Civis Mundi Digitaal #38
Opgedragen aan de nagedachtenis van Gretha en Wim Da Cunha, een Duitse vrouw getrouwd met een Joodse collega
Onlangs las ik De Tweeling. Het boek maakte diepe indruk. Vanwege voorkeur voor nonfictie lees ik weinig romans. Dat komt ook omdat gelezen romans steeds worden overtroffen door het werk van Tolstoj en Dostojewski. Dat ik heb bestudeerd bij het bijvak vergelijkende literatuurwetenschap, gecombineerd met sociologie en filosofie, als voorstander van een integrale benadering. Via een wederzijdse vriend leerde ik Tessa de Loo en haar werk kennen. De tweeling is haar meest gelezen en geprezen boek met 60 drukken in Nederland, een internationale bestseller. Het is verfilmd en er is een musical van gemaakt. Aanvankelijk werd het in Nederland niet positief ontvangen. Het oorlogsleed van de Duitsers was bij velen nog taboe, volgens NRC recensent Pieter Steinz. Dat zien we ook bij hoofdpersoon Lotte, die haar Duitse tweelingzus niet kon en wilde begrijpen. Lotte belichaamt de Nederlandse visie. Via deze hoofdpersoon anticipeert de schrijfster op de reactie in Nederland. Daarbij kijkt zij naar het verleden, het heden en de toekomst, met name wat betreft onze relatie met de Duitsers.*
De roman wordt nu beschouwd als een literair meesterwerk, het meest gelezen oorlogsboek na Anne Frank. Na de internationale erkenning kon Nederland moeilijk blijven steken in moffenhaat en vooroordelen. Het werk komt in de buurt van Tolstoj en Dostojewski. Onlangs heb ik de indrukwekkende BBC serie over Oorlog en vrede gezien. Van de betrekkelijk weinig romans die ik heb gelezen1 is De Tweeling de Nederlandse roman die mij het meest heeft aangegrepen. Waarom? Wat maakt dit boek zo bijzonder?
Retrospectieve Nederlandse en Duitse perspectieven
We zien in dit boek de oorlog vanuit de perspectieven van een Nederlandse en een Duitse vrouw, een tweeling die voor de oorlog opeens wreed van elkaar werd gescheiden als meisjes van een jaar of zes, toen hun ouders stierven. De zussen ontmoeten elkaar zo’n zestig jaar later weer en blikken terug op de oorlog. Als zij hun ervaringen delen, komt de oorlog bij hen weer tot leven. Zij beschrijven hun oorlogservaringen aan elkaar en wij kijken 60 jaar later terug vanuit de perspectieven van de tweeling.
Deze combinatie van perspectieven en achtergronden geeft een objectiviteit die waardeoordelen van beide kanten overstijgt. De combinatie van distantie en betrokkenheid laat beide partijen begrijpen alsof we ze benaderen ’vanuit de ogen van God’, die aan gene zijde van goed en kwaad anders oordeelt dan mensen beoordelen vanuit hun beperkte gezichtspunten. De Nederlandse en Duitse wij- en-zij perspectieven wisselen elkaar op een spannende en ontroerende manier af in een doordachte compositie. Dat maakt het boek niet alleen historisch, maar ook sociologisch en filosofisch interessant2.
Tegenstrijdige oordelen worden opgeschort in een toestand vrij van affecten, waarin wijsheid, vrijheid, onafhankelijkheid en rechtvaardigheid gedijen, zoals bij de filosofie van de Stoïcijnen, die zich kenmerkt door ‘de onbreekbare waarde van de persoonlijkheid’ en een wereldomvattende mensenliefde die landen en volken overstijgt in de eindtijd van het Romeinse Rijk3.
