Reactie op ‘De biologische oorsprong van het recht’

Civis Mundi Digitaal #23

door Arie-Jan Kwak

Reactie op ‘De biologische oorsprong van het recht’

Arie-Jan Kwak, Universiteit Leiden

Wat zijn die vergaande consequenties voor het recht?

Het afleiden van normen uit biologische feiten zou één van de belangrijkste kwesties in het recht moeten zijn omdat dit vergaande consequenties heeft voor het draagvlak van de rechtsstaat, het internationale recht en de Europese integratie. Dat is de prikkelende stelling van Henk Verhoeven in zijn stuk ‘De biologische oorsprong van ethiek, moraal en recht.’ Vergaande consequenties! Dan is de gemiddelde jurist en rechtswetenschapper wel geïnteresseerd. Wat zijn de vergaande consequenties voor het recht van de wetenschap dat de mens het product is van miljoenen jaren biologische evolutie voor het recht?

Als de jurist hier al niet door geboeid is, dan zullen de anekdotes over de sociale natuur van andere diersoorten, en het daarmee samenhangende gedrag dat duidt op rechtvaardigheids- en wraakgevoelens bij in het bijzonder mensapen, zijn aandacht wel vasthouden. Altijd leuk die verhalen over verontwaardigde kapucijnapen, niet menselijks is hen vreemd. Zelf ben ik ook een groot liefhebber van de boeken van Frans de Waal waarin het gedrag van de chimpansees die hij bestudeert veel menselijke trekjes vertoont. Het bevestigt dat eigenschappen die we geneigd zijn als uniek menselijk te beschouwen, helemaal niet uniek zijn. Het zou vanuit een evolutionair-biologisch perspectief ook een groot wonder zijn als de mens volstrekt uniek is. Sterker nog, het zou een falsificatie zijn van het hele wetenschappelijke paradigma van de evolutiebiologie.

Wat leren we nu van deze vergelijkingen, en van de toenemende kennis over de evolutie die de menselijke soort heeft doorgemaakt, over de mens? We leren dat hij een sociale natuur heeft, dat hij niet alleen kan overleven en geneigd is tot samenleven en samenwerken met andere mensen.  We zijn zelfs in staat om ons in te leven in anderen en ons eigenbelang ondergeschikt te maken aan de belangen van anderen. We zijn, kortom, in staat tot moreel gedrag. Frans de Waal toont ons onder meer in zijn boek The Age of Empathy: Nature’s Lessons for a Kinder Society dat ook deze eigenschappen niet typisch en exclusief menselijk zijn. De evolutie heeft meer diersoorten geproduceerd die hiertoe in staat zijn.

Maar wat zijn nu de vergaande consequenties van deze inzichten voor het recht? Al die anekdotes zijn leuk en aardig maar het wordt pas spannend als Verhoeven een eigenschap bespreekt die ook al heel lang geacht wordt typisch menselijk te zijn: de rede. De mens is het redelijke dier, zei Aristoteles, de rede is zelfs het onderscheidende kenmerk van de mens. Nu wordt het voor juristen en rechtswetenschappers interessant. Het recht kan worden beschouwd als een geheel van goede redenen voor handelen, een vooronderstelling in ieder rechtssysteem is ook dat alle burgers die deel uitmaken van de rechtsgemeenschap in staat zijn om zich redelijk en billijk, oftewel verantwoordelijk, te gedragen en dus in staat zijn om de redenen om het recht te gehoorzamen af te wegen tegen de redenen om dat niet te doen.

Maar nu raken juristen in de war van Verhoevens betoog. Volgens Verhoeven beschouwen juristen de rede als een “autonome deugd” en deze autonome rede is volgens juristen vervolgens het fundament onder ons rechtssysteem. Echt waar? Ik denk dat de meeste lezers zich hier niet in herkennen. Wie zegt dit eigenlijk? Ronald Dworkin? Als Dworkin dit al beweert (en ik bestrijd in ieder geval dat hij dat in deze simpele, al te simpele vorm doet) dan is het maar de vraag of hij daarmee een onder juristen en rechtswetenschappers algemeen gedeelde opvatting vertolkt. Maar de werkelijke vraag is natuurlijk: hebben we dit idee van de rede als een “autonome entiteit”, dat wil zeggen als een vermogen van het menselijk brein om zelfstandig tot het bepalen van waarden en normen te komen, in het recht nodig? Is dit vermogen tot autonome rede het vanzelfsprekende fundament van ons recht?

