Civis Mundi Digitaal #28
Bespreking van: Cees Meijer, Jan de Quay (1901-1985). Boom Uitgevers, Amsterdam, 2014, 511 blz.
Een prachtige biografie over een bijzondere katholieke Nederlander
Wim Couwenberg
Bespreking van: Cees Meijer, Jan de Quay (1901-1985). Boom Uitgevers, Amsterdam, 2014, 511 blz.
Vroom en scrupuleus katholiek
Het is goed dat er een biografie is verschenen van Jan de Quay, voordat hij in vergetelheid raakt, zoals nu al onder jongere generaties het geval is. Daarmee komt het grootste deel van de vorige eeuw in beeld aan de hand van het leven van deze bijzondere katholieke Nederlander. Wat opvalt, is dat recensies over deze biografie zich meestal toespitsen op de rol van De Quay tijdens de oorlog, en zijn rol na de oorlog als minister-president. Maar deze biografie is veel rijker van inhoud. De perioden van de vorige eeuw, die in dit boek naar aanleiding van deze biografie aan de orde komen, heb ik zelf grotendeels meegemaakt. De meeste personen die de revue passeren, heb ik op afstand of persoonlijk gekend. Voor mij persoonlijk was deze biografie, die chronologisch is opgebouwd, dan ook buitengewoon interessant. Het is een mooie beschrijving van afkomst, familie, opvoeding en studie van De Quay als telg uit een patricisch geslacht, opgegroeid in een tijd waarin er nog sprake was van een traditionele standenmaatschappij, en waarin hij uiteraard deel uitmaakte van de maatschappelijke en intellectuele bovenlaag. Dat heeft een sterk stempel gedrukt op zijn verdere leven. Hij kwam daarbij over als een aardige en vriendelijke man, maar wel sterk paternalistisch, en op cruciale momenten heel conservatief ingesteld; met de ambitie een maatschappelijke rol te willen vervullen overeenkomstig zijn stand.
De Quay was, evenals zijn familie en gezin, ook een uitgesproken exponent van een traditioneel, vroom en scrupuleus katholicisme, met een grote eerbied voor het kerkelijk gezag, wat van beslissende invloed was op cruciale momenten in zijn carrière. Overeenkomstig de wensen van dat gezag werd hij ook vader van een groot gezin (negen kinderen). Zijn leven speelde zich af in een periode waarin katholiek Nederland bezig was zich maatschappelijk en politiek te emanciperen, en tegelijk zeer op zijn hoede voor de gevaarlijk geachte doorwerking van het oprukkende moderne leven en denken. Kerstening van de moderne wereld vanuit een zorgvuldig bewaakte katholieke zuil gold in die tijd als een cruciale christelijke opdracht. De Quay is die zuil tot het einde van zijn leven trouw gebleven, maar behoorde wel tot de schaarse geloofsgenoten die al vroegtijdig ook in nationale termen dacht en maatschappelijke contacten cultiveerde buiten zijn zuil. Dat bracht hem ertoe al in de jaren ’30 zich af te zetten tegen het toen zo rigide katholieke isolement, en zich in te zetten voor meer volkseenheid en initiatieven in die richting te steunen.
Nederlandse Unie en Nederlandse Volksbeweging
Dat heeft mede zijn rol bepaald, toen hij na de Duitse inval in 1940 met twee andere vooraanstaande Nederlanders het initiatief nam tot oprichting van de Nederlandse Unie. In de biografie wordt dat initiatief en zijn rol daarbij, en de invloed die dat op zijn verdere carrière gehad heeft, uiteraard uitgebreid besproken en geanalyseerd. In korte tijd groeide hij daardoor uit tot een nationale figuur. De voornaamste kritiek die hij daarop gekregen heeft, is dat hij als lid van het driemanschap zich te veel en te makkelijk aan het bewind van de nieuwe Duitse machthebbers aanpaste. De biograaf heeft een evenwichtig oordeel over die periode geveld. Het was achteraf beter geweest als eerst met de leiding van de oude politieke partijen hierover overleg was gepleegd. Het probleem in dit verband was wel dat De Quay veel kritiek had op die oude partijen, en op de wijze waarop zij tijdens de crisis van de jaren ’30 politiek bedreven. Dat was voor hem ook de reden om naar staatkundige hervormingen te streven. Dat hij daartoe de kans zou krijgen tijdens de bezettingstijd via de Nederlandse Unie, zoals hij hoopte, was zeker heel naïef. Maar als tegenwicht tegen de NSB in die tijd vond dit initiatief niettemin brede weerklank onder het volk, en heeft het als zodanig een nuttige politieke rol gespeeld.