Sociologische visie
De roman houdt zich bezig met de wisselwerking tussen individueel en collectief bewustzijn waarover ik twee boeken en een dissertatie heb geschreven.4 Deze sociologische studies worden treffend geïllustreerd door deze roman. De schrijfster geeft blijk van sociologische visie5: het vermogen om verband te leggen tussen wat er in de samenleving en wat er in de privésfeer gebeurt met mensen in hun persoonlijk en collectief bewustzijn. Het volgende citaat uit een andere bestseller, The Sociological Imagination van Charles Wright Mills geeft een sociologische typering van de roman.
”De sociologische visie stelt ons in staat de geschiedenis en de levensbeschrijvingen van mensen te begrijpen en met elkaar te verbinden… Het brede historische gebeuren te begrijpen in termen van het innerlijk leven en de uiterlijke loopbaan van een verscheidenheid van mensen… Deze visie is het vermogen om ons van het ene perspectief naar het andere te verplaatsen. Bijvoorbeeld van het politieke naar het psychologische... van het religieuze naar het militaire... Het vermogen omwentelingen ‘ver van ons bed’ in verband te brengen met innerlijke kenmerken van mensen zelf… en daardoor de samenhang te begrijpen tussen wat zich in de wereld afspeelt met wat in henzelf gebeurt…
“Er ligt een behoefte achter om de sociale en historische betekenis te begrijpen van individuele mensen in de samenleving en in de periode waarin zij leven met hun specifieke kenmerken... Welke waarden worden gekoesterd of bedreigd door de kenmerkende trends van de tijd?”
Het gaat om het verband tussen ‘personal troubles’ en ‘public issues’, bezien in sociaal-historische context. De oorlog is zo’n publieke, collectieve kwestie, met alle persoonlijke moeilijkheden en verschrikkingen die ermee samengaan, zoals De tweeling indringend laat zien.
Persoonlijke herkenningspunten
Behalve een sociologische visie vanuit diverse perspectieven zijn er meer herkenningspunten. De hoofdpersoon Anna Bamberg groeide op op een boerderij. Haar vader was een onafhankelijke linkse intellectueel, een buitenbeentje die de boerderij verlaten had. Ook zijn broer, haar voogd oom Heinrich, had meer belangstelling voor boeken dan voor koeien en varkens en was sterk gekant tegen de Nazi’s.
Anna moest hard werken op de boerderij. Zij werd uitgebuit door haar gewetenloze tante Martha en haar passieve oom. Ze lieten haar zwakzinnig verklaren, zodat ze een goedkope arbeidskracht hadden. Het levensverhaal van Anna berust op het leven van de Duitse vrouw Maria Hesse. Het boek is aan haar opgedragen en aan Tessa’s moeder, die haar heeft verteld over de oorlogsjaren in Nederland.
Lotte, de tweelingzus van Anna, groeide op bij een andere oom die getrouwd was met een Nederlandse vrouw. Lotte’s verhaal is gebaseerd op Nederlandse getuigenissen. Deze bronnen maken het boek tot een authentieke historische roman, die het oorlogsleed laat zien vanuit Nederlands en Duits perspectief verwoord door de tweeling. De Nederlandse kan en wil haar Duitse tweelingzus aanvankelijk niet begrijpen. Het feit dat zij een tweeling zijn, benadrukt de invloed van de opvoeding en socialisatie en hoezeer onze visie en referentiekader sociaal bepaald zijn.
Het doet mij denken aan de Duitse vrouw van een overleden collega: een Joodse man die vlak na de oorlog een Duitse vrouw trouwde. Hij ontmoette haar toen hij in Duitsland te werk was gesteld, onder een valse naam. Zijn familie heeft hij niet meer teruggezien. Hij trouwde haar vlak na de oorlog ‘met de handschoen’, op afstand omdat zij in Nederland niet welkom was. Het was een bijzonder sympathieke oudere vrouw die veel van poëzie hield. Zo zijn er meer Duitse vrouwen geweest die na de Arbeitseinsatz met Nederlandse mannen zijn getrouwd, maar hier niet welkom waren, hoewel zij tegenstanders van de Nazi’s waren, zoals een groot deel van het Duitse volk. Ook in Duitsland hielpen burgers onderduikers met groter gevaar voor eigen leven dan in Nederland, heb ik uit betrouwbare Duits-Nederlandse bronnen vernomen.
