Civis Mundi Digitaal #31
Opgedragen aan Prof T K N Unnithan, mijn promotor in 1984 en Rector van de University of Rajasthan, Jaipur, India
Uit mijn eerdere reactie op het boek Bedreigde cultuur van de socioloog Laeyendecker, blijkt dat de belangenverstrengeling van wetenschap en techniek met de industrie in het WTE complex een morele kant heeft. Dit is het eerste thema van dit artikel, dat onder meer verwijst naar de socioloog Emile Durkheim, die in tweede instantie aan de orde komt aan de hand van een interessant artikel van hem.
Ten eerste worden ethische aspecten en belemmeringen in de vorm van hiërarchische verhoudingen in de wetenschap toegelicht met enkele voorbeelden. Deze ‘cases’ tonen het belang van waarden, moreel besef en ‘value education’ bij wetenschapsbeoefening en onderwijs. Ook bij de eerder gesignaleerde problematiek van belangenverstrengeling en ‘ontremming’ bij het WTE complex zijn menselijke waarden en de menselijke maat in het geding.
Het tweede thema, de visie van de klassieke socioloog Emile Durkheim de waarde en de ontplooiing van individuele personen als basiswaarde in de moderne samenleving kan daarbij een leidraad zijn. Zijn sociale visie van het individualisme integreert liberalisme en socialisme en biedt het mondiale perspectief van een nieuwe universele moraal en religie voor de mensheid. De bijlage bevat eerdere 1 *cvaanzetten hiertoe bij de Stoïcijnen, de Stad van God bij Augustinus en de Indiase religie en Vedanta filosofie.
1. Ethische en onethische aspecten in onderwijs en wetenschapsbeoefening
Zou invoering van morele educatie in onderwijs en wetenschap een bijdrage kunnen leveren aan de morele verantwoordelijkheid bij het gebruik van wetenschap en techniek en bij productie en consumptie?
Uit het boek van Laeyendecker blijkt dat morele en spirituele educatie van belang zijn voor wetenschappers, industriëlen, politici, voor de media en voor alle burgers. De socioloog en pedagoog Emile Durkheim zag hiervan de noodzaak, onder meer in zijn postuum verschenen boek L’ éducation morale. Morele educatie is mogelijk in de eigentijdse vorm van sociaal-emotionele vaardigheden, zoals bij de onderwijsmethode Leefstijl voor jongeren, die ik heb mogen opzetten en verspreiden. Het opleggen en overbrengen van normen en waarden past minder in onze tijd van individuele autonomie dan het leren van vaardigheden om zelf waarden te bepalen en achter normen te staan die men zelf erkent. Morele ontwikkeling lijkt noodzakelijk in onze geseculariseerde samenleving. De religie draagt hiertoe zoveel meer bij als vroeger. Instituties zoals onderwijs voorzien niet in dit functieverlies.
Een normloos lijkende leegte
De geïnstitutionaliseerde religie lijkt bijna verdwenen en een normloos lijkende leegte achter te laten, die wordt gevuld met geld en goederen, consumptie en vermaak. De verdwijnende religieuze instituties hadden hun nadelen, dysfuncties en beperkingen. Toch hebben zij eeuwenlang voorzien in basisbehoeften aan zingeving, oriëntering, normering, solidariteit, geborgenheid en gemeenschapszin. Waar eeuwenoude bouwwerken gesloopt zijn, blijft een bijna braak terrein liggen. Wetenschap, techniek en economie tieren er welig in een onbeheersbaar WTE complex. Dreigen onze samenleving en cultuur niet te worden overwoekerd in de jungle van de ‘higher immorality’, met een term van Wright Mills?
‘De jacht op geld’ en hiërarchische verhoudingen in de wetenschap
In het WTE complex dienen onderwijs en wetenschap steeds meer voor economische winst. Tegen dit denken in termen van rendement wordt geprotesteerd. André Köbben, mijn voormalige hoogleraar culturele antropologie, nuanceert de bewering dat ‘de jacht op geld’ onethische ‘ongerechtigheden’ zou bevorderen in zijn bijdrage in Homo Prudens. Religie, cultuur en wetenschap in de moderne samenleving, het afscheidsboek voor Laeyendecker. Onethische voorbeelden hiervan zijn vertekening van onderzoeksresultaten door industriële belangen, zie eerdere artikelen over het boek van Dehue.
Naast de ‘jacht op geld’ zouden “de machts- en gezagsverhoudingen die altijd hebben bestaan in het academisch milieu, daarbij van invloed zijn” (p 117).
De vrijheid en onafhankelijkheid van de wetenschap wordt hierdoor beperkt. Menig promovendus heeft dit ervaren. Köbben gaat uitvoerig in op de commotie rond de promotie van Couwenberg en het machtsmisbruik daarbij. Zie ook het boeiende persoonlijke intermezzo in diens jaarboek 2012 (p 23).
De ‘normale wetenschap’ van Thomas Kuhn kent niet alleen incidenteel maar ook structureel een zekere mate van dogmatisme. Zij staat niet altijd open voor de noodzakelijk geachte kritische discussie, aldus Popper in Lakatos e.a., Criticism and the Growth of Knowledge: ‘Normal Science and Its Dangers’ (p 55). Bij het WTE complex wordt de wetenschap inderdaad gevaarlijk en bedreigend, schrijft Laeyendecker.
Enerzijds versterkt ‘de jacht op geld’ de macht van industriële belangen en de gebondenheid van de wetenschap. Anderzijds maken ondemocratische, hiërarchische verhoudingen die Köbben beschrijft, de wetenschap meer vatbaar voor beïnvloeding door de economie. Via leidende, gezaghebbende figuren kunnen instituten eerder worden ingezet dan bij transpartante democratische medezeggenschap en besluitvorming van medewerkers en studenten. Om deze reden bevorderen hiërarchische verhoudingen, belichaamd door het College van Bestuur, het ‘rendementsdenken’ volgens protesterende studenten.
2. Niet voor de winst maar voor de menselijke waarden
In haar boek Niet voor de winst: Waarom de democratie de geesteswetenschappen nodig heeft pleit Martha Nussbaum, hoogleraar ethiek te Chicago, voor onderwijs en wetenschap die niet dienen voor economische winst, maar voor democratische en universele menselijke waarden en integrale ontwikkeling. Zij bouwt voort op westerse en Indiase filosofen en pedagogen. Zij noemt Socrates, Plato, Rousseau, Montessori, Pestalozzi, Fröbel, John Dewey, Gandhi en vooral de dichter en Nobelprijswinnaar Rabindranath Tagore. Nussbaum streeft in hun voetsporen naar open, multidisciplinair onderwijs met ruimte voor eigen inbreng, onderzoek, dialoog, kunst, drama. Daarnaast naar bewustwording van geestelijk weten, algemeen menselijke waarden en ‘wereldburgerschap’, in de geest van Civis Mundi. In het volgende inleidende citaat van Tagore vat zij haar boek samen:
“De geschiedenis heeft een stadium bereikt waarin de morele mens, de complete mens, bijna zonder het in de gaten te hebben steeds verder inschikt om ruimte te maken voor de… commerciële mens, de mens met beperkte doelstellingen. Dit proces dat gesteund wordt door de prachtige vorderingen van de natuurwetenschappen, neemt gigantische proporties aan, verwerft enorme kracht en leidt daardoor tot verstoring van het morele evenwicht, doordat zijn menselijke zijde er aan het zicht onttrokken wordt door de schaduw van een zielloze organisatie,” die bovendien bureaucratisch en ondemocratisch is. Dit citaat beaamt de bevindingen van klassieke sociologen zoals Marx, Durkheim, Weber en van Laeyendecker.
