De visie van Freud: Eros en civilisatie, repressie en sublimatie

Civis Mundi Digitaal #32

door Piet Ransijn

Aanvulling op het artikel over het ‘Nirvana’-principe, de doodsdrift en het lustprincipe

Freud was ook toen hij ouder werd een vruchtbaar schrijver

‘Ik kan iedereen de Gestapo aanbevelen,’ schreef Freud toen hij als Jood zijn huis moest verlaten en de Gestapo hem vroeg te bevestigen dat hij goed behandeld was. In 1938 week hij uit naar Engeland, net als en Marx voor hem, na een baanbrekend leven.

“Freud  is de beroemdste vertegenwoordiger van  de sociale wetenschap uit de twintigste eeuw”, zo begint de socioloog Goudsblom zijn stuk over ‘Sigmund Freud en de sociale wetenschap’ in zijn boek Stof waar honger uit ontstond.  De voornaamste stellingen van Freud zijn echter niet echt wetenschappelijk in de zin dat zij moeilijk te bewijzen of te weerleggen zijn, zoals de wetenschapsfilosoof Karl Popper heeft laten zien, onder meer in zijn autobiografie Unended Quest. Dat geldt vooral voor “het oedipuscomplex dat door Freud zelf als de kern van zijn theorie wordt beschouwd” (Goudsblom, p 127). De theorie van het Oedipus complex als het incestueuze erotische verlangen naar de moeder en de daarmee verbonden rivaliteit naar de vader, is te traceren naar een ervaring van Freud als kind. Hij zag  toen zijn moeder een keer ontkleed, zoals hij later schrijft in Three Essays on the Theory of Sexuality. (Encyclopedia Brittanica 15e editie, vol. 7, p 738).

De erotische passie van Freud manifesteerde zich in 900 liefdesbrieven aan zijn verloofde. Zij kregen later zes kinderen. Hij sublimeerde zijn passie in zijn baanbrekende werk, dat een koel contrast vormde met zijn soms warme liefdesbrieven. Een dergelijk contrast is ook in zijn werk te vinden.

 

“Freud zocht als onderzoeker zijn weg… tussen de natuurwetenschappen en de cultuur- of geesteswetenschappen. Hoe zijn oriëntatie afwisselend in een van beide richtingen ging, blijkt zelfs uit zijn stijl, die soms natuurwetenschappelijk… gemodelleerd is en dan weer neigt naar het literaire,” schrijft de stilist Goudsblom (p 126).

De fraaie schrijfstijl van Freud is volgens Nijmeegse emeritus hoogleraar criminologie C I Dessaur, alias de schrijfster Andreas Burnier, één van de factoren die zijn succes verklaart. Zij geeft een kritisch exposé van Freuds leer in De droom der rede. Het mensbeeld in de sociale wetenschappen, p 129-140.

 

Freuds grootste verdienste is de systematische aandacht voor het onbewuste

Het onbewuste is eerder ‘ontdekt’ door Schopenhauer, Nietzsche en anderen. Ondanks de dominante materialistische, reductionistische en pessimistische strekking van zijn dieptepsychologie is deze zeer populair geworden. Hij ziet mensen als egocentrisch gericht op lustbevrediging. Door driftbeheersing, via civilisatie, socialisatie en sublimatie worden mensen sociaal aangepast. Zijn concept libido of ‘psychische energie’, een begrip van Nietzsche, is fysisch van aard. Bij Nietzsche vinden we reeds een dichterlijke beschrijving van het lustprincipe: ‘Weh sagt vergeh, aber alle Lust wil Ewigkeit, tiefe, tiefe Ewigkeit.’

In het volgende mechanische beeld wordt het model van Freud aldus verwoord door J H van den Berg (Dieptepsychologie p 61):

“De driedeling Opper-Ik, Ik, Es werd weleens verduidelijkt met het beeld van een stoomlocomotief. Het vuur in de ketel en het kokende water stellen het Es voor. De bewonersrond het emplacement…het Opper-Ik. De machinist het Ik. Hij moet geregeld stoom afblazen en… hij moet rijden:..dat is zijn realiteit.”  Zie ook het korte geschrift van Freud Das Ich und das Es (1923). Anderen ‘ontdekten’ het onbewuste en het Opper-Ik ongeveer gelijktijdig, aldus Van den Berg, bijv. Durkheim, Sorokin, e.a. (1)

