Hoe ouder worden en doodgaan ervaren en geïnterpreteerd worden

Civis Mundi Digitaal #30

door Wim Couwenberg

  1. 1.      Depressie-epidemie

Het gevecht met de vergankelijkheid van dit leven en de aftakeling waarin dat zich uitdrukt en gevoeld wordt, wordt vaak beleefd als een bron van depressieve stemmingen. De vraag rijst daarbij of er een relatie is tussen depressieve stemmingen en ouder worden. Sinds de jaren ’90 is er sprake van een snelgroeiend gebruik van allerlei middelen ter bestrijding van depressiviteit. Men spreekt zelfs van een depressie-epidemie. Heeft dat wellicht ook te maken met het feit dat we steeds ouder worden en daardoor in de heersende jeugdcultus steeds minder meetellen? In het China onder Mao had men van deze problematiek geen last. Depressie was daar namelijk een taboe, omdat iedereen in dat arbeidersparadijs gelukkig hoorde te zijn.

 

Het meest lijden allerlei beroemdheden met sterallures onder die aftakeling van de oude dag. Bekend voorbeeld daarvan was de filmdiva Marlene Dietrich. Over deze wereldster verscheen onlangs een documentaire. Het zwaartepunt daarvan lag, zij het enigszins opgefleurd met opnamen uit haar glorietijd, op haar jaren na die glorietijd. Vanaf haar 75e levensjaar trok ze zich helemaal terug in haar Parijse appartement, waar ze zich 15 jaar lang in haar bed verschanste, tot het bittere einde. Zelden zag ik een deprimerender documentaire, was het commentaar van Volkskrantcolumniste Annemarie Oster. Die trieste afgang van de eens zo beroemde La Dietrich onderstreept inderdaad de moed die nodig is om oud te worden, zeker als je zo lang in de schijnwerpers hebt gestaan als zij. Scherp daartegenover steekt overigens de oude dag af van een politieke beroemdheid als Churchill, die volop genoot van de eer die hem toen overvloedig te beurt viel.

 

  1. 2.      Kentering

In zijn afscheidsrede als hoogleraar Filosofie van de Levenskunst aan de Universiteit voor Humanistiek heeft Joep Dohmen aan de problematiek van het ouder worden een boeiende beschouwing gewijd, waarvan een bewerkte versie eind vorig jaar verscheen in NRC Handelsblad (28 december 2014). Opvallend is dat hij als principieel humanist de kwetsbaarheid van de mens in fysiek, emotioneel en sociaal opzicht centraal stelt, tegenover de filosofie van de maakbaarheid van de mens, die tegenwoordig hoge ogen gooit in de filosofie van de geneeskunde. De titel van zijn rede geeft de kern van zijn betoog goed weer: heb de moed om oud te worden. Hij betoogt dat, ondanks de ouderdomskwalen en de aftakeling die ons te wachten staan met het klimmen der jaren.

 

Hij zet zich in dit verband nadrukkelijk af tegen de gerenommeerde Amerikaanse bio-ethicus E. Emanuel, die niet ouder wil worden dan 75. Dat is in Dohmens reactie gebaseerd op een achterhaald beeld van het ouder worden in onze moderne samenleving, namelijk dat ouderdom in de ogen van deze bio-ethicus zonder meer gelijkstaat met verval, fysieke achteruitgang en verlies van creativiteit en productiviteit. Maar het ergste, zo voegt hij daaraan toe, is het verlies van fysieke en mentale onafhankelijkheid.

 

Emanuel maakt een karikatuur van dat ouder worden, aldus Dohmen. Het nieuwe ouder worden vat hij op als een persoonlijke zoektocht, een proces van unieke zelfverwerkelijking. Ook hoge leeftijd kent zijn bloei, al zit daar natuurlijk een stevige verlieskant aan. Het moderne ouder worden interpreteert hij niettemin als een heel spannend gebeuren.