Het vermelden waard in het Indo-Europese perspectief van Nussbaum is de Indiase bundel Values and Social Change. Essays in Honour of Professor T K N Unnithan. Dit boek bevat mijn bijdrage ‘Spiritual Development and Social Improvement’. Het is geschreven voor mijn promotor, die mij de ruimte gaf, zich inzette voor Human Values Through Education in het gelijknamige door hem geredigeerde boek en mij geïnspireerde mijn loopbaan te wijden aan sociaal-emotionele vaardigheden.
Relevant is ook het werk Eternal Values for a Changing Society van Swami Ranganathananda van de Ramakrishna Mission. Het gaat over wetenschap, filosofie en religie, intellectueel, moreel en spiritueel onderwijs en democratie. Indiase wijsgeren benadrukken de noodzaak van geestelijke waarden. De ‘harmonie van religies’ en ‘human unity’ zijn hoofdthema’s bij de Ramakrisha Mission en Aurobindo, die de visie van Sorokin heeft beïnvloed. Verder heeft Maharishi Mahesh Yogi zich ingezet voor de ontwikkeling van individueel en collectief bewustzijn door zijn transcendente meditatiemethode wereldwijd te verspreiden en de effecten wetenschappelijk te laten onderzoeken en onderbouwen.
Emile Durkheim (1858-1917) Pitirim Alexandrovitsj Sorokin (1889-1968) Talcott Parsons (1902-1979)
3. Voorbeelden van wetenschapspolitiek en ethiek: de controverse tussen Sorokin en Parsons
Köbben geeft nog enkele voorbeelden die aangeven dat een deel van de wetenschappelijke gemeenschap wordt gedreven door eerzucht, hebzucht, wedijver, gelijkhebberij, dogmatisme enz., van een discutabel moreel niveau. Ook vervalsingen en plagiaat zijn niet ongebruikelijk volgens Wilterdink, Samenlevingen (p 161). Vooral baanbrekende en kritische wetenschappers ontmoeten weerstand. De ‘Joodse fysica’ van Einstein werd bijvoorbeeld aanvankelijk gediscrimineerd, maar ook gehonoreerd door briljante collega’s als Max Planck (zie Historia, 2014, nr 2, p 65).
Een voorbeeld van nabij
Bij een naaste collega, met wie ik het onderwijsprogramma Leefstijl voor jongeren begon, werd zijn leerstoel onderwijskunde opgeheven na een hartoperatie en revalidatie. Hiërarchische verhoudingen waren voor ons een reden om niet meer met de Universiteit samen te werken, die het programma wel wilde overnemen. Een Stichting is echter ook een autoritaire bestuursvorm die zijn nadelen bleek te hebben. Zo zijn er talloze voorbeelden. Ook uit de geschiedenis van Civis Mundi en de loopbaan van Couwenberg en anderen, mijzelf incluis.
Onderwijs en wetenschap zijn volgens Nussbaum en vele anderen meer gediend met democratische structuren die zelfstandigheid bevorderen dan met autoritaire structuren. Deze voorbeelden tonen hoezeer wetenschap onder invloed staat van kerk en staat, van religie, politiek en economie, zoals mijn eerdere artikelen laten zien. Dit vraagt van wetenschappers kritische distantie en sociale betrokkenheid, in termen van de sociologie van Elias en Goudsblom, zoals de voorbeelden Couwenberg, Sorokin, Wright Mills en Durkheim in het vervolg laten zien.
Sorokin contra Parsons aan de sociologiefaculteit van de Harvard Universiteit: een ‘case study’
Een onthullend inkijkje in de ‘werkplaats van de sociologie’, dat als ‘case study’ vooral voor sociologen interessant is, betreft de socioloog Sorokin, een verbannen Russisch dissident en sociaal-democratisch revolutionair. Het soort wetenschap dat ingang vindt, blijkt samen te hangen met sociaal-culturele factoren, macht, invloed, belangen en ideeën van wetenschappers, die zich vaak als ‘menselijke primaten’ gedragen.
De mensengemeenschap lijkt op een ‘apenrots’. Dat geldt ook voor de wetenschappelijke gemeenschap. Oudere leiders gedragen zich vaak als leidende mannetjes, zoals bij gorilla’s en bavianen. Ambitieuze jongere mannetjes proberen hen naar de kroon te steken. In dit oneerbiedige voorbeeld is Sorokin de oudere leider en Parsons is de jongere collega, die door hem was aangetrokken en later de leiding overnam. Sorokin en zijn bevriende collega Carl Zimmerman werden verplaatst naar “een desolaat uitziende bovenverdieping”, schrijft Lewis Coser in Masters of Sociological Thought (p 490). Zimmerman ging later naar de Universiteit van Calgary in Canada. Hij was bevriend met mijn promotor Unnithan, die hem vroeg een boek te schrijven over Sorokin: The Sociological Theories of Pitirim Sorokin.
Hoe zit het nu met de onenigheid van Sorokin met zijn jongere collega Parsons?
“Dit kwam omdat hij weinig op had met zijn werk. Sorokin omschreef dat genadeloos als: ‘vol van schandelijk wetenschappelijk jargon, zonder duidelijke betekenis, precisie en elementaire elegantie.’ Sorokin was niet de eerste de beste. De sociologische faculteit had lang uitgekeken naar een eminent geleerde om de faculteit te leiden. Met deze politieke vluchteling, ooit secretaris van Kerenski en ter dood veroordeeld door de Bolsjewieken, meende men de juiste persoon te hebben gevonden,” aldus M J van Dijk, Grootmeesters van de sociologie (p 146). Kerenski was de eerste Russische premier na de sociaaldemocratische revolutie van 1917 die voorafging aan communistische revolutie.
Sorokin “ontwikkelde een bijna vulkanische wetenschappelijke activiteit… Zijn cultuursociologische publicaties,.. in vele talen vertaald, zullen mogelijk van duurzamer betekenis blijken dan die van zijn grote Amerikaanse rivaal de briljante en zelfgenoegzame Talcott Parsons,” aldus Goddijn, Geschiedenis van de sociologie (p 227, 229). Dat laatste is de vraag, hoewel Sorokin 39 boeken schreef, waaronder grote 3-delige en 4-delige studies, over: criminaliteit, revolutie, sociale mobiliteit, sociologische theorieën en structuren, sociologie van stad en platteland, cultuurgeschiedenis, seksualiteit, crisis en calamiteiten, altruïsme, macht en moraal, volgens het overzicht van Carl Zimmerman (p 83-84).