Je kunt in zijn algemeenheid zeggen dat het recht redelijkheid en billijkheid veronderstelt als (meest) algemene norm voor de interactie van burgers onderling, en als algemene norm voor de manier waarop de overheid de burger behandelt. Maar dit kan volledig begrepen worden in termen van een instrumentele (en dus niet autonome) redelijkheidsconceptie. Burgers en overheden hebben behoeften, belangen, waarden, normen en levensdoelen (en die kunnen ten diepste het product zijn van emoties en instincten die een biologisch-evolutionaire oorsprong hebben) het recht eist alleen maar dat ze enigszins verstandig handelen en enigszins rekening houden met de behoeften, belangen, waarden, normen en levensdoelen van anderen. Dat de burger hiertoe überhaupt in staat is, laat zich heel goed verklaren door de sociale natuur van de mens. Niet door zijn “autonome rede”; dat idee hebben we niet nodig. Ik heb ook nog nooit een jurist horen beweren dat de autonome rede in deze zin het fundament is van het recht.

Wat is de kritische potentie van recente evolutie– biologische inzichten

Maar als we de discussie op dit abstracte niveau voeren dan wordt het eigenlijk niet echt interessant. De belangrijke vraag is wat de kritische potentie van recente evolutie-biologische inzichten voor het recht precies is. Welke concrete rechtsregels en welke concrete rechterlijke uitspraken zijn niet in overeenstemming te brengen met de huidige stand van de wetenschap? Welke wettelijke of verdragsrechtelijke regels moeten precies worden veranderd? Welke rechters hebben wetenschappelijk onverantwoorde beslissingen genomen omdat ze “de trein hebben gemist”? Als we hier over nadenken, dan betreden we pas echt het terrein van de jurist en de rechtswetenschapper, en nu blijkt ook hoe weinig we feitelijk hebben aan de evolutiebiologie. Het valt nog niet mee om echt concrete kritiek op het recht, en de professionals van het recht, af te leiden uit de zeer algemene inzichten dat de mens een sociale natuur heeft en dat zijn motieven ten diepste evolutionair biologisch zijn bepaald.

Het zou trouwens ook heel merkwaardig zijn als we zouden constateren dat het recht als product van de menselijke natuur, helemaal niet zou stroken met de menselijke natuur. Als Henk Verhoeven dit daadwerkelijk beweert dan biedt zijn betoog goede redenen om de metafysische en religieuze opvattingen over de oorsprong van de menselijke rede en de menselijke samenleving serieus te nemen. Iedere werkelijk diepgaande afwijking van wetenschappelijke inzichten over onze biologische constitutie komt neer op een soort Godsbewijs. Maar we gaan echt geen Godsbewijzen aantreffen als we het recht werkelijk op een concreet niveau gaan bestuderen. En we gaan ook de veronderstelling van een autonome, metafysisch gefundeerde rede in het recht niet tegenkomen. We zullen hoogstwaarschijnlijk kunnen concluderen dat evolutionair-biologische inzichten geen vergaande consequenties hebben voor de bestudering en de toepassing van het recht.

Wat wel vergaande consequenties zou hebben, is het volgende. De wetenschap leert ons volgens Verhoeven dat ons handelen door emoties wordt bepaald, en dat emoties op hun beurt weer worden bepaald door evolutionair tot stand gekomen instincten. De cruciale vraag is: wordt ons handelen volledig causaal bepaalt door deze diepere krachten, of heeft de (instrumentele) rede nog enige invloed? Verhoeven suggereert dat de rede wel degelijk invloed heeft, maar hij kan daar natuurlijk geen wetenschappelijk verantwoorde argumentatie voor geven. Net zo min als voor het tegendeel, trouwens. We zien een brein, we zien menselijk handelen, wat precies de relatie is tussen de processen in het brein en het menselijk handelen, is nog steeds in hoge mate een mysterie. Iedere wetenschapper die beweert dat dit niet zo is, moeten we wantrouwen. Er zijn legio theorieën en hypothesen, maar om te zeggen dat de wetenschap hier echt betrouwbare kennis heeft opgeleverd, is een onwetenschappelijke bewering. (Het is überhaupt onwetenschappelijk om absolute uitspraken te doen, wetenschapper komen nooit verder dan een hoge mate van waarschijnlijkheid.)

