Civis Mundi Digitaal #33
De veeteelt verkeert in een crisis. De prijs van varkensvlees en melk garandeert niet langer een
fatsoenlijk inkomen voor de boeren. De landbouwpolitiek van de Europese landen wordt bepaald door heftige onderlinge concurrentie en boerenprotesten gewapend met tractoren bereiken zelfs de kantoren van Europa in Brussel. Deze structurele crisis is niet verbazingwekkend, want de vroegere veehouderij is veranderd in een industriële veehouderij van koeien ,varkens en kippen met een onderling moordende concurrentie waarin de meest competitieve bedrijven de winnaars zijn.
De volgende haast logische stap voor deze industriële veehouderij - zoals ook gebeurt bij andere takken van industrie - is een delocalisatie van deze veefabrieken naar Brazilië of elders, wat met de industriële kippenfokkerijen al gebeurd is. Deze ontwikkeling van de veehouderij staat haaks op het respect voor al wat leeft, op een fatsoenlijk écologisch evenwicht, op een goed doordacht economisch en sociaal beleid en zelfs op een gezond voedingspatroon.
Inderdaad, deze uitwassen van de industriële veehouderij zijn een weergave van een diepe beschavingscrisis die de mensheid snel te lijf moet gaan om de relatie met de natuur, met al wat leeft weer helder te krijgen en om zo een duurzame voedingspolitiek te ontwikkelen.
Hoe moeten wij het vee behandelen? Welke plaats moeten wij in de toekomst aan de veeteelt geven na de duizenden jaren van gezamenlijke ontwikkeling met diverse bevolkingsgroepen? Hoe moeten wij die veeteelt integreren op de gewenste weg naar een ecologisch verantwoorde landbouw? Hoeveel dierlijke calorieën hebben wij nodig?
Politiek onder druk van agro-alimentaire lobby’s
De eerste vraag die opgelost moet worden is die van het respect voor het vee en voor hun natuurlijk gedrag dat verder gaat dan het zogeheten welzijn van dieren: een alibi voor het opsluiten van vee om natuurlijke risico’s te voorkomen. Het gedrag van de diverse soorten vee is goed bekend: koeien grazen in de wei of herkauwen hooi in de winter, kippen krabben en pikken, varkens wentelen zich in de modder om zich te verfrissen en gebruiken hun snuit voor het vinden en eten van bladeren, twijgen en wortels. De veehouderij moet die voorwaarden scheppen die passen bij het natuurlijke gedrag van het vee in plaats van varkens op roosters te zetten en koeien in megastallen onder te brengen ter wille van de rentabiliteit van de veehoudersbedrijven vaak onder het mom dat veel dierlijke eiwitten noodzakelijk zijn voor onze gezondheid zoals bijvoorbeeld drie melkproducten per dag voor het behoud van een goede botstructuur.
Voor onze gezondheid hebben wij maar weinig dierlijke proteinen nodig. Integendeel te veel dierlijke eiwitten met name die van dierlijke vetten leveren gevaar op voor onze gezondheid. Vijftien procent dierlijke calorieën van het totaal benodigde aantal dagelijkse calorieën is echt voldoende. We kunnen dus met gemak onze consumptie van dierlijke calorieën met de helft terugbrengen en daarmee ons voedingspatroon herzien: meer seizoengebonden groente, peulvruchten, etc. Dat is goed voor het milieu: minder uitstoot van het broeikas-gas methaan door minder vee. Dat compenseert ook de hogere, wellicht dubbele prijzen voor vlees en melk bij een écologisch en een aan het natuurlijke gedrag van het vee aangepaste veehouderij met zo ook alle economische en sociale voordelen van dien voor de veehouders. Een aangepaste veehouderij zo mogelijk gecombineerd met het gemengde bedrijf voor een zoveel en zo groot mogelijke autonomie wat betreft veevoer en daardoor ook minder milieuvervuilend transport.
Helaas laat de politiek het ook hier afweten mede onder druk van de agro-alimentaire lobby’s , die terwille van hun aandeelhouders nog altijd denken in termen van meer en meer waarvan uiteindelijk
de boeren zelf , het milieu en onze gezondheid het slachtoffer zijn.