Parsons als leidend socioloog
“Niet iedereen dacht zo negatief over Parsons. Zeker niet na zijn belangrijke boek [The Structure of Social Action], waarin Parsons als een van de eerste Amerikaanse sociologen de Europese sociologie had weten te interpreteren en ordelijk te presenteren,” met name de sociologie van Weber en Durkheim. “Hij werd voorzitter van de faculteit. Zijn eerste daad was het omzetten van de sociologische faculteit in een interdisciplinaire Faculteit der Sociale Relaties.” Hierdoor werd de afdeling van Sorokin opgeheven. Bovendien nam Parsons de ‘graduate’ studenten over van Sorokin, die daardoor alleen aan ‘undergraduate’ studenten doceerde, zegt hun voormalig medewerker Tiryakian in een interview: Remembering Talcott Parsons and Pitirim Sorokin, Goffman Archives.
Sorokin en Wright Mills werden door hun kritische stellingname in hun wetenschappelijke gemeenschap gezien als ‘paria’s’, schrijft Tiryakian in zijn inleiding tot Sociological Theory, Values, and Sociocultural Change. Essays in Honor of Pitirim A. Sorokin, dat ook een respectabele bijdrage van Parsons bevat.
De sociologie van Parsons paste beter dan de dynamische en kritische sociologie van Sorokin en Mills bij de zelfgenoegzame ‘conservative mood’ en ‘the higher immorality’, die volgens Mills typerend was voor de Amerikaanse politiek en cultuur van die tijd. (The Power Elite, 14 en 15, p 325-42).
Parsons geeft een nogal statische sociologische theorie en rechtvaardiging van de Amerikaanse gevestigde orde. Zie ook Elias, Wat is sociologie? (p 126) en Van Dijk, 5.7.2, ‘De religieuze basis van het Amerikaanse waardensysteem’ (p 174-181). Daar komen we na afweging van de controverse op terug.
Afweging en commentaar
De kritiek van Sorokin en Wright Mills op Parsons wordt door Goudsblom ‘gewogen’ in Balans van de sociologie (p 29). “Hoewel niet vrij van overdrijvingen… bevat het toch veel steekhoudende kritiek”.
“Zijn systeem vormt ‘een waar oerwoud van fijne onderscheidingen en in elkaar grijpende indelingen’… Parsons’ oeuvre is in de loop der jaren gegroeid als een koraalrif… Zoals koning Midas alles wat hij aanraakte in goud veranderde, zo haalt Parsons uit ieder probleem dat hij ter hand neemt een schema en dan bij voorkeur een viervoudig schema. Hij ordent en classificeert… en bakent gebieden af, om vervolgens door verbindingslijnen met pijltjes in alle richtingen de eenheid met het geheel te herstellen… Alle aspecten van het menselijk handelen krijgen een plaats in zijn systeem dat hij zelfs is gaan toepassen op de sociale evolutie… In zijn virtuositeit als systematicus… slaagt hij erin verbindingen te leggen tussen ver uiteen liggende aspecten… in een alomvattend tableau van termen” (Goudsblom, 67).
Sociologen worden wel eens gehekeld omdat “zij zeggen wat iedereen weet, maar op zo’n manier dat weinigen het meer begrijpen”. Dat geldt met name bij de ‘grand theory’ van Parsons: 50% overtollig taalgebruik, 40% bekende handboeksociologie,.. 10% [conservatieve] ideologie, schrijft Mills in zijn meest gelezen bestseller The Sociological Imagination (p 59). Dit boek stemt overeen met Fad en Foibles in Modern Sociology and Related Sciences van Sorokin, die door Mills nergens wordt genoemd.
De basisbegrippen van het hoofdwerk The Social System van Parsons komen overeen met Society, Culture and Personality: Their Structure and Dynamics van Sorokin, die eveneens voortbouwt op anderen. Hij schreef in 1920 reeds een 2-delig Russisch boek System of Sociology. “Typerend voor Parsons blijkt een scherpzinnige analyse van theorieën en materiaal van anderen,” aldus Nijhoff, Hoofdfiguren van de sociologie deel 2 (p 32, 33, 35). Dat is geen plagiaat, omdat hij het systematiseert.
Hoe liep de controverse af?
“Parsons’ wetenschappelijke status steeg tot grote hoogten,” schrijft Van Dijk. Studenten van Sorokin en Parsons werden toonaangevende sociologen. Ondanks alle kritiek was de ‘grand theory’ van Parsons decennia lang dominant. Dit gold ook voor zijn conservatieve interpretatie van de sociologie van Durkheim, Weber en de sociologische theorie. Zijn theorie wordt het structureel functionalisme genoemd.
Zijn criticus Wright Mills stierf op 46 jaar oud als een soort ‘outcast’, zijn bestsellers ten spijt. “De internationale sociologie verliest dan één van haar boeiendste persoonlijkheden,” schrijft Goddijn (p 253).
Sorokin kreeg ‘eerherstel’. Op 74-jarige leeftijd werd hij op voorspraak van zijn ex-medewerker Tiryakian President van de American Sociological Association. Sorokin erkent dan de waarde van Parsons’ theorieën. Zoals eerder bij Comte, Saint-Simon en Durkheim, vonden de ethische studies van Sorokin over altruïsme minder begrip onder sociologen dan zijn laatste standaardwerk Sociological Theories of Today. Het verscheen toen hij 77 jaar was. Hij licht daarin ook zijn invloed op Parsons toe (p 419-440).
Sorokin en Mills werden gevolgd door de Amerikaanse geheime dienst, omdat zij tegen de Koude Oorlogspolitiek en retoriek stelling namen en voor convergentiepolitiek en dialoog en pleitten. Dit ondanks het feit dat Sorokin een ter dood veroordeelde anticommunist was geweest die van Lenin gratie kreeg. De visie in boeken zoals Russia and the United States en Basic Trends of Our Times is actueel in het huidige politieke klimaat. Hij moest wijken voor Lenin en de bolsjewieken en later voor de systeem-bevestigende conservatieve sociologie van de Amerikaanse gevestigde orde, aangevoerd door Parsons.