De periode van zijn gijzeling door de Duitsers na het verbod en dus het einde van de Nederlandse Unie wordt terecht ook uitvoerig in beeld gebracht; belangrijk ook, omdat in die tijd het idee van de Nederlandse Volksbeweging geboren is, en daarmee een serieuze poging de als verstarrend ervaren verzuiling te doorbreken en tot meer volkseenheid te komen. Dat is de zogenaamde Doorbraakgedachte. Het is een gedachte die direct na de oorlog het meest saillant vertolkt is door de hervormde theoloog G. van der Leeuw, prominent exponent van die Doorbraakgedachte en minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschap in het kabinet-Schermerhorn. “Wij hebben van de zuilen meer dan genoeg. Want die mooie zuilen schraagden nauwelijks meer een gemeenschappelijk Nederlands dak. Het was een administratieve volkseenheid geworden en eerst de Mof heeft ons geleerd dat wij een echt volk zijn.”, zo stelde Van der Leeuw onomwonden in zijn boek Balans van Nederland (1945). Tot mijn verwondering wordt dit boek in de biografie helemaal niet genoemd.
De Quay was als prominent lid van de Nederlandse Volksbeweging nauw betrokken bij dat streven naar een grote doorbraak van oude scheidslijnen. In het voorjaar van 1945 zag hij in de totstandkoming van een Nederlandse Volksbeweging nog zijn belangrijkste doel. Eind van dat jaar was hij echter lid en zelfs bestuurslid van een nieuwe katholieke partij, de KVP. Die contradictie wordt helder uit de doeken gedaan. Het door het episcopaat gewenste herstel van de katholieke politieke eenheid gaf bij hem uiteindelijk de doorslag. De Doorbraakgedachte is daardoor geheel in dienst geraakt van de politieke ambities van de Partij van de Arbeid als politieke exponent daarvan. Na aanvankelijke mislukking is die gedachte helemaal vergeten geraakt, evenals de nauwe betrokkenheid van De Quay daarbij, en van andere kopstukken van de KVP. In het Civis Mundi jaarboek 2012 heb ik aan die gedachte nog eens herinnerd, en dat hoopvolle idee nieuw leven ingeblazen.[1]
Door zijn rol in de Nederlandse Unie en de Nederlandse Volksbeweging staat hij in de Nederlandse geschiedenis te boek als een omstreden politicus. Maar tegelijk was hij in zijn tijd ook een van de meest populaire politici. Van huis uit was hij wel veel meer een bestuurder dan een politicus. Van partijpolitiek gedoe was hij zonder meer wars. Dat droeg ongetwijfeld bij aan zijn populariteit.
Dat hij aan de Katholieke Economische Hogeschool in Tilburg van 1933 tot 1945 hoogleraar in de psychosomatiek en de bedrijfsleer (nu bedrijfskunde) is geweest, krijgt in de biografie ook de nodige aandacht, al is dat in zijn carrière geen belangrijke periode geweest. De Quay was eigenlijk veel meer een doener dan een denker, zoals de biograaf terecht opmerkt. Vandaar dat hij als wetenschapper snel vergeten is, al was hij in Nederland wel een van de eersten die vakken als psychologie en bedrijfskunde als hoogleraar introduceerde.
Van commissaris van de Koningin in Brabant tot Minister-President in Nederland
Nadat de naam van het driemanschap van de Nederlandse Unie na de oorlog door een Ereraad was gezuiverd, kon De Quay zijn loopbaan voortzetten. Hij had daarbij drie opties: als professor, in de Nederlandse politiek, of als commissaris van de Koningin in Noord-Brabant. Het werd het laatste. En dat is de gelukkigste periode in zijn leven geweest. In die functie heeft hij veel gedaan voor de modernisering en de emancipatie van die provincie, die in 1945 nog sterk traditioneel katholiek en agrarisch georiënteerd was, en het gevoel had een tweederangsprovincie te zijn vanwege zijn generaliteitsverleden. Ik heb dat gevoel ook nog gekend. Die modernisering ging uiteraard gepaard met toenemende secularisering van de mentaliteit aldaar, terwijl De Quay zelf meer in de ban bleef van het traditionele katholicisme, en daardoor later in Brabant de naam kreeg heel conservatief te zijn. Ondanks zijn beperkte bevoegdheden als commissaris van de Koningin heeft hij in die functie een belangrijke, stimulerende rol gespeeld in dat proces van modernisering (vooral door forse industrialisatie en verbetering van de infrastructuur), en wordt hij met het oog hierop in de biografie zelfs opgevoerd als president van Brabant.