Als lid van de naoorlogse generatie ben ik niet met weerzin tegen Duitsers opgegroeid. En zeker niet omdat zij goed kunnen voetballen en meer dingen goed kunnen. Evenals Erich Fromm6 en vele anderen heb ik mij wel afgevraagd hoe het mogelijk is dat een ontwikkeld en gecultiveerd volk als de Duitsers zich zo gruwelijk heeft kunnen gedragen, ook al gold dit niet voor het hele volk. Deze kwestie komt ook aan de orde in mijn boeken met ‘tentative case sudies’ wat betreft Duitsland, De Sovjet Unie en de VS.6
Na mijn studie leerde ik een luitenant-kolonel kennen die tegen de Duitsers had gestreden. Naar zijn ervaring waren de geallieerden niet beter dan de Duitsers, ook al streden ze aan de ‘goede’ kant. De Bhagavad Gita noemde hij het handboek van de soldaat. Het gaat onder meer over eervol strijden voor rechtvaardigheid als dat nodig blijkt, maar zonder haatgevoelens, vanuit een meer omvattend bewustzijn.
Toen ik nog jong was vertelde mijn buurvrouw, een oudere boerin, dat er ook goede Duitse soldaten waren. Op hun boerderij kwam een soldaat, die vertederd naar haar kleine kinderen keek. “Die van mij zijn net zo oud,” zei hij droevig. Bij de boerderij waar ik ben opgegroeid kwamen marskramers en scharenslijpers langs, soms helemaal uit Duitsland. Meestal kocht mijn moeder iets. “Die mensen moeten ook leven. Wat gij aan de minste der mijnen hebt gedaan, hebt ge aan mij gedaan,’ zei ze. Zoals Anna maakte zij daarbij geen onderscheid tussen geloofsovertuigingen, nationaliteiten of afkomst. Maar verzekeringsagenten die bleven aandringen, wees zij de deur. Zij vertelde over de onafzienbare stroom hongerende Amsterdammers die in de oorlog langs de boerderijen trokken en daar te eten kregen. Mijn vader vertelde hoe zij zich soms uitgehongerd op een bord pap stortten en leerde ons dankbaar te zijn dat we te eten hadden en dat dit niet vanzelfsprekend was.
Van varkensstal tot hoofd van een adellijke huishouding
De roman is een dialoog met impliciet een hoog filosofisch en humanitair gehalte, maar anders dan bij Plato of de Indiase Oepanishaden. Anna lijkt in al haar menselijkheid en humaniteit soms op een heilige of wijze, maar zonder enig aureool of zweverigheid. Ze steelt het hart van de lezer door haar eerlijkheid, directheid en spontaniteit, wars van gemaaktheid en aardigdoenerij. Inzet voor anderen zonder onderscheid is voor haar vanzelfsprekend. Opgegroeid op een boerderij staat zij met beide benen op de grond, eigelijk in de varkensmest. Haar loopbaan begint in de varkensstal. Zij maakt carrièrre in adellijke kringen en eindigt bij de kinderbescherming.
Anna maakt van meet af aan indruk en wekt mededogen. Haar inzet voor anderen blijkt onverzettelijk, zoals bijvoorbeeld bij Moeder Teresa. Ze is geen gefingeerde romanfiguur, maar doet levensecht aan, omdat haar levensverhaal is gebaseerd op het leven van een authentieke Duitse vrouw. Van Tolstoj werd gezegd dat romanfiguren aspecten van hemzelf weergaven.7 Dat is mogelijk ook zo bij Tessa de Loo.