 

Dat ligt geheel in de lijn van enkele recente boeken, waarin betoogd wordt dat mensen zich in hun laatste levensjaren juist gelukkiger voelen dan in hun jongere jaren. Belangrijk voor die zienswijze is een mega-onderzoek onder 340.000 Amerikaanse mannen en vrouwen tussen de 18 en 85 jaar, onder leiding van de Amerikaanse psycholoog Arthur Stone. Inzet van dat onderzoek was de vraag hoe gelukkig deze mensen waren met hun leven, of ze last hadden gehad van stress, angstig waren geweest, zorgen hadden gehad, e.d. Tegen de verwachting in was de uitkomst van dit onderzoek dat de oudste groep, tussen 80 en 85 jaar, zich het gelukkigst voelde.

 

In de ogen van deze psycholoog vertoont geluk in de levensloop een U-curve. Op 18-jarige leeftijd voelen we ons top. Daarna gaat het langzamerhand bergafwaarts, maar rond het 50e jaar groeit het geluksgevoel weer, om te stijgen tot boven de 80. Die omslag op middelbare leeftijd relateert deze psycholoog aan een veranderde levenshouding en mentaliteit bij het ouder worden. De lichamelijke aftakeling wordt dan gecompenseerd door het dan beschikbare reservoir aan kennis, vaardigheden en toegenomen geestkracht.

 

Twee andere Amerikaanse psychologen bouwden hierop voort en bevestigden die uitkomst, zij het met andere accenten.[1] Fysiek worden we minder, maar in cognitief en emotioneel opzicht juist beter. In hun onderzoek wordt verzet tegen het ouder worden ook niet aangetroffen. Dat is wel het geval in een recent boek van de Duitse filosoof Wilhelm Schmid, bekend door zijn publicaties over levenskunst. In tien stappen beschrijft deze filosoof de weg naar gelatenheid; een houding die bij uitstek kan helpen het ouder worden goed te verwerken. Gelatenheid, dat sinds de Romeinse filosoof Epicurus een belangrijk begrip is geworden in de westerse filosofie, met name het vermogen om de ouderdom gelaten te aanvaarden zoals hij komt.[2]

 

In de Nederlandse letterkunde is het J.C. Bloem geweest die dat gevoel van gelatenheid prachtig vertolkt heeft in het volgende gedicht:

De Gelatene

Ik open ‘t raam en laat het najaar binnen,
Het onuitsprekelijke, het van weleer
En van altijd. Als ik één ding begeer
Is het: dit tot het laatst beminnen.

Er was in dit leven niet heel veel te winnen.
Het deert mij niet meer. Heen is elk verweer,
Als men zich op het wereldoude zeer
Van de miljarden voor ons gaat bezinnen.

Jeugd is onrustig zijn en een verdwaasd
Hunkren naar onvergankelijke beminden,
En eenzaamheid is dan gemis en pijn.

Dat is voorbij, zoals het leven haast.
Maar in alleen zijn is nu rust te vinden.
En dan: ’t had zoveel erger kunnen zijn

Uit: Verzamelde Gedichten

Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam, 2002.

Maar de principieel pessimistische filosoof Schopenhauer voegt daar in de geest van zijn levensfilosofie consequent aan toe: het allerergste komt nog.

 

  1. 3.      Hoe waardig oud te worden?

Uiteindelijk gaat het om de vraag: hoe op een waardige wijze oud worden? Dat kan het best als we dat een zinvolle plaats geven in onze levensloop. Voor veel mensen heeft dat nog wel te maken met de vraag: heeft dat leven een diepere dan een louter seculiere, toevallige en tijdgebonden zin? Schept met name en postmortaal levensperspectief betere mogelijkheden om met het onvermijdelijk ouder worden in het reine te komen dan als het leven als volstrekt toevallig, zinloos en absurd ervaren en geïnterpreteerd wordt, zoals de consequentie is van het heersende materialistische en mechanistische mens- en wereldbeeld?

