Zijn wij nog nooit zo romantisch geweest als nu?

Civis Mundi Digitaal #26

door Wim Couwenberg

Bespreking van: Hans Kennepohl, Wij zijn nog nooit zo romantisch geweest, Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 2014.

Zijn wij nog nooit zo romantisch geweest als nu?

Wim Couwenberg

 

Bespreking van: Hans Kennepohl, Wij zijn nog nooit zo romantisch geweest, Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 2014.

 

Nederland als oerburgerlijk land niet romantisch aangelegd.

Dit is een boek waarin de zegetocht van de Romantiek in onze tijd centraal staat. Want Romantiek, aldus de auteur, is alomtegenwoordig. Wat Romantiek is, wordt in deel 1 kort uiteengezet. En in deel 2 wordt de alomtegenwoordigheid in geuren en kleuren geschetst, van geboorte tot dood. Dat Romantiek een emancipatorische functie vervult met persoonlijke authenticiteit als centrale waarde, wordt in deel 3 uiteengezet. En in een epiloog wordt de Romantiek tot de mainstream, ja min of meer tot de grootste religie van Nederland gepromoveerd. Dat is voorwaar een krasse uitspraak. Maar dit is geen boek met cultuurfilosofische pretenties. Het is een journalistiek essay van een auteur die zich presenteert als filosoof en journalist, en werkzaam is als artistiek leider van het Rotterdamse debatcentrum Arminius. Zo opgevat is het een aardig en vlot leesbaar essay, en het is tevens een interessant debuut als auteur.

Dat wij als Nederlanders nog nooit zo romantisch geweest zijn als nu veronderstelt een romantische achtergrond als land. Maar is die er wel? De Nederlandse cultuur was de enige in Europa die niet of nauwelijks beïnvloed is door de Romantiek. Door Duitse auteurs uit de tijd van de Romantiek werd dat al geconstateerd.[1] Het romantische verlangen is iets dat de nuchtere Nederlander vreemd is, zo merken zij op. En de bekende Duitse filosoof H. Plessner bevestigde dat op zijn beurt in zijn afscheidsrede aan de Groningse universiteit. Dat de wetenschappen die in de Romantiek ontstaan zijn, zoals de taal-, geschied- en kunstwetenschappen en volkenkunde, pas betrekkelijk laat in het Nederlandse universitaire bestel als zelfstandige disciplines zijn opgenomen, is in het licht hiervan evenmin toevallig als het feit dat romantisch hier in een politieke context geen gunstige klank heeft. Door de Groot-Nederlandse gedachte een romantisch stempel op te drukken, werd zij daarmee op subtiele wijze gedesavoueerd.

De eenheid van het Nederlandse volk ziet onze historicus Johan Huizinga bovenal gelegen in zijn burgerlijk karakter. En ondanks alle aanvallen daarop van linkse zijde is dat karakter in de kern niet aangetast. Ja, politiek links (in het bijzonder het socialisme) is zelf sterk verburgerlijkt geraakt. Die oerburgerlijke oriëntatie verklaart ook de effenheid van ons openbare leven, dat maar zwakjes rimpelt onder de wind van de grote geestesbewegingen in de geschiedenis, zoals ook de Romantiek. Onder invloed van de Romantiek voltrekt zich in de Duitse literatuur sinds de 18e en 19e eeuw een negatieve wending in het beeld van de Nederlandse burger. Hij wordt daarin als het toonbeeld van de ‘Philister’, de literaire uitbeelding van de bekrompen en benepen burgerman voorgesteld. En dat staat uiteraard haaks op een romantische achtergrond.

 

Sinds Fortuynrevolte de omslag van verlicht rationalisme en universalisme naar een cultus van emoties en nadruk op persoonlijke en nationale eigenheid

Het boek lijkt mij ook een interessant tijdsverschijnsel in deze zin dat het, na het bekende boek van Maarten Doorman, De romantische orde (2012) zo nadrukkelijk de zegetocht van de Romantiek in deze tijd in beeld brengt. En die Romantiek staat toch bekend als een tegenbeweging van de Verlichting, zoals de auteur zelf opmerkt. Tegenover de ratio en het ethisch universalisme van de Verlichting stelt de Romantiek juist het gevoel centraal, en de eigenheid van de mens als individu, en van de groepsverbanden waarvan hij deel uitmaakt, culminerend in het nationalisme, dat in de Romantiek is ontstaan en in onze tijd aan een glorieuze opmars bezig is, zoals de auteur al meteen in een proloog uit de doeken doet aan de hand van het voetbalsucces van Nederland, toen het in 2010 voor de derde keer in de finale van de wereldkampioenschappen stond.

