Statenverkiezingen als tekenen des tijds

Civis Mundi Digitaal #30

Vandaag ga ik met opzet niet stemmen, meldt de Volkskrantcolumnist Max Pam op verkiezingsdag. Dat heeft hij nooit eerder gedaan, bekent hij. Motief: nu politici discussiëren over landelijke politiek, terwijl kiezers geacht worden zich uit te spreken over het beleid en de samenstelling van Provinciale Staten en het bestuur van waterschappen, verdienen zij onze stem niet meer, aldus Pam. Het heeft te maken met het bijzonder slechte onderhoud van onze democratie, waarover onder thema 6.1 nog weer eens een staf wordt gebroken. Daardoor zitten we ook nog met een tweekamerstelsel dat allang disfunctioneel is, zoals ik dat in dit nummer onder thema 6.1 opnieuw nader toelicht.

 

Nieuwe politieke indeling

Wat de uitslag van die Statenverkiezingen betreft, alweer die heel lage opkomst, terwijl het opkomstpercentage bij verkiezingen mede bepalend is voor het democratisch niveau van ons staatsbestel. En opnieuw politieke tekenen die erop duiden dat sinds 1989 de politieke verhoudingen drastisch veranderd zijn, evenals politieke indelingen. Tot 1989 domineerde het links-rechts schema en gold de PvdA als de leidende politieke kern van links. Nu onderscheidt men een brede politieke middengroep, waartoe behalve het CDA ook de VVD en de PvdA gerekend worden, met aan de rand rechtse (PVV) en linkse (SP) populistisch geheten anti-establishment partijen. Terwijl het politieke midden tot 1989 als politieke opstelling niet serieus genomen werd, en ook het CDA zich daarmee niet openlijk wilde associëren, zoals ik herhaaldelijk gesignaleerd heb, is dat politieke midden nu het politieke establishment geworden dat regeert en bestuurt. Hoewel deel van dat politieke midden geworden, rekent de PvdA zichzelf niettemin nog wel tot links. Die politieke dubbelzinnigheid pakt niet goed uit. Bij deze verkiezingen zet de daling van de electorale aanhang van de PvdA zich fors verder door. Er is een kloof gegroeid tussen de PvdA, die in de politieke praktijk als een middenpartij opereert en het ideologische antagonisme tussen sociaaldemocratie en de liberale politiek achter zich heeft gelaten, en haar oorspronkelijke aanhang, die nog blijft vasthouden aan dat antagonisme.

 

D’66 als meest eigentijdse expressie van de liberale tijdgeest

Tegenover de krimpende politieke gestalte van de PvdA staat de snel rijzende politieke gestalte van D’66, die bij deze verkiezingen uitgegroeid is tot een forse politieke richting. In het ideologische tijdperk opgericht met een pragmatische politieke oriëntatie als alternatief van de toenmalige ideologisch gebonden politiek en daarmee anticiperend op het huidige postideologische tijdperk, heeft D’66 zich eerst geprofileerd als een linkse partij, met staatkundige innovatie als politieke prioriteit. In het postideologische tijdperk heeft zij die weinig succesvolle prioriteit (zie onder thema 6.1) ingeruild voor meer aansprekende andere prioriteiten. En tevens heeft zij gekozen voor een politieke opstelling in het politieke midden, maar wel met behoud van een sociaal-/progressief-liberale oriëntatie en een krachtige inzet voor westers-liberale waarden.[1] Met haar politieke opstelling en oriëntatie ontpopt zij zich nu als meest eigentijdse politieke expressie van de liberale tijdgeest. Was de PvdA sinds de jaren ’60 jarenlang de meest populaire partij onder academische economen, nu is dat D’66 geworden. Deze partij vindt de meeste weerklank onder het intellectueel ontwikkelde en ondernemende deel van het electoraat, dat de toon aangeeft in de maatschappelijke ontwikkeling. Hoewel zich nadrukkelijk in het politieke midden opstellend, wordt D’66 niettemin hardnekkig tot rechts gerekend door critici die nog steeds in de ban verkeren van het links-rechts schema. Wat niet als links overkomt, wordt automatisch tot rechts gerekend.

 

Politiek als onderdeel van politiek entertainment

Algemeen wordt de verdere versplintering van ons partijpolitieke landschap gesignaleerd als een tendens die de regeerbaarheid van dit land tot een steeds grotere opgave maakt. De ideologische lijm van weleer, die de grote volkspartijen uit het ideologische tijdperk bijeenhield, is er niet meer. Politieke partijen fungeren steeds meer als organisaties voor wie in politiek en bestuurlijk opzicht carrière wil maken. Het lidmaatschap is geen ideologische keuze meer, maar wordt door pragmatische en opportunistische motieven bepaald.

De verkiezingsstrijd wordt in deze tijd ook populistischer in deze zin dat politici tijdens verkiezingscampagnes steeds meer geneigd zijn mee te doen aan allerlei populaire tv-programma’s om zodoende de aandacht van zoveel mogelijk kiezers te kunnen trekken. Nu de verkiezingsstrijd niet langer de grote ideologische strijdvragen van de moderniteit tot inzet heeft, maar actuele ‘issues’ en daarmee samenhangende belangen, en politieke leiders/lijsttrekkers een nieuwe bron worden van politieke identificatie in plaats van de oude ideologie, wordt zij meer dan voorheen een strijd tussen politieke kopstukken en via de media tevens onderdeel van politiek entertainment.

 

S.W.C.



[1] Zie nader een informatief themanummer van het D’66 tijdschrift Idee hierover, getiteld Liberalisme en identiteit, juni 2011.