Sorokin bleef ook in de VS een eigenzinnig Russisch revolutionair en dissident: kritisch, recht op de man af en niet altijd aangenaam. “De man van het Komi volk [een semi-autonoom volk uit Noord Rusland] was een eigenaardige libertaire conservatief, een christelijke anarchist, die nooit zijn boerenwantrouwen tegen de gecentraliseerde staat verloor… Toen de oude vechter stierf, waren zelfs degenen die hij aangevallen had met zijn scherpe pijlen het erover eens ‘that he was one of a kind – a kind that doesn’t seem to appear any more,” luidt de typering van Coser, Masters of Sociological Thought (p 490- 492)
De noodzaak van een algemeen menselijk systeem van waarden en normen
Evenals Durkheim en Sorokin zag Parsons de noodzaak van een onderliggend, gemeenschappelijk, algemeen menselijk systeem van waarden en normen. Dat hoefde bij hem niet religieus te zijn. Maar het krijgt in zijn visie hem wel een ‘heilig’, bovenpersoonlijk en fundamenteel karakter. Het moderne waardensysteem zag hij meer positief en optimistisch dan Durkheim, Weber en Sorokin, die meer oog hadden voor anomie of normlosheid, normvervaging en de postmoderne problematiek. Zie het artikel over wetenschap, techniek en economie in het WTE complex.
In zijn latere werk is Parsons minder statisch en meer evolutionair gaan denken. Hij zag de Amerikaanse maatschappij als de meest geëvolueerde samenleving. Anders dan Wright Mills, Sorokin en Weber, die aan het eind van De protestantse ethiek en de geest van het kapitalisme schreef: “dit nietige wezen verbeeldt zich een beschavingspeil te hebben verworven dat nooit eerder is bereikt”.
“Parsons nam uit General Systems Analysis een overzichtelijk schema over, om de hiërarchische relatie tussen zijn systemen aan te geven… Parsons heeft in twee leesbare werken Societies: Evolutionary and Comparative Perspectives en The System of Modern Societies een evolutie van maatschappijvormen geschetst. De evolutie voltrekt zich naar zijn mening in de richting van de moderne westerse, ja Amerikaanse maatschappij – vanaf de prehistorische samenleving tot aan de Verenigde Staten van onze dagen ziet hij een cybernetisch geregeld groeiproces. Hiërarchisch geordend, houdt dit voor de economie een proces van krachtsvergroting in, voor de politiek een proces van differentiatie, voor de maatschappelijke gemeenschap een proces van inclusie… waarbij steeds meer leden volwaardig burger worden en voor de handhaving [van orde] een alles beheersend proces van generalisering van waarden… Het visioen van Parsons lijkt nu te zijn dat zijn abstracte, analytische stelsel samen gaat vloeien met een ook in de ‘werkelijke’ wereld optredend proces van vergeestelijking,” aldus Nijhoff, Hoofdfiguren van de sociologie deel 2 (p 31, 36-38).
Intellectuelen, “academisch gevormde professies en het hoger onderwijs..., de wetenschap en de universiteit” spelen hierbij een sleutelrol, te vergelijken met de rol die Durkheim, Comte en Saint-Simon voor hen zagen. Nijhoff ziet een parallel met het marxisme, hoewel Parsons het evolutionaire denken van Marx en Hegel negeert. Er zijn ook parallellen met en de ‘religie van de mensheid’ bij Saint-Simon, Comte en Durkheim en de geschiedenisopvatting en het vooruitgangsdenken vanaf Augustinus, zoals in de volgende bladzijden en de bijlage zal blijken. Ook is er onmiskenbaar verwantschap met Sorokin.
Genoemde sociologen zien allen een moreel aspect van intellectuele kennis en wetenschap. Niet alleen bij de toepassing van de wetenschap, die gevaarlijke kanten kan hebben. Ook bij de beoefening van wetenschap zijn normen, waarden en omgangsvormen van belang. Naast intellectuele ontwikkeling is en behoefte aan morele educatie om te voorzien in de morele leemte die het functieverlies van de religie achterlaat.
Het onderscheid of de scheiding in feiten en waarden is niet zo stringent als bepaalde wetenschapsvisies doen voorkomen. Wat mensen zien als werkelijkheid hangt samen met wat men ziet als waarde(vol). Sorokin laat dit zien in zijn studies. Mensen zijn niet geneigd om wat men ziet als onwerkelijk als waardevol te zien. De materialistische wetenschap ziet de materie als werkelijk, die impliciet als waardevol wordt beschouwd; de moeite van het onderzoeken en exploiteren waard met behulp van wetenschappelijke technieken. Als de wetenschap de werkelijkheid ook meer als ideëel of integraal zou zien, zouden geestelijke waarden een meer reële kans krijgen en de moeite waard zijn om te realiseren als aanvulling en/of alternatief voor materialistische en hedonistische waarden en een nihilistisch gebrek aan waarden als een modern kernprobleem, dat door Durkheim anomie, normloosheid wordt genoemd.
4. Durkheim over moraliteit en collectief bewustzijn, religie en samenleving
In het werk van Durkheim spelen religie, moraal en moraliteit een hoofdrol, zie R Bellah, Emile Durkheim on Morality and Society en de bundel van Durkheim Over moraliteit. Society en morality vormen de binnen- en buitenkant van dezelfde sociaal-culturele werkelijkheid. Gemeenschappelijke opvattingen en gevoelens zijn hierbij verinnerlijkt in het collectieve bewustzijn.
Zonder de cohesie van morele en religieuze instituties, of een substituut, lijkt een cultuur niet duurzaam. Zij gaat kan ten gronde gaan aan ongereguleerde, ongebreidelde verlangens, gebrek aan organisatie en inzet van middelen om deze te vervullen. Collectief bewustzijn is een cruciale factor bij sociale cohesie en verandering; zie mijn boek Bewustzijn als bewapening over de ontwikkeling van collectief bewustzijn.
Laeyendecker schreef een bijdrage over Durkheim in Hoofdfiguren van de sociologie en in Orde, verandering en ongelijkheid (8.2, p 263-85).
De visie van Durkheim komt erop neer dat de moraal, de normen en waarden, die zijn verinnerlijkt zijn in het collectieve bewustzijn, de samenleving bijeen houden en zin geven. Het is te vergelijken met het cement dat een gebouw bijeenhoudt dat is opgebouwd uit individuele stenen en andere bestanddelen.
Wat Laeyendecker in Bedreigde cultuur (p 93) in voorgaand artikel schreef over de publieke opinie, komt overeen met de rol van het collectieve bewustzijn bij Durkheim. Ieder individu levert een passieve of actieve bijdrage tot het collectief en kan deze bijdrage enigszins vormgeven en bepalen. Op zijn beurt wordt een persoon ook weer door het collectief bepaald in een voortdurende wisselwerking, waarin de dynamiek van de cultuur en samenleving gestalte krijgt. Collectieve bewustzijnsverandering als bijdrage tot een uitweg uit de geschetste problematiek, komt aan het eind van dit artikel aan de orde. Morele en spirituele ontwikkeling kan daarbij een rol van betekenis spelen.