Nadat de tweelingzussen door de dood van hun ouders opeens van elkaar worden gescheiden, begint Anna haar loopbaan in de varkensstal van haar oom en voogd. Hij en zijn vrouw laten haar als zwakzinnig registreren, om zo over een goedkope arbeidskracht te beschikken, een soort slaaf en sloof. Ze wordt meedogenloos uitgebuit. En dit terwijl haar vader een socialistische intellectueel was, van wie zij haar onafhankelijke en vindingrijke intelligentie heeft meegekregen en ook haar vanzelfsprekende humanitaire inzet.
Na mensonterende verwikkelingen, waarbij psychisch en fysiek geweld niet wordt geschuwd, wordt zij uit de klauwen van haar gewetensloze tante en passieve oom gered door de dorpspastoor. Hij bekommert zich om haar en zorgt dat zij bij familie terecht komt en een opleiding volgt. Ook verzet hij zich tegen de nazi’s. Oom Heinrich heeft een hartgrondige hekel aan de nazi’s. Als Anna te vaak naar een nazi propagandist gaat, wordt raakt hij zichzelf van woede en hij slaat haar zo hard dat zij geen kinderen meer kan krijgen. Het boek geeft over de rol van de kerk en religieuzen een genuanceerd, vaak positief maar kritisch beeld. Tante Martha wordt als een huichelachtige kwezel getypeerd. De kloosterzusters laten de verpleging van zwaargewonde patiënten op gezette tijden aan Anna over om hun gebeden te doen. Toen een priester het oorlogsleed een straf voor de zonden noemde, verliet zij de Karlskirche te Wenen waar ze was getrouwd (p 315).
Anna vindt in haar geboortestad Keulen huishoudelijk werk bij een dwangmatig precieze dame: een karikatuur van Duitse ‘Pünktlichkeit’. Na haar werk leest ze zoveel zij kan. Ze solliciteert op de advertentie van een gravin en wordt meteen aangenomen, omdat de gravin haar vader heeft meegemaakt en van zijn kwaliteiten onder de indruk was. Anna promoveert tot hoofd van de huishouding. Ook hier leest zij zoveel zij kan, vooral Duitse klassieken. Als de oorlog uitbreekt vertrekt de gravin naar een landgoed in Pruisen om de Britse bombardementen te ontlopen. Anna blijkt onmisbaar met haar enorme werkkracht en organisatievermogen. Zij leidt het personeel en de hele huishouding.
Een aangrijpende liefde
In Keulen gaat zij een keer uit met Martin, een aardige Weense soldaat.Hij wordt verliefd op haar en zij op hem. Als de oorlog uitbreekt wordt hij naar het front gezonden. “Weer stond ze machteloos tegenover de dingen die gebeurden, deze keer was het een machteloosheid voor twee.” Op de veldtochten door België, Frankrijk, Polen en Rusland blijven zij schrijven, “tot aan de laatste brief die niet door hemzelf is geschreven,” maar door de Hauptsturmführer (p 192). Af en toe zien ze elkaar als hij korte tijd verlof krijgt: de mooiste momenten uit haar leven. Ze trouwen in Wenen in een verlofperiode. De gevoelens van Martin zullen overeenkomen met romantische opera Martha van Friedrich Freiherr von Flotow (1847), die net al Martin in Wenen heeft gewoond. De tekst van de dichter Friedrich Wilhelm Riese is vrij vertaald in een lied in Ulysses van James Joyce. De droom van Martin en Anna werd door de donkere nacht van het oorlogsgeweld wreed verstoord.
Ach! so fromm, ach so traut,
Hat mein Auge sie erschaut;
Ach! so mild, und so rein
Drang ihr Bild in’s Herz mir ein.
Banger Gram, eh’ sie kam,
Hat die Zukunft mir umhüllt,
Doch mit ihr blühte mir
Neues Dasein lusterfüllt.
Weh! Es schwand, was ich fand, ach!
Mein Glüch erschau ich kaum,
Bin erwacht und die Nacht
Raubte mir den süssen traum.
