vorm van secularisme genoemd. Bij de tweede wordt uitgegaan van een pluralistisch model van secularisme met ruimte ook voor het tonen van de diversiteit van religies naar buiten toe. Religie/levensbeschouwing wordt daarmee dus iets dat niet helemaal teruggedrongen wordt in de privé-sfeer.
Het is een onderscheid dat parallel loopt met dat tussen een radicale en een gematigde opvatting van de Verlichting die de historische achtergrond vormt van de discussie. Het meeste grondig wordt deze problematiek in dit boekje uitgediept door de Vlaamse filosoof Guido van Heeswijck, hoogleraar aan de universiteit van Antwerpen. Die introduceert in deze discussie het onderscheid tussen de ethische principes van een seculaire samenleving als bevordering van wederzijds respect en gewetensvrijheid en institutionele principes als scheiding van kerk en staat en neutraliteit van de staat als middelen ter waarborging van die ethische principes. Uitgaande van dat wederzijdse respect als ethisch principe gaat de auteur ervan uit dat de ander niet gekwetst mag worden. De vraag rijst daarbij of er dan nog wel voldoende ruimte blijft voor religiekritiek. Want die kan makkelijk als kwetsend ervaren worden. Maar verderop in zijn essay verzet hij zich tegen een inhoudelijke drooglegging van de levensbeschouwelijke discussie en vraagt hij juist ruimte voor een confrontatie van ideeën. Hoe dit te combineren met dat wederzijdse respect als ethisch principe dat kwetsen van elkaar uitsluit?
De gemeenschappelijke teneur van dit boekje is een bestrijding van de seculiere kramp die in de discussie over al of niet een hoofddoekenverbod geslopen is. Dat lijkt mij alleszins het overwegen waard.
S.W.C.