 

De herontdekking van het onbewuste in het Westen loopt volgens Dessaur parallel met de ontdekking van multidimensionale Oud-indiase yogapsychologie. Hierin worden vele niveaus onderscheiden: fysiek, vitaal en instinctmatig (zoals bij Freud), zintuiglijk, mentaal (‘manas’, etymologisch verwant met mind), rationeel (onderscheidings- en beslissingsvermogen) en ‘gnostisch’, de ego-functie, de herinneringsfunctie, die behoort tot wij nu het onderbewuste noemen, het zuiver spirituele, bovenzintuiglijke en het hoogste ontologische (zijns)niveau of hogere Zelf, aldus Dessaur (p 38,39,132 zie ook Sorokin e.a.)

Het multi-dimensionaele Indo-Europese mensbeeldkomt overeen met het Egyptische en esoterische, Joodse Kabbalistische mensbeeld. Volgens Dessaur wordt dit mensbeeld in de loop der eeuwen gereduceerd tot het materiële driftmatige niveau, waar Freud zijn mensbeeld op baseert. Bij de oude Grieken, bijv. Plato, vinden wij een meer gedifferentieerd mensbeeld: het onderscheid in lichaam, ziel en geest. Dat vinden we ook bij diverse gnostische en andere esoterische ‘onderstromen’.

 

Basisdriften bij Freud zijn de Eros en Thanatos, de levens-, lust- en liefdesdrift en de agressie- of doodsdrift. Eerst was de vitale drift zijn enige basisprincipe. Hij verklaarde agressie uit frustratie van deze drift. Na de oorlog werd agressie een tweede basisdrift in Jenseits des Lustprincips (1920) en Das Unbehagen in der Kultur (1930).  Vele psycho-analytici volgen hem hierin niet.

“De impuls tot perfectie is te begrijpen als resultaat van instinctuele repressie, waarop… de beschaving is gebaseerd,” schrijft Freud in Beyond the Pleasure Principle (1974, p 36).

Door de cultuur, die is verinnerlijkt in het Über-Ich, worden driften beheerst en onderdrukt. De socioloog beschrijft het Über-Ich als de druk van anderen Fremdzwänge die zijn verinnerlijkt tot Selbstzwänge.  Deze innerlijke dwang kan tot verdringing leiden, die neurotische gevolgen kan hebben. “Het conflict tussen de normen en waarden van de beschaafde samenleving enerzijds en de primaire aandriften anderzijds, leek hem een strijd met een onzekere afloop,” aldus Dessaur (p 138).

 

 ‘Hoe kon het mensbeeld van Freud zo’n allesdoordringende cultuurfactor worden?’

vraagt Dessaur zich af. Dat geldt ook voor het mensbeeld van Darwin en van Marx.“Naar ideologie sloot hij aan bij de materialistische, positivistische en atheïstische voorkeuren van de 19e eeuw. Daarentegen bood hij tegelijkertijd in feite een tegenwicht, door zijn ‘romantische’ bronnen [o.a. Nietzsche], zijn exploratie van verborgen lagen in de psyche en stellig ook door zijn fraaie schrijfstijl…

Freuds exploratie van ‘instinctuele motivaties’, of… van het drievoudige psychische niveau [Es, ego en superego]  is ten dele verhelderend. Ook al wijst men zijn aanvankelijke totale seksualisering van alles en zijn latere deducties naar doodsdrift, haat en agressie af, dat neemt niet weg dat dergelijke impulsen op het ‘onderste’ psychische niveau, rechtstreeks of gesublimeerd, een allesoverheersende rol spelen. Waar men bezwaar tegen kan hebben, is Freuds reductie van de totale psyche naar dit laagste niveau…”

 

Freuds gigantische culturele invloed (en die van Marx) kan dus enerzijds worden verklaard uit hun positie als focus van al wat in de westerse cultuur leefde… In het geval van Freud komt daar nog een factor bij. Hoe atheïstisch en positivistisch hij met zijn bewustzijn ook moge zijn geweest, in zijn ‘onbewuste’ leefden sterke mystieke impulsen. De psychoanalytische beweging had bijzonder weinig van een academisch genootschap…, maar alles van een mystieke bond…Weliswaar werd in deze scholingsweg niet het hogere, maar juist het lagere in de mens geopenbaard, maar dat paste bij de westerse mentaliteit van zijn cultuurperiode.”(Dessaur,p139,140)“Tot ver in de 20e eeuw zou het duren voor ook het ‘bovenbewustzijn’ althans voor enkelingen weer ter sprake werd gebracht in een wetenschappelijke context.” (Dessaur, p 132, zie ook Sorokin, Jung, Assagioli, Fromm en Maslow, de humanistische psychologie). Voor Freuds mystieke kant zien we ook in het  het ‘Nirvana-principe’:

 

Het ‘Nirvana-principe’

De dominante tendens van het mentale leven is de poging interne spanning door stimuli te verwijderen of constant te houden – een tendens die uitdrukking vindt in het lustprincipe. Onze erkenning van dit feit is een van de sterkste reden om te geloven in het bestaan van doodsinstincten… We moeten veronderstellen dat ze vanaf het eerste begin zijn verbonden met de levensinstincten,’’ schrijft Freud in Beyond the Pleasure Principle (p 50-51).

Is het ‘nirvana-principe’ een onderliggend principe, dat zich enerzijds uitdrukt als ‘Eros, de onderhouder van alle dingen en anderzijds als tendens tot reductie van stimuli, de vernietigings- of doodsdrift?

 

Plato en de Indiase filosofie over  het Zelf en het ‘Nirvana- principe’

Freud citeert vervolgens Plato, Symposion, en de Indiase Oepanishaden. Beide zeggen dat de oorspronkelijke mens of het Zelf (Atman) eerst één was en toen werd verdeeld in twee delen: man en vrouw. Freud volgt hun hypothese dat deze delen “streven naar hereniging verlangen door seksuele instincten”. Ook streven naar een soort vereniging of rust in de (anorganische) wereld. Vandaar de term het ‘nirvana principe’: innerlijke vrede.

In de Indiase filosofie, waarvan Freud heeft kennis genomen, komt de Eros overeen met Vishnu, de onderhouder. De doodsdrift Thanatos met Shiva, de vernietiger of het transcendentie-principe. Beiden worden verenigd in het onpersoonlijke Brahman, het Al. Deze vereniging of bevrijding komt overeen met het Boeddhistische nirvana (-principe). Bij Nietzsche zijn beide driften te herleiden tot Dionysos, de god van de vruchtbaarheid, die zichzelf vernietigt.

 

De Eros als ‘liefdesprincipe’ bij Plato

Plato geeft in zijn dialoog Symposion een ruimere betekenis dan lustprincipe aan de Eros, als liefdesprincipe, dat zich van het fysieke driftmatige niveau verheft of sublimeert naar de geestelijke liefde: de zogenaamde platonische liefde. De platonische versie van sublimatie is ook te vinden is in de Divina Commedia van Dante en Faust bij Goethe

“De mens, die het Hoge leerde kennen, heeft het onvermijdelijk lief en verlangt niets anders dan, omhoog stijgende, het te veroveren (vereniging)… De ziel heeft de Ideeën geschouwd en lief gekregen. In de zintuiglijke wereld wordt de herinnering aan deze ideale beelden wakker. De liefde, de Eros ontwaakt in de ziel en dwingt haar tot stijgen naar de Ideeën-stratosfeer. Zo neemt de Eros zijn uitgangspunt bij de zinnelijkheid, bij het stoffelijke, om zich langzaamaan, groeiend en louterend, meer en meer te vergeestelijken.” (Zie mijn artikelen Civis Mundi nr 23 en 29, over Plato).

Het proces van sublimatie komt onder meer aan de orde in Das Unbehagen in der Kultur.

 

Liefde verheft zich boven onze lusten

 

Das Unbehagen in der Kulturbegint met Freuds reactie op een brief over het ‘oceanische gevoel van onbegrensdheid en eeuwigheid…als de bron van religie’:.. “Oorspronkelijk omvat het ik alles, later scheidt het de buitenwereld van zich af. Ons huidige ik-gevoel is slechts een ingeperkte rest van een meeromvattend, alomvattend gevoel dat overeenkomt met een innige verbondenheid van het ik met de omgeving…de onbegrensdheid en de verbondenheid met het Al… het oceanische gevoel.