Wie zonder dat levensperspectief het leven als uiteindelijk zinloos en absurd aanvaardt en aan tijdelijke seculiere zinervaringen genoeg heeft om tot het einde toe te volharden in dat als zinloos ervaren bestaan, toont zeker de nodige levensmoed, tenzij dat besef van zinloosheid verdrongen wordt door zich onder te dompelen in de stroom van materiële genoegens, roesmiddelen en amusement die de kapitalistische consumptiemaatschappij ons ruimschoots ter beschikking stelt met als zingevende boodschap: shopping is the meaning of life. Heeft de eerder genoemde depressie-epidemie wellicht mede van doen met het gevoel van zinloosheid dat mensen in sterkere mate overvalt als zij uitgeschakeld raken uit het arbeidsproces en zonder die seculiere bron van tijdelijke zinbeleving op eigen kracht hun leven zin en richting moeten geven?

 

  1. 4.      Doodgaan is doodeenvoudig en doodgewoon

Voor velen is doodgaan een heel intrigerende gebeurtenis, zeker voor wie op gevorderde leeftijd verkerende onontkoombaar in het aangezicht van de dood leeft. De onlangs overleden vorige denker des vaderlands René Gude heeft daar heel wijze dingen over gezegd, en zijn denkerschap en denkkracht voor het grote publiek vooral waargemaakt met zijn ideeën hoe om te gaan met leven in het aangezicht van de dood. Op zijn doodstijding in 2008 (wezens ongeneeslijke botkanker) reageerde hij met een spetterende finale van zijn leven. Hij moest dat voortaan wel op één been doen; één been verloor hij namelijk vanwege die kanker. Maar zich voortbewegende op dat ene been, kwam hij tot zijn meest volledige ontplooiing. Hij had geen tijd om dood te gaan. Te druk, zei hij. Iemand die de dood aangezegd krijgt, zo was zijn stellige overtuiging, kan het beste tot het daadwerkelijke einde doorgaan met wat hij deed. En dat deed hij dan ook als filosoof met volle overgave en veel succes. Hij leerde zijn medemensen in die kwaliteit met name hoe doodsangst te bezweren. Sterven, ieder kan het, doodeenvoudig, zei hij doodleuk. Op 13 maart jl. was het zover voor hem, en hij is toen met veel aandacht en lofprijzen uitgeluid.

 

Is doodgaan een omwenteling van zijn in niet-zijn, zoals de Nederlandse dichter J.C. Bloem dat eens in zijn gedicht Insomnia beleed in de volgende dichtregels:

Denkend aan de dood kan ik niet slapen,

En niet slapend denk ik aan de dood,

En het leven vliedt gelijk het vlood,

En elk zijn is tot niet-zijn geschapen

Of is doodgaan de overgang naar een nieuwe, maar onvoorstelbare, want metafysische zijnswijze, zoals op prachtige wijze beleden wordt in het laatste deel van de tweede symfonie over het einde der tijden van Gustav Mahler?

Voor hersenonderzoekers als bijv. Dick Swaab is dat gebakken lucht, versleten malerij. Doodgaan, zo vindt ook hij, is doodgewoon. De Romeinse filosoof Seneca zei iets dergelijks trouwens al. “Voorbij, voorbij, oh en voorgoed voorbij,” zo luidt het grafschrift op de grafsteen van onze dichter van de berusting, J.C. Bloem. Maar, zo voegt Swaab daaraan toe, hoe gewoon ook, de meeste mensen zijn nog altijd als de dood voor de dood.[3]

 

  1. 5.      Leven na de dood?