Ons idee van menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid een illusie?

Wat sommige wetenschappelijke theorieën en hypothesen over de menselijke natuur echter zo spectaculair maakt is vooral dat onze diepgewortelde overtuigingen over menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid als een illusie worden ontmaskerd. Onze voorgeprogrammeerde instincten bepalen ons handelen, niet onze bewuste redelijke af- en overwegingen. De mens is een volledig causaal vanuit zijn instincten en emoties bepaald wezen, een machine die een evolutionair in de hardware vastgelegd programma afdraait; het verhaal dat de mens over zijn vrijheid en verantwoordelijkheid aan zichzelf vertelt is een, wellicht tragisch, maar eigenlijk pathetisch waandenkbeeld. Wat nou vrijheid:  de rede is een slaaf van onze hartstochten. Sterker nog, de rede als leidsman van de vrije wil bestaat helemaal niet!

Kijk, dit heeft inderdaad daadwerkelijk vergaande consequenties voor het recht zoals wij dat kennen en zoals rechtswetenschappers het bestuderen. Als we dit inzicht consequent als uitgangspunt zouden nemen voor een hervorming van het bestaande rechtssysteem dan zou er uiteindelijk iets overblijven dat zich op geen enkele manier meer als recht laat herkennen. Als we dit inzicht als uitgangspunt zouden nemen van een hervorming van onze hele cultuur en samenleving, als we consequent op basis van dit inzicht met elkaar zouden gaan samenleven en samenwerken, dan zou er uiteindelijk helemaal niets meer overblijven van wat wij nog als cultuur en samenleving zouden herkennen. Ik denk dat de consequenties zo ongelofelijk vergaand zijn, dat we ons moeten afvragen of er niet iets mis is gegaan in de redenering…

Het fundamentele idee van de redelijke, en dus verantwoordelijke mens, is de keerzijde van het idee dat de mens vrij is om er voor te kiezen om op grond van goede redenen te handelen en om slechte redenen als zodanig te herkennen en gedrag op grond van slechte redenen te mijden. Vrijheid en verantwoordelijkheid en dus redelijkheid; dit drietal begrippen maken deel uit van de axioma’s van een modern rechtssysteem. Het idee van de “autonome rede” krijgt in deze context pas concreet betekenis. Het is het idee dat het bewust of onbewust redelijk afwegen van de verschillende handelingsalternatieven een toegevoegde waarde heeft, en het handelen uiteindelijk mede bepaalt. De rede is net zo instrumenteel aan de diepste biologische behoeften en belangen van de mens als zijn andere eigenschappen. Maar de rede is in die zin “autonoom” dat het een afzonderlijke rol speelt in het bepalen van het uiteindelijke handelen.

Vrijheid bestaat echter volgens de moderne wetenschap niet, als we in het menselijke brein kijken dan zien we geen vrije wil. Het idee van vrijheid is door en door onwetenschappelijk en als het recht van een dergelijk metafysische (of religieus?) idee uitgaat dan ligt het voor de hand om het recht in een lijn te brengen met de natuur, en niet andersom, want dan blijven we tegen de stroom in zwemmen. Het recht zal dan inderdaad diepgaand hervormd moeten worden. Dit inzicht heeft daadwerkelijk vergaande consequenties voor het recht en de juridische instituties.