Kunnen wij het overleven aannemen van het oorspronkelijke [ik-gevoel] naast het latere dat eruit geworden is?...In het zielenleven blijft alles op een of andere wijze behouden… Wij zijn bereid toe te geven dat er bij vele mensen een ‘oceanisch gevoel’ is… Een andere reactie verzekert mij dat men door yogapraktijken en ademhalingswijzen ervaringen kan opwekken”

Veel mensen zoeken echter in religie vervangende bevredigingen om het leed te verminderen…”Zij willen gelukkig worden en blijven… enerzijds afwezigheid van leed en onlust, anderzijds een sterker lustgevoel…” Beheersing…en sublimering van het driftleven ” is niet algemeen toepasbaar, maar voor weinigen toegankelijk” (p 78). Ook andere wegen schieten tekort.

 

De cultuur maakt ons niet gelukkig maar beperkt en onderdrukt de bevrediging van onze lusten. “Men vindt dat de mens neurotisch wordt omdat hij de mate van ontzeggingen niet kan verdragen die de samenleving hem oplegt in dienst van haar culturele idealen…Het schijnt vast te staan…dat wij ons in onze huidige cultuur niet wel voelen.”

Dit ondanks alle objectieve technische vorderingen en beheersing. Freud wijst op de inperking van de seksualiteit, de seksuele drift, door de cultuur. Hij noemt ook het ideaal van naastenliefde en algemene mensenliefde, waarin bijvoorbeeld Franciscus het ver gebracht heeft. Hij was een uitzondering op het principe, dat mensen als wolven zijn: “Homo homini lupus, wie kan deze zin bestrijden… na alle historische ervaringen?...

Door de primaire vijandigheid onder de mensen wordt de cultuur steeds bedreigd met verval en moet zij alles bieden om de agressiedrift te beperken… God heeft de mens naar zijn evenbeeld  geschapen… maar hoe moeilijk is het om het onloochenbare bestaan van het kwaad en de aangeboren menselijke neiging tot agressie en destructie te verenigen met zijn almacht en algoedheid… De duivel was de beste oplossing.” Freud verwijst naar Mephistofeles in Goethes Faust: ‘Denn alles was entsteht ist wert das es zu grunde geht’. Tegenstander van Mephisto is de groeikracht van de natuur, de Eros.

 

De cultuur is een ‘proces in dienst van de Eros’  om individuen, families…, naties in een grotere eenheid, de mensheid tezamen te voegen... in de strijd met de agressiedrift, de nakomeling van de doodsdrift, die naast de Eros meedingt met de beheersing van de wereld. De cultuurontwikkeling...is de strijd van Eros en Dood, levens- en destructiedrift”

”Wie kan de afloop voorspellen?”, luidt de slotzin van Das Unbehagen in der Kultur.

 

Het onbehagen bestaat ook uit toenemend schuldbewustzijn in de ontwikkeling van de cultuur in verband met verdringing van agressieve en seksuele driften door het Opper-ik. Aanpassing aan de grotere gemeenschap gaat gepaard met beperking van egoïstisch geluksstreven bij het altruïstisch streven naar vereniging met anderen. Freud ziet een strijd tussen individu en samenleving en/of cultuur.

 

Psychologen als Jung en Fromm bouwen voort op het werk van Freud met een meer hoopgevende eigen visie. De revolutie van de hoop is een van de boeken van Fromm, die ook aansluit bij Marx, over de humanisering van de technologische samenleving, die nog steeds hard nodig is. Ook de sociologen Norbert Elias, Sorokin, Durkheim e.a. hebben een meer optimistische, geïntegreerde visie op wat Freud noemt “de deelname van de individuele mens aan de ontwikkelingsgang van de mensheid.” 

 

*Dit artikel is gebaseerd op een collegetekst over Freud voor een cursus aan de HOVO Hogeschool voor Volwassenen Beschaving en verloedering [bezien] door de ogen van grote filosofen, sociologen en psychologen, met Freud als één van hen, naast Comte, Marx, Nietzsche, Durkheim, Max Weber, Sorokin, Fromm en Norbert Elias. Hierbij  ligt wat Freud betreft het accent op zijn latere cultuurpsychologische werken, vooral Jeseits des Lustprinzips en  Das Unbehagen in der Kultur, die in de context van mijn artikelen het meest relevant zijn.

1, De psychoanalytische theorie van Freud worden onder meer beknopt beschreven in H T van der Molen, Klinische psychologie (p 223 e.v.) en J. Rigter, Het Palet van de Psychologie (p 60)