De eeuwen door is niettemin een perspectief op een leven na de dood breed gekoesterd en beleefd, niet alleen door simpele gelovigen, maar ook door grote geesten. In de tijd dat ik studeerde op de Katholieke Universiteit Nijmegen gold dat daar algemeen nog als een vanzelfsprekende waarheid. In de filosofie was het idee van onsterfelijkheid sinds lang ook een serieus genomen gedachte, al geldt dat zeker niet voor de meeste filosofen in de Klassieke Oudheid. Maar sinds de Duitse filosoof Heidegger is dat voorbij. Niettemin zou je dat idee staande kunnen houden als een mogelijkheid in de zin van deze filosoof. Die gaat er namelijk in zijn vermaarde werk Sein und Zeit zelf vanuit dat ons zijn ten dode een zijn is tot een mogelijkheid.

 

Opmerkelijk is in dit verband dat in kringen van het moderne post-christelijke humanisme het idee van onsterfelijkheid van bepaalde zijden weer opgepakt wordt. Verderop kom ik daar nog op terug. Dat veronderstelt wel essentiële dingen waarvan het bestaan tegenwoordig door veel wetenschappers ontkend wordt, met name essentialia als ziel, geest, bewustzijn, vrije wil, en dergelijke. Weg ermee. Het is allemaal gebakken lucht, betogen kopstukken van de biologische, neuro- en andere toonaangevende wetenschappen van deze tijd.

Waarom is het concept van het menselijk bewustzijn nog nodig om menselijk gedrag te beschrijven en te verklaren? Gedrag is niet langer het resultaat van persoonlijk karakter en sociale omgeving, maar uitsluitend van de hersenen. Psychologie raakt gegijzeld door hersenwetenschappers en wordt gereduceerd tot een bijproduct van de biologie, is het kritische commentaar hierop van de klinische psycholoog en tevens hoogleraar aan de Radboud Universiteit Nijmegen J.J.L. Derksen.

 

  1. 6.      Postmortaal levensperspectief een achterlijk fenomeen?

Getoetst aan de veronderstelde uitkomsten van in deze tijd toonaangevende wetenschappen als eerder genoemd, wordt een postmortaal levensperspectief door wie als bij de tijd wil overkomen uiteraard ervaren als een achterlijk fenomeen. Met de dood eindigt immers ons brein en daarmee volgens neurowetenschappers als Swaab eveneens ons bewustzijn. Als dat inderdaad zo is, - maar het is in veler ogen niet meer dan een hypothese die stoelt op een materialistisch-mechanistisch mens- en wereldbeeld – moeten we dan niet met de Roemeens-Franse filosoof E.M. Cioran ons leven reduceren tot niet meer dan een bizarre omweg van Niks naar Niks? Voor Cioran was zelfmoord het meest rationele antwoord op dat als absurd beleefde, want zinloos ervaren bestaan; het bestaan van een kortstondig tot zelfbewustzijn gekomen klompje materie in een uithoek van het steeds verder uitdijende heelal waarvan we slechts 4% kunnen waarnemen zoals de hedendaagse natuurwetenschappen leren.

 

Al ziet Swaab ons leven ook als niet meer dan dat, hij aanvaardt het als een wetenschappelijk gegeven, maar pleit met het oog op een waardig afscheid ervan wel voor een cursus uitburgering met informatie over euthanasie, palliatieve sedatie, versterven, zelfgekozen levenseinden en dergelijke.[4]

 

Christenen die het hiernamaalsgeloof niet willen prijsgeven, staan hierin overigens niet alleen. Moslims belijden dat geloof op hun manier ook, fanatiek zelfs tot in extreme uitingen als zelfmoordaanslagen. Dat wordt door progressief geheten intellectuelen opmerkelijk minder kritisch bejegend. Dat islamitisch geloof komt namelijk uit een ander type cultuur waarmee we nu in dit land ook geconfronteerd worden en waarmee we respectvol moeten omgaan. En we mogen de islam, zo vinden die intellectuelen, zeker niet een achterlijk fenomeen noemen, zoals Pim Fortuyn dat deed tijdens zijn politieke revolte. Want dan maken we ons schuldig aan racisme en zitten we goed fout.[5] Toch zijn er moslims die die achterlijkheid zelf bevestigen.[6]

            Een postmortaal levensperspectief leeft ook nog voort in esoterische stromingen als theosofie en antroposofie, namelijk in het concept van karma en reïncarnatie. Dat heeft zoals bekend een oosterse oorsprong en veronderstelt een alomvattend eeuwig zijn waarin mensen via een reeks van ex- en reïncarnaties uiteindelijk opgaan (ontocratie).