Martha! Martha!
Du entschwandest, und mein Glück
Nahmst Du mit Dir;
Gib mir wieder, was Du fandest,
Oder theile es mit mir.
Martin bezoekt haar ook in Pruisen, in het huidige Polen. Daar krijgt zij de leiding over de renovatie van een verwaarloosd voorvaderlijk kasteel. Poolse en Russische dwangarbeiders worden er net niet uitgehongerd. Ze werken en leven in de stallen bij het vee. Anna voorziet hen van extra voedsel. Ze leest de graaf de les als als hij hen Untermenschen noemt. Omdat zij onmisbaar is, heeft hij er niet van terug. De graaf verongelukt en verdwijnt op mysterieuze wijze. In zijn doodskist liggen stenen. Anna vangt een gesprek op over de aanslag op de Führer van Stauffenberg. De aanslag mislukt, omdat Hitler naar de andere kant van de massieve eiken tafel was gelopen. De samenzweerders en hun gezinnnen worden vermoord. De gravin wordt niet verraden. Als de Russen naderen, vlucht zij weer naar het Westen, want de Russen hebben geen pardon met Duitse onderdrukkers. Anna gaat mee.
Martin wordt weer in het westen gestationeerd. Hij is zich bewust van het dodelijke risico dat hij loopt, maar bekommert zich meer om zijn vrouw dan om zichzelf. Hij vraagt haar om na zijn eventuele dood zich in te zetten voor anderen. Dat is volgens hem de enige wijze waarop zij zijn dood kan overleven zonder zelfmoord te plegen. Dat is zijn laatste boodschap voor hij door een granaat wordt uiteengereten.
Anna eet en slaapt niet meer, maar komt weer bij zinnen, herinnert zich de laatste wens van Martin en wordt zuster bij het Rode Kruis. Zij verpleegt oorlogslachtoffers en gewonde soldaten tot zij er bij neervalt. De liefde voor Martin transformeert zich in een onpartijdige onbaatzuchtige liefde voor noodlijdende medemensen. (Half)joden, SS-ers, Polen en Russen zijn voor haar vanzelfsprekend medemensen. Haar bijna bovenmenselijke inzet maakt indruk op een SS-overste met een geamputeerd been. Hij overtuigt haar om te gaan slapen, staat zijn bed af en ziet toe op haar veiligheid. Wat zij tegenkomt is onbeschrijfelijk. Toch is Tessa de Loo erin geslaagd het leed van de Duitsers te beschrijven. Het overtreft het leed van de Nederlanders, met uitzondering van de Joden, zo blijkt uit het gesprek van de zussen. Ook blijkt dat niet alle Duitse soldaten slecht waren, zelfs SS-ers niet. Zij hadden meestal geen keus. Ook haar oom, die een ‘bloedhekel’ aan nazi’s had, moest vechten.
Begrip en mededogen voor vijandige landen
Het verhaal van Anna wordt telkens afgewisseld met verslagen van zus Lotte over onderduikers en de hongerwinter, die ons meer bekend zijn dan het Duitse leed, waarvoor Lotte weinig begrip heeft, zoals meer Nederlanders. Haar Joodse verloofde is opgepakt en omgebracht in Auschrwitz. Daardoor wil zij niets meer Duitsland te maken hebben. Ook niet met haar tweelingzus.
Volgens globale getallen van de Russisch-Amerikaanse socioloog Sorokin8 stierven in de Tweede Wereldoorlog 15 miljoen Duitsers, ruim 25 miljoen Russen - mede door de niets en niemand ontziende bevelen van Stalin - en enkele honderduizenden Britten en Amerikanen. De Russen hebben de grootste opofferingen gebracht en het meest geleden voor onze vrijheid en hun eigen onderdrukking. Voor de tragiek van het Russische en Duitse volk is in het algemeen relatief weinig aandacht. Dit wordt door De Tweeling gecompenseerd. Mede door het aangedane leed hebben de Russen op een vreselijke manier huisgehouden toen zij Duitsland veroverden en zich vergrepen aan alleenstaande vrouwen, die hun mannen in de oorlog hadden verloren, zo is mij door een gevluchte Oost-Duitse ooggetuige verteld.