Durkheim over het individualisme als nieuwe religie van de mensheid
Durkheim gaat hierop dieper in een van zijn meest belangwekkende artikelen: ‘Het individualisme en de intellectuelen’ (zie H Goddijn, Sociologie, socialisme en democratie. De politieke sociologie van Emile Durkheim; R Bellah, Durkheim on Morality and Society; Laeyendecker, Orde, verandering en ongelijkheid, p 69). Durkheim wordt vaak niet goed begrepen: een reden om over hem te schrijven. Zijn integrale visie wordt door Goddijn e.a. in De geschiedenis van de sociologie als volgt gekarakteriseerd:
“De bewering, dat hij een samenleving berustend op dwang (contrainte) zou hebben voorgestaan, raakt kant noch wal. Hetzelfde geldt voor de mening dat hij een conservatief socioloog is geweest,. Het denken van Durkheim heeft historisch nauwe relaties met de opvattingen van de Franse socialisten… en heeft in de milieus van linkse intellectuelen grote invloed gehad. Durkheim heeft de stablisereing van de samenleving en de versterking van sociale normen voorgestaan, maar daaraan als hoogste beginsel het respect voor de menselijke persoon en de uitbloei van de autonome persoonlijkheid ten grond gelegd. Zijn wetenschappelijk socialisme heeft als onderstroom rationalisme, liberalisme en individualisme. Dat maakt ideologische situering van Durkheim er niet gemakkelijker op. Wie veel woorden wil vermijden… komt met de uitspraak dat Durkheim bovenal humanist was, aardig uit de voeten” (p 143-44).
“De menselijke persoon wordt gesacraliseerd… De rechten van de persoon staan boven die van de staat, zodat geen staatsbelang de aantasting van de menselijke persoon kan rechtvaardigen.” (Goddijn Sociologie, socialisme en democratie, p 161).
Ook de kerk en het WTE complex staan niet boven de waarde van de menselijke persoon. In die zin blijft Durkheim liberaal denken, maar hij integreert het reformistische socialisme van zijn vriend Jean Jaurès in zijn liberale individualistische visie. Het individualisme van Durkheim gaat verder dan het liberalisme en utilitarisme van Spencer en Stuart Mill, dat hij zag als een vorm van commercialisme. Durkheim zag evenals zijn voorlopers Saint-Simon, Comte het perspectief een nieuwe seculiere sociale religie van de mensheid ter vervanging van het gevestigde christendom, dat zij toen al zagen verdwijnen.
De nadruk op de autonomie en intellectuele zelfstandigheid van de menselijke persoon, vrije meningsvorming en religieuze en spirituele beleving, niet onderworpen aan kerk of staat, is ook kenmerkend voor de nieuwe spiritualiteit. Deze filosofen waren baanbrekende voorlopers.
Volgens Durkheim zou (de godsdienst van) het individualisme in genoemde zin niet tot morele anarchie leiden, maar tot een intellectuele en morele gemeenschap en een eigentijdse vorm kunnen krijgen in een religie van de mensheid. De waardigheid van ieder mens wordt hierbij beschouwd als de belichaming van de mensheid en heeft iets heiligs en goddelijks (Goddijn, p 163).
“Het individu ontleent zijn waardigheid namelijk aan niet aan zichzelf maar aan de mensheid”, voegt Laeyendecker (p 273) hier aan toe. Het gesocialiseerde individu is een verpersoonlijking van de mensheid. Het collectief, de samenleving, is uiteindelijk de bron van de waarde van de menselijke persoon als gesocialiseerd individu, zoals God deze bovenpersoonlijke bron is in het Christendom. Durkheim zoekt een balans tussen individu en collectief. Mensenrechten en de integriteit van de menselijke persoon gaan boven staatsbelang, maar worden ontleend aan de samenleving, die bij hem in de religie een religieus karakter krijgt als substituut en representatie van het goddelijke. God krijgt daarmee een realiteit als maatschappelijk geheel en is niet slechts een idee of geloofsvoorstelling.
Het Christendom heeft deze visie voorbereid door de nadruk op de persoonlijke relatie met God, de persoonlijke morele verantwoordelijkheid en de potentiële heiligheid van de menselijke ziel. De visie van Durkheim is actueel en betekenisvol in het kader van de asielzoekersproblematiek en anti-Islam sentimenten en de mondiale solidariteit bij rampen zoals de recente aardbeving in Nepal.
Individualisme als integratie van liberalisme en socialisme
Het individualisme is volgens Durkheim een historisch bepaalde, vrij recente sociale verworvenheid. Het heeft een moreel en sociaal doel van sociale integratie door individuele ontplooiing. De ‘rechten van de mens’ zijn hiervan een uitgesproken voorbeeld, ook al worden deze nog vaak met de voeten getreden. Liberalistische en socialistische visies worden in zijn individualistische visie zo geïntegreerd, dat ze geen tegenstelling vormen maar elkaar aanvullen.
Doorschietende individualisering in de richting van egoïsme en commercialisme of doorgeschoten socialisme naar overheersing van de staat kunnen de menselijke waardigheid en vrijheid belemmeren. Beide ‘uitwassen’ konden in zijn visie worden tegengegaan door de menselijke persoon een universele religieuze waarde te geven in een nieuwe seculiere sociale religie van de mensheid. Hedendaagse tekenen van mondiale solidarisering, die Wilterdink (p 137) noemt, tonen echter nog geen tekenen van een internationale mondiale religieuze organisatie, die kan voorzien in de functies van de terugtredende religies. Mogelijk is sociale verband bij de nieuwe mondiale religie en spiritualiteit een minder georganiseerd, meer subtiel geestelijk verband, zoals in de utopische filosofie van de Stoïcijnen, de Civitate Deï bij Augustinus en de daarmee verwante visie van de universele religie in India. De visie van Durkheim, die christelijk, liberalistisch en socialistisch is geïnspireerd, sluit aan bij deze visies en krijgt zo een universele historische context (zie bijlage 2).
Zoals de mensheid bestaat de regenboog uit miljoenen individuele druppels
De waardigheid en de goddelijke kern van de persoon als basis van een mensheidsreligie
In zijn artikel over het individualisme legt Durkheim de nadruk op het individu en het individualisme. In het algemeen kenmerkt zijn sociologie zich door een sterke nadruk op de samenleving en het sociale verband. Het individualisme vloeit hieruit voort als sociaal verschijnsel. Hij neigt ertoe individuele verschijnselen zoals suïcide in zijn gelijknamige studie, te verklaren uit sociale factoren. Zijn godsbegrip heeft een uitgesproken sociaal karakter. Als agnost gelooft hij niet in een andere metafysische transcendente werkelijkheid dan die van de symbolisch voorgestelde samenleving of de mensheid, die zijn godsbegrip gestalte geeft in een soort sociaal pantheïsme, zoals bij Saint-Simon en Comte.