In Nederland is het vooral de arts/filosoof en antroposoof Hugo Verbrugh geweest die zich met grote gedrevenheid ingezet heeft om een publieke discussie en wetenschappelijk onderzoek over dat concept op gang te brengen. Hij heeft daartoe de Stichting Kairos, Karma en Reïncarnatie opgericht. Civis Mundi heeft hem volop gelegenheid geboden dat concept als alternatief van het christelijke hiernamaalsgeloof onder de aandacht te brengen. Dat heeft ook mij een tijd lang gefascineerd.[7] Ook in de gedigitaliseerde voortzetting van Civis Mundi is dat concept in thema 10 opnieuw ter discussie gesteld n.a.v. een nieuwe publicatie van hem over reïncarnatie. Maar de discussie daarover komt moeilijk van de grond, in antroposofische kringen trouwens ook niet.

Ook in esoterische christelijke kringen beleeft het concept van karma en reïncarnatie hernieuwde aandacht, nadat het op het Concilie van Nicea in de ban was gedaan. Het christelijke Nieuwe Tijds denken ziet daarin nieuwe mogelijkheden het christelijk geloof te verdiepen en te revitaliseren. Ja, dat geloof, zo betogen sommigen, heeft alleen nog toekomst als het opnieuw geïnterpreteerd wordt vanuit het concept van karma en reïncarnatie. Daardoor krijgt het nieuwe zeggingskracht dankzij een nieuwe visie op geloof en geloofsbeleving. In die visie voltrekt zich een groei naar spirituele voltooiing via een proces van zelfverlossing die zich over meerdere levens uitstrekt.

In de hedendaagse filosofie overheerst de opvatting dat de dood volstrekt ontoegankelijk is voor ons denkvermogen. Niettemin komt de laatste decennia toch weer onderzoek op gang naar de vraag of er leven na de dood is.[8] Ook in het moderne humanisme is dat het geval. Daar is het de vraag naar een onsterfelijke ziel die op grond van algemeen menselijke en academische motieven weer opgepakt wordt.[9]

 

  1. 7.      Geseculariseerde verwerking van het teloorgaan van het hiernamaalsgeloof

Een van de gevolgen van het doorzetten van het secularisatieproces van de moderniteit is het wegvallen van een postmortaal levensperspectief in religieuze of esoterische zin. Daarmee is een wezenlijke dimensie van het bestaan in het premoderne levensbesef teloorgegaan. Hoe is dat tot nu toe verwerkt? In de filosofie is dat gedaan door de zinloosheid van het leven uit te roepen, en zich bij de dood die daarop volgt als een feitelijk gegeven neer te leggen. De overgang van een tijdelijke zijnswijze naar een eeuwig niet-zijn wordt niettemin als een raadselachtig gebeuren ervaren. Bekend worden in dat tijdelijke leven wordt daarom met nog meer passie begeerd. En als een doodstijding van medische zijde wordt aangekondigd, is er de laatste tijd een neiging daar de nodige ruchtbaarheid aan te geven, en daarmee te maken tot een publiek gebeuren, met name door wie al bekendheid verwierf, of in de publiciteit werkzaam is, zoals journalisten en columnisten.