Zus Lotte laat haar Nederlandse opgeheven vingertje richting Duitsland zakken aan het einde van het boek als zij meer begrip en mededogen krijgt voor de ontberingen van haar zus, die moederziel alleen door het leven gaat en geen gezin heeft zoals Lotte. Zij moest genoegen nemen met een gewetensloze tante en een oom die zwaar getraumatiseerd terugkeert uit Rusland. Zij voorkwamen dat heel Europa door de Russen werd bezet, nadat zij de Duitsers hadden verslagen.
Sorokin heeft de onbeschrijfelijke ellende van de Eerste Wereldoorlog en de revolutie en het vervolg in Rusland meegemaakt en beschreven. Daarna werd hij door de bolsjewieken gearresteerd en ter dood veroordeeld. In afwachting op het vuurpeloton kreeg hij gratie van Lenin na bemiddeling van communistische vrienden. Zijn leven leerde hem dat overal ook humane mensen zijn, die herhaaldelijk zijn leven hebben gered. “Geweld leidt tot meer geweld. Haat leidt tot haat. Liefde leidt tot liefde,” was zijn levensles, die overeenkomt met die van Anna.
Anna had niets meer te verliezen dan haar onschuld, spontaniteit en menselijkheid. Zij had alles en iedereen al verloren die zij kon verliezen. Maar haar tweelingzus heeft zij weer teruggevonden, die echter gemengde gevoelens voor haar koestert. Ze begint pas te ontdooien, als het eigelijk al te laat is. Ze kan de Duisers inclusief haar zus niet vergeven. Maar Anna zegt: “Er valt niets te vergeven, want ik heb niets verkeerd gedaan”. Ze heeft zich altijd ingezet voor anderen. Anna overlijdt opeens aan een hartaanval in het kuuroord waar de zussen hun levensverhalen uitwisselen.
Recentelijk is er meer aandacht voor ons koloniale verleden en de slavenhandel - slaven werden behandeld als Untermenschen - en de wijze waarop het Nederlandse en Britse legers hebben huisgehouden in koloniën en soms dorpen hebben uitgemoord, zoals in Rusland is gebeurd. Mijn onlangs overleden oom werd gedwongen in Indonesië te vechten, of hij wilde of niet. Hij gaf mij argumenten om niet in dienst te gaan. Als er oorlog uitbreekt heb je geen keus. Op deserteren kan de doodstaf staan. Zo was het ook in Duitsland en Engeland. Shot at dawn, S A D, stond achter de naam van sommige gesneuvelden in de Eerste Wereldoorlog: deserteurs werden in de vroege morgen gefusilleerd. Oorlogen zijn gruwelijk en brengen onmenselijkheid met zich mee, die door medemenselijkheid te keren is, aldus Sorokin8.
Als er meer mensen waren zoals Anna, zou de wereld gezegend kunnen zijn met wereldvrede en welzijn. Deze eenvoudige vrouw is een voorbeeld van een humane wereldburger in een andere zin dan bij hoogopgeleide kosmopolitische ‘juppen’, die soms het contact met het arme volk verloren lijken te hebben en voornamelijk aan hun internationale carrièrre denken.