Vergaande consequenties juridisch getoetst

Voor goed begrip, Verhoeven beweert niet dat vrijheid niet bestaat en dat de rede geen enkele invloed heeft op ons handelen. Verhoeven suggereert echter wel dat het strafrecht op de schop moet en die suggestie krijgt pas echt tanden als hij inderdaad de aan het strafrecht ten grondslag liggende idee van menselijke vrijheid en verantwoordelijkheid als onwetenschappelijk van tafel schuift. Wat zijn de vergaande consequenties? Ik zal (enigszins polemisch) proberen te schetsen wat hier op het spel staat.

Vroeger werden er dieren berecht en vervolgens gestraft (meestal ter dood gebracht), maar tegenwoordig kennen we een zogenaamd schuldstrafrecht waar als uitgangspunt geldt dat we alleen straffen opleggen als de dader schuld heeft aan het strafbare feit. Dieren kunnen niet in vrijheid kiezen om het goede te doen en het kwade na te laten, het dierlijke gedrag is volledig bepaald door de instincten. Berechten en straffen lijkt dan onzin. Met betrekking tot mensen, vinden we het niet rechtvaardig om een straf op te leggen aan iemand die niet in staat is om zelfstandig zijn wil te bepalen, bijvoorbeeld omdat hij of zij gestoord is in zijn geestvermogens (en dus niet redelijk en verantwoordelijk kan handelen). We straffen alleen daders die toerekeningsvatbaar zijn, aan wie we verwijten dat ze niet voor het goede maar voor het kwade hebben gekozen. Straffen dient de vergelding en preventie, maar als de dader niet vrij was in zijn handelen, dan vergelden we de daad niet. Dat vinden we onmenselijk. Straffen dient in zo een situatie ook de preventie van strafbare feiten niet.

De wetenschapper vertelt ons nu echter dat we eigenlijk, ondanks alle mooie verhalen, in het strafrecht feitelijk alleen maar dierenprocessen aan het voeren zijn. Dat roept heel veel vragen op: waar staat de evolutiebioloog in deze discussie precies?

In het privaatrecht geldt het uitgangspunt dat een ieder vrij en gelijk is, en dat het recht de instrumenten biedt voor een vrije ontplooiing van de individuele persoon. Voor die ontplooiing hebben we anderen nodig, de mens is een groepsdier die geneigd is samen te werken en samen te leven, en in het bijzonder de overeenkomst biedt de mogelijkheid om deze samenwerking zelf vorm en een zekere duurzaamheid te geven. Voor de vrije ontplooiing van de individuele mens wordt ook eigendom van groot belang geacht, en de overeenkomst biedt, naast het zelf maken, de mogelijkheid om eigendommen te verwerven. Contractuele verplichtingen die echter tot stand zijn gekomen onder invloed van bedrog door de wederpartij, of door misbruik van omstandigheden door de wederpartij, of waarbij de wederpartij gebruik heeft gemaakt van het feit dat andere partij dwaalde over de precieze inhoud van deze verplichtingen, zijn vernietigbaar. De bedrogene, de misbruikte, de dwalende wilde de overeenkomst om de verkeerde redenen, zijn wil is gebrekkig tot stand gekomen zegt de wet, en we bevrijden zo iemand dus van het contract.

Nog duidelijker: als iemand (al dan niet tijdelijk) gestoord is in zijn geestvermogens tijdens het afsluiten van het contract dan houden we hem of haar er ook niet aan de contractuele verplichtingen. Die persoon heeft tijdens het contracteren zijn wil niet in vrijheid kunnen bepalen, heeft niet de redelijke afweging kunnen maken of dit contract voor hem of haar voordelig is of niet. De wederpartij maakt deze geestelijk gestoorde feitelijk tot zijn slaaf als hij deze aan het contract wil houden. Leert de evolutionair bioloog ons echter niet dat we eigenlijk allemaal elkaars slaven zijn? We zijn niet alleen slaaf van onze hartstochten en, dieper nog, van onze instincten, we zijn ook slaven in onze onderlinge verhoudingen omdat er geen sprake is van een vrije wil; dat we überhaupt in vrijheid onze wil kunnen bepalen over het al dan niet aangaan van contractuele verplichtingen is een illusie. Dat roept nogal wat moeilijke vragen op: Waar staat de evolutiebioloog in deze discussie precies?