“Het begrip van de menselijke persoon, dat van land tot land verschillen vertoont, is het enig blijvende en onpersoonlijke in de voortdurende stroom van individuele opvattingen... De gemeenschap der geesten kan niet meer worden gebaseerd op vaststaande rituelen… Het enige dat mensen nog gemeenschappelijk kunnen liefhebben en vereren, is de mens zelf. Dus is de mens zichzelf een God geworden en kan hij geen andere goden meer vereren zonder zichzelf te loochenen. En aangezien ieder van ons een incarnatie van de mensheid is, heeft ieder individueel bewustzijn iets goddelijks, draagt het een teken dat het heilig en onschendbaar maakt voor anderen. Dat is het individualisme…” (Goddijn, p 182, zie ook Nietzsche over de dood van God, met de vraag: moeten wij nu zelf geen goden worden?)
Durkheim bedoelt niet zozeer dat de mens goddelijk is, maar in zijn ziel het goddelijke in zich draagt, zoals diverse spirituele bronnen weergeven. Hij licht dit toe in The Elementary Forms of the Religious Life, hfst 7, The Idea of the Soul. Zijn visie in beïnvloed door de positieve religie van de mensheid bij Saint-Simon en Comte, maar toont ook sporen van een “mystieke vorm van katholicisme”, waartoe hij geneigd was, nadat hij de opleiding tot rabbijn vaarwel zei en voordat hij agnost werd, aldus Laeyendecker (Hoofdfiguren van de sociologie, p 66. Zie volgend artikel over het Socialisme).
De maatschappelijke rol van kritische intellectuelen
Maatschappelijk betrokken kritische intellectuelen spelen volgens Durkheim een sleutelrol, zoals bij Saint-Simon en Comte. Vroeger werd deze rol door wijzen en priesters vervuld. Deze rol lijkt in het WTE complex in diskrediet geraakt door de overheersing van de industrie in het WTE complex. Intellectuelen zouden dit complex dienen te sturen in plaats van erdoor te worden geëxploiteerd. Hun rol is ver verwijderd van de nieuwe priesters der mensheid, die Comte aan sociologen toedacht.
Intellectuelen lijken hun autonomie te zijn verloren. De rol van de kerk die hun vrijheid wilde beperken, lijkt nu overgenomen door de industrie. In ruil voor hun vrijheid en diensten worden wetenschappers gedegradeerd tot moderne ‘bedelaars’ naar onderzoeksgeld en goedbetaalde loonslaven, zoals een kritische jonge wetenschapper te kennen gaf. Daarmee is niet alleen de waardigheid van de wetenschap(per) maar ook de waardigheid van de mens(heid) in het geding. Economie, industrie, materiële groei en winst worden hoger geacht dan de menselijke vrijheid en waardigheid.
In plaats van onderhorig en volgzaam te zijn dienen zij zich volgens Durkheim, Wright Mills, de Frankfurter Schule en anderen een kritische maatschappelijke kracht van betekenis te vormen. Durkheim nam het op tegen de macht van kerk en staat voor de vrijheid van individuele burgers (bij de roemruchte strijd rond de onschuldig veroordeelde kolonel Dreyfus).
De nieuwe spiritualiteit lijkt meer gericht op individuele bewustwording dan sociaal engagement, zoals Couwenberg aangeeft. Dat geldt ook voor de gerichtheid op neo-liberalistisch getinte gerichtheid op zelfverbetering, die Dehue bekritiseert in eerdere bespreking van haar boek (in nr 29).
De strekking van dit artikel over Durkheim en andere artikelen is de samenhang van individuele en collectieve ontwikkeling, van spiritualiteit en maatschappelijke betrokkenheid, van moraal en religie met economie en industrie. Het laatste krijgt de nadruk in onze tijd. Voor meer evenwicht in ons leven en samenleven is een meer geïntegreerde ontwikkeling wenselijk en noodzakelijk.
De ideeën van Durkheim hierover lijken ver verwijderd van partijpolitieke discussies. De partijpolitiek betreft ook waarden en belangen van de achterban en van de hele samenleving. Een gemeenschappelijk bewustzijn dat individuele en groepsbelangen omvat en overstijgt, is volgens Durkheim essentieel voor een meer geïntegreerde groei en ontwikkeling van de kwaliteit van ons leven en samenleven. Uitwerking en specificatie hiervan valt buiten dit bestek en zijn reeds genoemd, ook in voorgaand artikel.
Augustinus ziet de stad van God
Bijlage
Universele religie en natuurrecht: Stoïcijnen, Augustinus en de eeuwige religie van India
Mogelijk is sociale verband bij de nieuwe mondiale religie en spiritualiteit een minder georganiseerd, meer subtiel geestelijk verband, zoals in de utopische filosofie van de Stoïcijnen, de Civitate Deï bij Augustinus en de daarmee verwante visie van de universele religie in India. Deze visies bieden een interessante aanvulling op de visie van Durkheim en de nieuwe spiritualiteit, die Laeyendecker beschrijft.
“Alle mensen zijn als redelijke wezens met elkaar verbonden, allen gehoorzamen aan de éne goddelijke rede, de Logos… Zij vormen een grote, zuiver geestelijke dus internationale gemeenschap…
Daar in alle mensen eenzelfde rede leeft, die als algemene wet zal heersen… kan [uiteindelijk] ook slechts één wet, één recht, één staat bestaan.”
“Op zuiver geestelijke wijze maken de Stoïcijnen zich de idee van het Romeinse wereldimperium eigen. In plaats van staten en staatjes prijzen zij één wereldstaat met één algemeen geldend natuurrecht; in plaats van een nationalistische politiek staan zij een kosmopolitische wereldvrede voor… Alle mensen zijn geroepen burgers te worden… van deze levensgemeenschap, deze internationale staat… die niet strijdig heette met historisch bestaande staten, hij bestond zuiver in gedachte [in de geest]…
“Het Stoïcisme huldigt ‘katholicisme’ [in de zin van Couwenberg] en is als zodanig te vergelijken met de christelijke kerk. Het richt zich op de mensheid in haar geheel. Het heeft dan ook de leer van de Kerk zeer sterk beïnvloed,” aldus Vloemans, Leven en leer der grote denkers (p 147-150).
“Rechtvaardigheid en mensenliefde… strekken zich uit tot alle mensen, ook de slaven en ‘barbaren’,.. alle grenzen van volken en standen doorbrekend,” aldus Störig, Geschiedenis van de filosofie, (p 188)
De goddelijke maatschappij, de Civitate Deï bij Augustinus
De utopische visie van de Stoïcijnen klinkt door bij Augustinus en het christendom. Het katholicisme heeft model gestaan voor de religie van de mensheid bij Saint-Simon en Comte, de voorlopers van Stuart Mill en Durkheim. Ook in Civis Mundi klinkt iets van hun kosmopolitische visie door.