Egoïsme, eigenbelang en altruísme
Had Anna een ego? Haar ik stond steeds in dienst van anderen en een bovenpersoonlijk doel. Zij wist wat zij wilde, was de reactie op haar sollicitatie bij de kinderbescherming. Haar gedrag is altruïstisch. Altruïsme vindt volgens Sorokin9 zijn bron in ‘hetegoloze Zelf’, ‘the supraconscious’, met een term van Aurobindo. Zo komen volgens Plato alle goede eigenschappen voort uit het Hoogste Goede, dat eveneens bovenpersoonlijk is. Volgens Sorokin en anderen gaat medemenselijkheid samen met bewustwording van dit bovenpersoonlijke bewustzijjn, en met geestelijke en morele ontwikkeling. Het uiterlijke gedrag komt overeen met de innerlijke ontwikkeling.
Altruïsme in de zin van gerichtheid op de ander staat strikt genomen niet tegenover eigenbelang, maar het is inclusief en dient het belang van de ander en het eigen (groeps)belang9. Wat je zaait, zul je oogsten, luidt de universele wet van actie en reactie, de wet van het karma: de Indiase term voor actie of handelen. Het leven van Anna illustreert de spreuk ‘wie goed doet, goed ontmoet’. Hoewel zij zelf is uitgebuit en haar leven tegenzat, verliest zij haar positieve gerichtheid niet. Haar onzelfzuchtige en doortastende gedrag dwingt uiteindelijk respect af, ook bij SS-ers en in adellijke kringen. Zij is een voorbeeld van wat Sorokin11 ‘good neighbours’, goede (mede)mensen, noemt. Hij vergelijkt deze met christelijke heiligen. Zo zijn vele vrouwen en mannen geweest, die hun leven waagden voor anderen.14
Anna wordt niet gedreven door eigenbelang, waarden die het neoliberalisme lijken te domineren, terwijl liberale coryfeën als Adam Smith12 en John Stuart Mill13 moreel bewogen mensen waren. Het minder bekende werk van Smith De theorie van het morele gevoel maakt het gemeenschapsgevoel, de sympathie tot de grondslag van het ethisch handelen, maar lijkt door het liberalisme te zijn vergeten.
Treffende typeringen
Voor een nonfictie lezer maken de beschrijvingen van de entourage en wat de dames eten en drinken in het kuuroord soms een overbodige, wijdlopige indruk. Dit contrasteert schril met de hongerende oorlogsslachtoffers. Ook andere beschrijvingen hadden korter gekund, net als bij Tolstoj, voor wie dat veel meer geldt. Maar vaak zijn er ook treffende sfeertekeningen en typeringen van de omgeving die de inhoud beeldend ondersteunen. De karakters lijken soms wat overdreven als een soort karikaturen. Een bekend voorbeeld daarvan is Scrooge uit Christmas Carol van Charles Dickens. Ook bij Dostojewski belichamen de hoofdpersonen als types bepaalde dominante karaktertrekken, bijv. in De Gebroeders Karamazow. Er worden treffende typeringen gegeven van Anna en Lotte, hun ouders, ooms en tantes, echtgenoot Martin, de gravin en de graaf, de Joodse onderduikers, sommige SS-ers en vele anderen, soms enigszins karikaturaal. Door deze typeringen en types, waarmee Anna als menselijke engel helder contrasteert, wint de roman aan zeggingskracht en duidelijkheid. De roman prikt gedurfd door stereotypen, vooroordelen en beschuldigingen heen en oordeelt niet maar onthult een dieperliggende sociale werkelijkheid: ook SS-ers kunnen zorgzaam zijn en brave burgers hypocriet en gemeen.
Het Wolgalied uit Der Zarewitsch van Lehár - een veredelde ‘smartlap’ maar daarom niet minder mooi - geeft de ontredderde gevoelens van eenzaamheid en verlatenheid geromantiseerd weer, die zowel Anna als haar man, haar oom en talloze andere soldaten gekend hebben op de Russische veldtochten. Het gebed van de soldaat wordt verhoord: Anna is een menselijke engel die naar de ontredderde soldaten wordt gestuurd. De mooiste uitvoering vind ik die door de jonggestorven Duitse tenor Fritz Wunderlich, wiens vader sneuvelde in de oorlog, mooier dan die van Rudolf Schock, Iwan Rebroff en Freddy Quinn. Het lied illustreert de ontnuchtering van de keiharde volwassen wereld tegenover de vervlogen jeugdige illusies van het door iedereen verlaten individu dat zich eenzaam inzet voor het collectief. Dit zou typerend zijn voor het werk van Tessa de Loo volgens www.schrijversinfo.nl/loodetessa
Het Wolgalied
Allein! wieder allein!