De vorige denker des vaderlands, René Gude, heeft dat, zoals we (sub 4) zagen, op opvallende wijze gedemonstreerd. Maar het in het openbaar afscheid nemen van het leven in een boek, een column, een blog, een toneelstuk of een tv-optreden, of een combinatie ervan, gebeurt de laatste tijd zo vaak, dat de Volkskrant van 30 maart jl. er een groot artikel aan wijdde, en toelichtte met tal van actuele voorbeelden. Het past in de huidige Facebookcultuur. We delen van alles met elkaar, aldus een columnist die zelf leeft met een dodelijke ziekte. Het zijn mooie stukjes, het is goede tv, maar het creëert ook ongemak, aldus de bekende arts, filosoof en schrijver Bert Keizer. Men wil gehoord, gelezen en gezien worden. Iemand die in de laatste fase van zijn leven zit, vindt het prettig met enige fanfare afscheid te nemen van het leven. Het sterven wordt lichter gemaakt als je er een missie van maakt.

Maar wat is journalistiek gezien, dus uit nieuwsoogpunt, de toegevoegde waarde hiervan? Een hoogleraar mediastudies ziet dit alles passen in de trend, dat nieuws al langer persoonlijker aan het worden is. Dat is ongetwijfeld juist. De journalistiek van deze eeuw is een heel andere dan die ik zelf als journalist in de vorige eeuw heb meegemaakt. Deze manier van verwerken spreekt mensen aan die afscheid genomen hebben van alles wat zweemt naar enig religieus geloof in een hiernamaals, waarin zij zijn opgegroeid.

Maar er is inmiddels ook een zuiver seculier postmortaal levensperspectief ontwikkeld, dat in de lijn ligt van een geseculariseerd, utopisch vooruitgangsgeloof. Dat is te vinden in de literatuur van het transhumanisme. Dat is een humanisme-plus dat ernaar streeft mensen lichamelijk en geestelijk consequent te verbeteren met behulp van wetenschap en techniek en hen zodoende uiteindelijk te bevrijden van hun biologische beperkingen met een transhumane mens als glorieuze uitkomst. Als definitieve bevrijding van die beperkingen wordt zelfs gedacht aan het ‘downloaden’ van de menselijke geest in een computer waardoor die niet langer gebukt gaat onder de beperkingen van het organische lichaam en zodoende als software programma eeuwig kan voortleven. Dat impliceert wel een opvallende terugkeer naar het cartesiaanse dualisme van lichaam en geest. Een dergelijke transmigratie van de menselijke geest maakt de mens derhalve potentieel onsterfelijk. Op een gegeven moment verandert in dat transformatieproces de menselijke bestaanswijze in een posthumane levensvorm die niet langer gebonden is aan de planeet aarde als biotoop.

 



[1] Zie Mindy Greenstein en Jimmy Holland, Lighter as We Go: Virtues, Character Strengths, and Aging, 2014.

[2] Zie Wilhelm Schmid, Gelatenheid – wat we winnen wanneer we ouder worden, Nederlandse vertaling, 2015.

[3] Zie Doodgaan met  Dick Swaab, NRC Handelsblad 22 augustus 2011

[4] D. Swaab, Cursus over uitburgeren, NRC Handelsblad, 24/25 mei 2008

[5] Anders S.W. Couwenberg, Opstand der burgers, Civis Mundi jaarboek 2004, pp. 80-82.

[6] Zie o.a. Hamed Abdel-Samad, De ondergang van de islamtische wereld. Een prognose, 2011

[7] Zie S.W. Couwenberg, Heeft geschiedenis zin, Civis Mundi jaarboek 2014, pp. 13-14.

[8] Zie o.a. Karma en reïncarnatie anno 1999: de stand van zaken, Civis Mundi, 1, 1999; H.S.Verbrugh, Karma en reïncarnatie – Een filosofische analyse, 2000

[9] Zie I. Maso, Onsterfelijkheid. Van twijfel naar zekerheid, 2007; en F. Suárez Müller, Humanisme en leven na de dood, Civis Mundi 1, 2009; idem, Filosofie, humanisme en het idee van onsterfelijkheid, Civis Mundi, 6, 2011