Ik ga nog een stapje verder. Als menselijke vrijheid een illusie is, en de mens van de vampiervleermuizen kan leren dat hij niet alleen moet samenwerken maar eerlijk moet delen, dan is het toch wel heel erg jammer dat het communistische experiment in het voormalige Oostblok zo vroegtijdig is afgebroken. De communisten probeerden de sociale (natuurlijke) burger de ruimte te geven, en de asociale individuen (feitelijk tegennatuurlijk) te helpen alsnog hun sociale natuur ontwikkelen. Waarom vinden wij het echter mensonwaardig dat deze mensen daartoe tot in hun eigen huis dag en nacht werden bespioneerd en zelfs in heropvoedingskampen werden opgesloten? Staan wij Westerse liberalen en kapitalisten met al onze ideologische praatjes over individuele vrijheid en verantwoordelijkheid niet eigenlijk aan de verkeerde kant van de geschiedenis? Wereldwijd vinden nog steeds erg veel mensen dat het idee van mensenrechten dat wij aan hen opdringen is gebaseerd op een asociaal mensbeeld. Waar staat de evolutiebioloog in deze discussie precies?

En over tegennatuurlijk gesproken. Wereldwijd worden homoseksuelen gediscrimineerd, vernederd, onderdrukt en vervolgd. Welk evolutie-biologisch verhaal laat zich verbinden met onze oprechte morele overtuiging (die hoogstwaarschijnlijk niet volledig het product is van onze diepste instincten en emoties) dat deze mensen het niet verdienen om onderdrukt en vervolgd te worden? Wereldwijd bieden religies de legitimatie voor de onderdrukking en zelfs volledige uitroeiing van homoseksualiteit. Deze legitimatie gaat vaak uit van het idee dat homoseksualiteit het menselijk voortbestaan bedreigt omdat seks de voortplanting dient, en homoseksualiteit alleen al daarom als tegennatuurlijk moet worden bestreden. Dit roept allerlei moeilijke vragen op. Is er evolutie-biologisch iets in te brengen tegen deze religieuze opvattingen? Hoe kan homoseksualiteit eigenlijk ontstaan? Als eigenschappen soms biologisch disfunctioneel zijn, waarom zouden we dan normen moeten ontlenen aan biologische functies? En als eigenschappen soms biologisch disfunctioneel zijn, hebben we dan niet een criterium nodig om hier onderscheid te maken? Is het feit dat homoseksualiteit de voortplanting niet dient, überhaupt eigenlijk moreel relevant? Met andere woorden, waar staan evolutiebiologen in deze discussie?

Vrijheid, verantwoordelijkheid, redelijkheid. Ons hele recht, ons hele moraal, onze hele cultuur is er volledig van doordrongen. Zijn dit begrippen die rechtstreeks terug te voeren zijn op religie? Dat moge zo zijn. Dat is een empirische kwestie die op zich weinig tot niets zegt over de betekenis (in alle betekenissen van het woord) die deze noties in onze huidige cultuur hebben. Geeft het blijk van een gitzwart wereldbeeld? Valt wel mee eigenlijk. Hebben rechtsfilosofen en ethici de trein gemist als ze deze drie begrippen nog altijd centraal stellen als uitgangspunten van zowel de moraal als het recht? Het is misschien een gebrek aan voorstellingsvermogen, maar ik zie met geen mogelijkheid wat er nog voor als zodanig herkenbare moraal, en als zodanig herkenbaar recht, overblijft als we deze begrippen als wetenschappelijk achterhaald ter zijde stellen en onze moraal, ons recht, onze hele cultuur van een nieuw, wél wetenschappelijk fundament gaan voorzien. Al helemaal als de evolutiebiologen voor dit nieuwe fundament gaan zorgen.

Nu dit zo allemaal de revue passeert, wordt de vraag hoe deze Westerse liberale cultuur en de democratische rechtsstaat in Godsnaam heeft kunnen ontstaan wel heel pregnant. Kunnen evolutiebiologen het ontstaan van deze rechtsorde verklaren? Wat gaan we leren van de kapucijnapen en de vampiervleermuizen? Mijn interesse is gewekt, ik ben een en al oor.