Waarom is dat zo interessant? Omdat het zo scherp de omslag signaleert die zich sinds de eerste jaren van deze eeuw in Nederland voltrokken heeft. De Fortuyn-revolte was daarvan al meteen een politieke bevestiging. Tot dan toe bepaalde een linkse intellectuele en politieke elite, die zich graag vereenzelvigde met de universalistische en rationalistische traditie van de Verlichting, de publieke opinie, en wat al of niet politiek of cultureel correct was. Die elite ervoer de Fortuyn-revolte als een regelrechte aanval op haar intellectuele en politieke dominantie en gevoel van superioriteit. Vandaar de onverwacht intense emoties waarmee die elite zich liet meeslepen in haar stellingname tegen die meteen als populistisch verwenste revolte.[2]

Wat inderdaad kenmerkend is geworden voor onze tijd is de cultus van emoties in de publieke opinie en de publieke ruimte. De in deze tijd opgroeiende generatie geeft daarvan het meeste blijk. Er wordt zelfs gewag gemaakt van ‘emocratie’. Zoals eerder uiteengezet, gaat dat in de sociale psychologie en aanverwante vakgebieden gepaard met een ‘affectieve revolutie’. Het collectief manifesteren van emoties in de publieke ruimte als reactie op opwindende (sportieve successen, popfestivals) en tragische gebeurtenissen wordt tot een van de meest opvallende uitingen van die ‘emocratie’ gerekend.[3] Daar beleven mensen collectief hun saamhorigheid in een tijd met steeds verder doorzettende individualisering van de samenleving als eigentijdse tendens. De stille tochten, waarin die collectieve saamhorigheid bij tragische gebeurtenissen beleefd wordt, zijn als het ware seculiere processies in een geseculariseerde samenleving, op zoek naar nieuwe vormen van rouwverwerking. Het collectieve seculiere rouwvertoon bij de herdenking van de slachtoffers van de vliegramp in Oost-Oekraïne was daarvan recent een indrukwekkend voorbeeld. De bekende schrijver Arnon Grunberg  plaatste daar in Vrij Nederland wel een kritische kanttekening bij. Hij ziet in dat publieke seculiere rouwbeklag veeleer een uiting van emotioneel exhibitionisme (zie eens hoezeer wij rouwen om die slachtoffers). Hij ziet het als een plotseling opduikend nieuw cultureel verschijnsel, maar zo plotseling is dat niet. Het is een uitvloeisel van die in dit boek als romantisch gemunte cultus van emoties, als reactie op de tot voor kort toonaangevende verlichtingstraditie.

Sinds de eeuwwende is de Nederlandse politiek van die ‘emocratie’ ook in de ban geraakt. En, zo constateerde Wim Kok bij zijn afscheid als PvdA-leider in augustus 2001, daar pas ik als nuchtere Hollander niet meer in.[4] De daarop volgende Fortuynrevolte bevestigde die omslag op spectaculaire wijze. Toenmalig VVD-leider Hans Dijkstal behoorde tijdens die revolte tot de critici die zich daartegenover opwierpen als exponent van de rationele geest van de Verlichting en Fortuyns rebellie in die geest dan ook hekelden als kwalijke uiting van herlevend populisme. Dat liberalen als erfgenamen van de Verlichting staan voor rede en redelijkheid in de politiek, vindt ook VVD-coryfee Heleen Dupuis[5]. Maar als liberaal keert zij zich tegelijk tegen de in ethiek en politiek wijdverbreide miskenning van emoties als motief voor menselijk handelen, in dit geval in het bijzonder tegen de minachting voor emotionele reacties van burgers in de politiek, die neerbuigend als onderbuikgevoelens in de hoek gezet worden. Dat critici van Fortuyn bij hun bestrijding van dit plotseling opkomende dissidente politieke fenomeen eveneens gedreven werden door bepaalde emoties zullen ze bij nader inzien moeilijk kunnen ontkennen. Politiek is geen zuiver rationeel proces. Dat is natuurlijk een waarheid als een koe. Maar dat werd tijdens de Fortuynrevolte door Fortuyn-critici even buiten beeld gelaten.

 

Naast een romantische ook een neoliberale en technologische oriëntatie

Dit boek ligt geheel in de lijn van die grote culturele omslag en de cultus van emoties die daarmee gepaard gaat, en sindsdien onze tijd romantisch kleurt. Maar dat is zeker niet de enige kleur. Er is ook nog een heel andere, neoliberale kleur die daar sterk tegen afsteekt, evenals de nieuwe technologische revolutie die zich in onze tijd voltrekt, en die een hele andere geest ademt. Het maakt dat we in een heel complexe tijd leven. De Romantiek is dus zeker niet de mainstream, zoals de auteur stelt, laat staan de grootste religie.

Het boek geeft aan het slot nog een overzicht van de hoofdrolspelers van de Romantiek en hun invloed. Jean-Jacques Rousseau wordt opgevoerd als belangrijkste grondlegger. Maar Rousseau moet ten dele ook gerekend worden tot de Verlichting, zeker als politiek denker, vanwege zijn bekende leer van het sociale contract en de daarmee samenhangende ontwikkeling van de westerse democratie. En ook andere hoofdrolspelers die genoemd worden, zoals bijvoorbeeld Herder, Goethe, W. von Humboldt en Marx vallen mede tot de Verlichtingstraditie te rekenen.



[1] Zie M. van Ackeren, Das Niederlandebild im Strudel der deutschen romantischen Literatur, 1992.

[2] Zie nader S.W. Couwenberg, Opstand der burgers. De Fortuyn-revolte en het demasqué van de oude politiek. Civis Mundi jaarboek 2004, pp. 54-68.

[3] Zie o.a. R. Bodelier, Tegen de angst. Optimisme als opdracht voor de 21e eeuw, 2005.

[4] Geciteerd bij C. van Herwaarden, Fortuyn. Chaos en charisma, 2005, pp. 67 en 78

[5] H. Dupuis, Emotie, rede en vertrouwen, Liberaal Reveil, 3, 2005, p. 77