Einsam wie immer.
Vorüber rauscht die Jugendzeit
In langer, banger Einsamkeit.
Mein Herz ist schwer und trüb mein Sinn,
Ich sitz’ im gold’nen Käfig drin.
Es steht ein Soldat am Wolgastrand,
Hält Wache für sein Vaterland.
In dunkler Nacht allein und fern,
Es leuchtet ihm kein Mond, kein Stern.
Regungslos die Steppe schweigt,
Eine Träne ihm ins Auge steigt:
Und er fühlt, wie’s im Herzen frißt und nagt,
Wenn ein Mensch verlassen ist, und er klagt,
Und er fragt:
Hast du dort oben vergessen auch mich?
Es sehnt doch mein Herz nach Liebe sich.
Du hast im Himmel viel Engel bei dir!
Schick doch einen davon auch zu mir.
Slot. Hoe is het nu?
Hoe is het nu, als je na het lezen over de verschrikkingen van de oorlog en de hongerwinter weer naar onze tijd kijkt en je afvraagt: wat hebben we ervan gemaakt? Ruim 60 jaar na de oorlog woeden er nog steeds oorlogen. De vluchtelingenstroom is groter dan ooit te voren. Er heerst nog volop waanzin in de wereld gepaard gaand met hebzucht, zelfzucht, ongelijkheid, onvrijheid en andere ellende waar geen eind aan lijkt te komen. Dit lijkt alleen op te heffen met behulp van bewustwording en bewust handelen.
Leven we niet in betrekkelijke overvloed en welvaart vergeleken met vroeger en met de vluchtelingen uit oorlogsgbieden? Hoe gaan we om met deze vluchtelingen? Is het rechtse populisme dat nu de kop opsteekt te vergelijken met het toenmalige facisme en nationaal-socialisme, dat veel erger was, of zijn het onvergelijkbare grootheden? Geldt dat ook voor Trump en Hitler? Zijn onze levens eigenlijk niet een beetje leeg gebleven vergeleken met onze verworvenheden en mogelijkheden sinds toen? Hadden we er meer van kunnen maken en meer inhoud en zin aan onze levens en die van anderen kunnen geven dan deze consumptiemaatschappij met voornamelijk materiële overvloed ten koste van de uitbuiting van de armen en de aarde, die wij toch ietwat schraal en kaal achterlaten voor voor onze kinderen en kleinkinderen?
Moeder Teresa:
People are often unreasonable,
illogical and self-centered;
Forgive them anyway.
If you are kind, people may accuse you
of selfish, ulterior motives;
Be kind anyway.
If you are successful, you will win some
false friends and some true enemies;
Succeed anyway.
If you are honest and frank,
people may cheat you;
Be honest and frank anyway.
What you spent years building,
someone could destroy overnight;
Build anyway.
If you find serenity and happiness,
they may be jealous;
Be happy anyway.
The good you do today,
people will often forget tomorrow;
Do good anyway.
Give the world the best you have
and it may never be enough;
Give the world the best you’ve got anyway.
You see, in the final analysis,
it is between you and God*;
It was never between you and them anyway.
* Of ‘de goddelijke vonk’ in ons: je wezenlijke egoloze Zelf, wie je werkelijk bent, niet het zelfbeeld: niet wat je denkt dat je bent of wat anderen denken dat je bent of hoe je behoort te zijn
Noten
* Pieter Steinz: http://www.nrc.nl/handelsblad/2004/05/01/dubbellief-en-dubbelleed-7684590