In 1959 kwam aan die gelukkige tijd in Brabant een einde, toen de KVP op zoek was naar iemand die na de breuk met de PvdA premier kon worden van een kabinet zonder die partij. Het politieke oog van KVP-leider Romme viel daarbij op De Quay, die daar helemaal geen zin in had, en zich daar ook helemaal niet geschikt voor voelde. Maar onder invloed van zijn door geloof en stand bepaalde plichtsbesef zwichtte hij ten slotte voor de politieke aandrang op hem. En zo kreeg Nederland dus een minister-president die er helemaal geen zin in had, en dat ambt ook met grote tegenzin vervuld heeft. Hij steunde daarbij sterk op zijn collega-ministers, die hij alle ruimte gaf zich als politicus te profileren, en dat uiteraard alleszins waardeerden. Zijn belangrijkste politieke wapenfeit als premier was zijn optreden als crisismanager in de Nieuw-Guinea kwestie, die hij tegen het sterke verzet van zijn minister van Buitenlandse Zaken Josef Luns in op vreedzame wijze met Indonesië heeft weten te beslechten. Sindsdien kreeg hij meer politiek zelfvertrouwen, en groeide hij meer in zijn ambt.
In de biografie wordt hij als de eerste tv-premier opgevoerd. Dat klopt, zoals ik zelf gezien heb. Op de tv kwam hij ook heel goed over, door zijn vriendelijke en toegankelijke optreden naar de media toe. Maar toen zijn politieke taak als premier erop zat, heeft hij er alles aan gedaan om dat door veel politici zo begeerde ambt niet meer te hoeven vervullen. Wel is er nog herhaaldelijk een beroep op hem gedaan bij volgende kabinetsformaties. Deze biografie is ook heel interessant door de wijze waarop daarin wordt beschreven hoe het toegaat bij kabinetsformaties in dit land.
Uitgesproken exponent van rechts Nederland
Al bleef De Quay wel betrokken bij de Nederlandse politiek, en is hij nog een blauwe maandag minister van Verkeer & Waterstaat geweest, was zijn belangrijkste activiteit sindsdien de vervulling van een reeks van commissariaten bij prominente Nederlandse ondernemingen. Zo werd hij onder andere president-commissaris van de KLM, en was hij dus in de gelegenheid gratis veel te reizen. Op sociaal-economisch terrein profileerde De Quay zich sterk als stem en steunpilaar van het bedrijfsleven. De culturele, maatschappelijke en politieke omwenteling in de jaren ’60 en ’70 stond haaks op de voorkeuren van De Quay. Daar moest hij weinig of niets van hebben, evenmin trouwens als van de religieuze veranderingen sindsdien in katholiek Nederland, en de medewerking daaraan van bepaalde bisschoppen. Zodoende eindigde deze aanvankelijk vooruitstrevende telg van een vooraanstaand geslacht als uitgesproken exponent van rechts Nederland. Dit is ook de conclusie van de biograaf. De Quay was meer regent dan democraat. Politiek en bestuur was voor hem een zaak en roeping voor de elite; voor het verlangen naar inspraak vanuit de bevolking had hij weinig of geen begrip. De ironie van zijn leven is dat een zo op harmonie ingestelde man als De Quay, die bereid en in staat was met allerlei slag mensen samen te werken en om te gaan, en dat als commissaris van de Koningin en later als premier ook heel goed deed, ongewild zoveel tegenstand en kritiek opriep. Hij was een saillante vertegenwoordiger van een tijd waarin gezagsdragers en regentenfamilies nog met veel respect en hoogachting bejegend werden. Die tijd verdween, vooral sinds de jaren ’60, snel. Gezien zijn achtergrond, had hij grote moeite zich daaraan aan te passen.
In de verkiezing van de beste premier sinds 1900 signaleert de biograaf de lage notering van De Quay, namelijk plaats 21 in de rij van 23 premiers. Dit is opmerkelijk, temeer omdat Piet de Jong, met wie hij als premier veel gemeen had, veel hogere ogen gooide in die enquête. Ik ben het eens met de biograaf dat De Quay in zijn vaak ongewild vervulde politieke rollen toch te veel onderschat is. Evenals Piet de Jong was hij in ieder geval een uitstekende voorzitter van de ministerraad, en mede daardoor heeft hij zijn kabinet vier jaar lang als politiek samenwerkingsverband op de been kunnen houden.
De biograaf verdient veel waardering voor het levensverhaal van deze bijzondere katholieke Nederlander. Al is zijn boek hier en daar iets te gedetailleerd, al bij al is het een heel geslaagd werkstuk.
[1] S.W. Couwenberg, Wereld-gebeuren sinds de jaren ’60. Van linkse dominantie naar liberale triomf. Civis Mundi Jaarboek 2012, pp. 19-33.