De Civitate Deï, De stad van God, eigenlijk de goddelijke maatschappij of geestelijke gemeenschap lijkt enigszins verwant lijkt met de wereldstaat van de Stoïcijnen. Augustinus schrijft in Boek 19, 17:
“Deze Hemelse Stad roept burgers van alle naties op die allerlei talen spreken… Verschillen in gewoonten, wetten en instellingen tellen niet… Deze worden ook niet worden opgeheven maar gevolgd en gehandhaafd mits zij geen belemmering vormen voor de ware religie… [De Stad] verdedigt en zoekt het compromis tussen menselijke wensen,.. brengt in feite aardse vrede in verband met goddelijke vrede… en heeft deze vrede in zicht in iedere goede daad met betrekking tot God en de naaste.”
Deze universele religie is iets anders dan het georganiseerde verband van de kerk. De visie van Augustinus spitste zich echter toe op zijn interpretatie van het christendom, met uitsluiting van andere interpretaties. De kwestie wat ‘ware religie’ is en wat ‘belemmeringen’ daarvoor zijn, opent de mogelijkheid van intolerantie en (ketter)vervolging.
De invloed van de Augustijnse visie op de geschiedenis
De Civitate Deï was een zeer invloedrijk boek dat de christelijke filosofie en visie op de geschiedenis voor christenen haast onomstotelijk heeft neergezet. Met dit boek heeft Augustinus letterlijk en figuurlijk geschiedenis geschreven. “De zegetocht van de Civitas Deï door de westerse christenheid is bijna zonder weerga geweest; men kan zeggen dat behalve Plato geen schrijver zo beslissend heeft ingewerkt op de beschaafde mensheid als Augustinus met dit werk,” aldus E. Norden in Störig (p 215), die hem de eerste geniale figuur sedert de Griekse filosofie noemt, de grootste van alle kerkvaders (p 222).
Door “de geleerdheid die eruit spreekt en de heldere en vernuftige betoogtrant… een geweldige invloed van is uitgegaan… is de Europese visie op de ontwikkeling van de beschaving er in sterke mate door bepaald,” bevestigt de cultuursocioloog Goudsblom in Het regime van de tijd (p 146-49, Beschaving en godsdienst, de traditie van Augustinus).
De visie dat zich in de geschiedenis een (door god gegeven) plan evolutionair ontwikkelt naar een hoger geestelijk peil van beschaving, werkt niet alleen door in het christendom tot in het werk van Teilhard de Chardin. Ook bij Goethe, Hegel en Marx, het vooruitgangsgeloof bij verlichtingsdenkers als Concordet, Turgot, Saint-Simon, Comte, daarna bij Sorokin, Norbert Elias en Laeyendecker, allen erfgenamen èn opponenten van Augustinus.
Bij Hegel heeft de Absolute Geest die zich dialectisch ontvouwt in de geschiedenis, de rol van God overgenomen. Ook bij Marx heeft de dialectiek deze rol, maar dan in materiële zin. Couwenberg nuanceert het vooruitgangsgeloof in zijn boek Heeft de geschiedenis zin? Bij Marx zijn de aardse en de goddelijke staat van Augustinus herkenbaar in de klassen van de zelfzuchtige aards gerichte ‘kapitalisten’ en het solidaire proletariaat dat op het heil van de mensheid is gericht.
Augustinus en de cultuursociologische visie van Sorokin
Carl Zimmerman vergelijkt Sorokin met Augustinus en de Stoïcijnen in The Sociological Theories of Pitirim A Sorokin (p 17-19) en noemt hem een eigentijdse Augustijn. Beide tonen de grote invloed aan van geestelijke waarden en opvattingen, ondanks alle verschillen. Volgens Augustinus was Rome “door zelfzucht en zedeloosheid te gronde gegaan,.. waardoor de oude Romeinse deugden verloren waren gegaan,” aldus Störig (p 215 en Goudsblom , p 147). Sorokin neigt ook naar een dergelijke visie, hoewel er vele verklaringen zijn. In zijn studies Secular Cycles en War Peace and War. The Rise and Fall of Empires geeft de historicus Peter Turchin een empirisch en theoretisch zeer gefundeerde verklaring. Dit is een onderwerp voor een artikel in een volgend nummer.
Bij Sorokin is de ideële cultuur verwant met De stad van God, gericht op geestelijke liefde, de zinnelijke cultuur met de stad van de mensen, gericht op zelfzucht en heerszucht. Beide typen bestaan op aarde. Bij Augustinus in een lineair proces gericht op God. Volgens Sorokin in een cyclische, spiraalvormige opeenvolging. Afwisselend is het ene type dominant bij de meerderheid en het andere ondergeschikt bij een minderheid of ‘onderstroom’ in de cultuur. Beide aspecten, geestelijk en materieel, zijn in de mensen en de samenleving aanwezig, zoals in de homo duplex van Durkheim, zie het artikel over zijn socialisme.
Laeyendecker beschrijft de christelijke geschiedbeschouwing van Augustinus en anderen in ‘Vooruitgang in de Stad van God’, in zijn boek Brengt de vooruitgang ons verder? (p 51-54; 2.3). In antwoord op deze vraag geven Augustinus en Sorokin de voorkeur aan geestelijke of geïntegreerde vooruitgang boven materiële vooruitgang, die zij ook waarderen.
Augustinus en het civilisatieproces bij Norbert Elias
Goudsblom (p 148) schrijft dat het gedachtengoed van Augustinus “wijdverbreid is en zeker mede een rol heeft gespeeld bij de ontvangst van Elias’ theorie over het civilisatieproces. De augustijnse manier om de geschiedenis van de mensheid op te vatten als de ontvouwing van een bestaand plan heeft zich voortgezet in geseculariseerde varianten zoals het marxisme, waarin het geloof aan God was afgezworen, maar het vertrouwen in een noodzakelijk verloop en een uiteindelijk gunstige afloop voortleefde. Het sprak voor velen dan ook welhaast vanzelf dat Elias… de ontwikkeling van de samenleving door de eeuwen heen ook als noodzakelijk en doelmatig moest zien – dit ondanks het feit da Elias zelf juist het ontbreken van enig plan of doel heeft beklemtoond.”
Sociale processen hebben volgens Durkheim, Elias, Goudsblom, De Swaan en Wilterdink (1.2; 1.3) een “relatief autonoom verloop dat niet volledig tot individuele bedoelingen kan worden herleid (inclusief de bedoelingen van God) en dus een beperkte beheersbaarheid en voorspelbaarheid heeft. Dit impliceert ook dat mensen als deelnemers er enige invloed op kunnen uitoefenen. Het glas als het ware half vol of half leeg. We hebben enerzijds wel invloed anderzijds niet, of in beperkte mate en deze invloed heeft steeds ook onbedoelde effecten. Redenen genoeg om ons naar vermogen in te zetten en ons inzicht in de werking van onze individuele en collectieve inzet te vergroten.
De visie van Augustinus blijft ook relevant in eigentijdse en bijgestelde interpretatie in het licht van grote filosofen en sociologen en in het licht van de Indiase Vedanta filosofie. Ook de hoogstpersoonlijke bekentenissen in zijn Confessiones blijven weergaloze literatuur vol existentiële vragen en antwoorden.
