Civis Mundi Digitaal #28
Leren innoveren in het sociaal domein
Op 1 januari 2015 treedt de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking. Deze wet legt de verantwoordelijkheid bij gemeenten om een omslag naar een zelfredzame samenleving te realiseren. Gemeenten krijgen daarbij de ruimte om de ondersteuning beter af te stemmen op de (individuele) behoeften van burgers en daarbij ook een beroep te doen op de sociale omgeving van mensen.
Deze wet staat niet op zichzelf. Ook op het terrein van jeugdzorg en werk en inkomen worden taken overgeheveld naar gemeenten. Daarnaast krijgen gemeenten te maken met de invoering van het passend onderwijs. Tezamen vormen deze decentralisaties in het sociaal domein de meest fundamentele staatsrechtelijke herziening sinds Thorbecke.
Minstens zo belangrijk is dat de nieuwe wetgeving onderdeel is van een bredere maatschappelijke beweging die al langer gaande is.
Met het oog hierop heeft de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling als adviesraad voor regering en parlement onder bovenstaande titel een nieuw advies opgesteld, waarvan we hieronder een korte samenvatting publiceren.
In de samenleving bestaat al een grote verscheidenheid aan burgerinitiatieven. Burgers nemen zaken die zij waardevol vinden graag zelf ter hand. Daarvoor hebben ze ruimte nodig. Lokale overheden kunnen initiatieven die burgers ontplooien ondersteunen en faciliteren maar moeten ze niet overnemen. Ook beveelt de Raad aan dat lokale overheden barrières beslechten die deze initiatieven in de weg staan, bijvoorbeeld wanneer het zinvol is een uitzondering op de regel toe te staan.
Binnen het (publiek gefinancierde) ondersteuningsaanbod van bestaande maatschappelijke organisaties wordt al geëxperimenteerd met andere manieren van werken. Belangrijk is dat professionals en zorgaanbieders hun werkwijzen en processen richten op het te behalen inhoudelijke doelen, niet op het voldoen aan bureaucratische vereisten. Er moet voldoende ruimte zijn om maatwerk te kunnen leveren dat goed aansluit bij de cliënt en zijn omgeving. De Raad pleit er voor dat gemeenten nieuwe sturingsvormen ontwikkelen die dit meer mogelijk maken.
Inhoudelijke onzekerheden en bureaucratische reflexen frustreren het transformatieproces in het sociaal domein gemakkelijk. Burgers weten soms nog niet wat er voor hen gaat veranderen, professionals zijn niet altijd zeker meer van hun baan en gemeenten besteden nu nog vooral tijd aan het borgen van de zorgcontinuïteit in plaats van aan vernieuwing. Bovendien hebben institutionele belangen, opgebouwde rechten en dominante werkwijzen vaak een remmende werking op het proces van verandering. Door frustraties, irritaties en onzekerheden te erkennen en in te brengen in het veranderingsproces is de kans groter dat verandering op gang komt en vallen mensen en organisaties minder snel terug op specifieke belangen en vertrouwde procedures. Betrokkenen – hulpvragers, professionals, organisaties, gemeenten – moeten daarvoor met elkaar in gesprek. Niet alleen over de onzekerheden, maar ook over de behoeften die daar achter schuilen en de mogelijkheden hoe het beter kan. Dat kunnen gemeenten faciliteren. Door het leren innoveren te stimuleren kan het vertrouwen in een ander sociaal domein groeien.