De eeuwige religie van India
Oosterse religies kenmerken zich door een betrekkelijk ondogmatische tolerantie, hoewel er vanouds veel disputen waren onder wijzen. De intolerantie ligt in India meer op het vlak van ‘rituele zuiverheid’ en discriminatie van lagere kasten, die religieus wordt gesanctioneerd. De visie van de Stoïcijnen en Augustinus is verwant met de visie van universele religie in India. Dergelijke visies zijn vooral na de verovering van Noordwest India door Alexander de Grote beïnvloed door “de golf van het Oosterse denken… dat Griekenland binnendrong,” aldus Will Durant (Van Socrates tot Bergson, p 134). Maar ook voor die tijd is de verwantschap vaak opmerkelijk, bijv. bij Plato en Pythagoras.
Swami Ranganathananda onderscheidt in Science and Religion etnische religies van universele religie, die de mensheid kan omvatten met al zijn etnische religies, zoals kosmische religie van Einstein. Het Hindoeïsme heet in India Sanatana Dharma, de eeuwige orde, de universele religie, de ‘Perennial Philosophy’ van Aldous Huxley. Zoals bij de Stoïcijnen de term Logos kan dharma ook (universele) wet, de culturele orde betekenen, wetten die op weten berusten. De universele religie in India omvat de smeltkroes van volkeren van een heel subcontinent, dat groter is dan het Romeinse Rijk was.
De Indiase filosofie van de Vedanta, waaronder de Oepanishaden, vormt een “’Überphilosophie’, een overkoepelende kroon over alle verschillende leringen en riten heen. Want vanuit deze visie kunnen alle leringen en cultgebruiken dienen als voorbereidende fasen voor de hoogste kennis van het Goddelijke,” aldus de indoloog Helmut von Glasenapp, Indische Geisteswelt, Glaube, Dichtung und Wissenschaft der Hindus (p 191), over de grote filosoof Shankara.
Het Christendom heeft evenals het Hindoeïsme volksreligies in zich opgenomen. Het poogde deze eerst uit te roeien en niet zonder succes. Van de oorspronkelijke religies liet de Kerk weinig over, hoewel de Germaanse Edda door priesters is opgetekend. Ook Augustinus heeft andere interpretaties dan de zijne bestreden als ketterijen. In het blad Intermediair verscheen in de jaren 80 een artikel met de sprekende titel: ‘Augustinus als ketterjager’. Als andere visies, religies en levenswijzen niet worden getolereerd en er geen gemeenschappelijke basis wordt ervaren, zal vrede onder druk staan, zoals de actualiteit leert.
De verschuiving van de economische en demografische machtbalans naar het Oosten en Zuiden kan de christelijke en Eurocentrische visie verrijken tot een meer kosmopolitische visie. Westerse, oosterse en andere niet-westerse visies kunnen worden geïntegreerd, als westerse intellectuelen zich daarin verdiepen en deze integreren met westerse wetenschap.
Behoefte aan een universele visie
Grote wijzen, heiligen en wetenschappers en filosofen kenmerken zich vaak door een universele visie, waarin religie, filosofie en wetenschap worden verenigd. Saint-Simon, Comte en Durkheim zagen de behoefte aan een universele religie van de mensheid. Deze behoefte wordt nog niet algemeen gevoeld, maar kan beschouwd worden als stap in het proces van mondialisering. Evenals in grote rijken als het Romeinse Rijk en India, de grootste democratie ter wereld, is er volgens Durkheim een verbindend collectief bewustzijn nodig met een spirituele of religieuze inspiratie. Materiële en economische doelen alleen kunnen hierin niet voorzien en kunnen een bedreiging vormen zoals Laeyendecker laat zien.
Griekse en Indiase benaderingen zijn verenigbaar met (innerlijke) ervaring en rationeel denken. Zij lijken daarom meer geschikt als overkoepelende universele spirituele visie dan de christelijke religie en theologie. Subjectief geloof botst met de intersubjectieve universele strekking van de wetenschap. Christelijk waarden zoals mensenliefde en mensenrechten hebben echter wel een universeel appèl.
De huidige politiek wordt gedomineerd door economische motieven en groepsbelangen. Men bekvecht over waar meer geld naar toe moet, terwijl de rijken steeds rijker worden en ongelijkheid schrijnend toeneemt. Een meer spirituele kosmopolitische visie zou kunnen bijdragen tot meer wereldwijde solidariteit, die nog door te weinig mensen wordt gevoeld. In het artikel over het liberale socialisme van Saint-Simon en Durkheim en artikelen in volgende nummers komen deze thema’s ook aan de orde.
Wat kan de aarde nog verdragen? 2015 05 15
Hoeveel kan onze aarde
van ons mensen nog verdragen?
Zij schokt en trilt en beeft
alsof de bodem het begeeft
De aarde wordt te warm
Klimatologen slaan alarm
De meters staan op rood
Veel mensen zijn in nood
Veel dieren sterven uit
door mensen uitgebuit
Van hun plek verdreven
waardoor zij het begeven
Mensen die hen goed gezind zijn
komen samen tot bewustzijn
dat het zo niet langer gaat
Zij wijzen op de menselijke maat:
Matiging van excessieve wensen
die nadelig zijn voor mensen
Wat mensen elkaar aandoen
tart ook menselijk fatsoen
Waar is de moraal gebleven
en wat regelt nu ons leven?
De aarde is ons aller Moeder
Moge zij ons voor onszelf behoeden
Universele religie van de mensheid 2015 03 22 Zondagmorgen
Iedere mensenziel
die ooit op aarde viel
als druppel uit een wolk
behoort tot een verkoren volk
Ieder mens heeft binnenin
een verbinding met God
ook al vindt hij het onzin
omdat hij niet gelooft in God
Dit is geen godsdienst of religie
Het is een weg naar binnen
voorbij de uiterlijke zinnen
die past bij iedere religie
We hoeven niets te zeggen
Alleen contact te leggen
Van binnen stil aanwezig zijn
erin leven bewegen en zijn1
Als ieder mens het licht ziet
is dan de hele mensheid niet
een uitverkoren volk?
Als druppels van de wolk
Die ooit weer samenkomen
als de gescheidenheid
ten einde is gekomen:
het eind van de IJzeren Tijd2
Als mensen tot bewustzijn komen
in de heelheid van het Zijn
waaruit zij ooit verdreven zijn
en sedertdien van dromen
Het zicht was hen ontnomen
door een soort van blinde vlek
Een al te menselijk gebrek
dat weer wordt opgeheven
Als wij ten volle leven
Ons weer bewust zijn
van ons eigenlijke wezen
waarin wij leven, bewegen en zijn1
1 Handelingen van de apostelen 17:28
2 Zie Plato en de Indiase Kali Yuga
Zoals de mensheid bestaat de regenboog uit miljoenen individuele druppels