Civis Mundi Digitaal #40
Inleiding
Dit artikel is het laatste deel van het tweeluik over de alchemistische invloeden bij Novalis, toegelicht aan de hand van zijn sprookje Eros en Fabel uit zijn onvoltooide roman Heinrich von Ofterdingen. In deel 1 liet ik zien welke alchemistische bronnen van invloed waren op dit werk. Daar werd de uiterst dunne scheidslijn duidelijk tussen de alchemie en de 18e eeuwse mijnbouw, waarin Novalis werkzaam was. Een logische gevolgtrekking is, dat hij zich liet inspireren door het alchemistische gedachtegoed.
In dit tweede deel bespreek ik aan de hand van de verschillende verhaallijnen en personages in het sprookje hun relatie met de alchemie en welke alchemistische symbolen Novalis hierbij hebben geïnspireerd. Daaruit blijkt dat hij ook naar astronomische sterrenbeelden heeft gekeken. Vanwege de grote complexiteit van het alchemistische gedachtegoed beperk ik mij in dit kader tot een globaal overzicht. Ik kan geen volledigheid garanderen van de gegeven voorbeelden van alchemistische verwijzingen in het sprookje. (1)
1. De alchemistische elementen in het sprookje van Eros & Fabel
We kunnen het verhaal van Eros en Fabel in verschillende lagen zien, in dimensies. De eerste, zichtbare laag aan de oppervlakte is het gebruik van de eerder besproken natuurwetenschappelijke elementen in het sprookje. Daaronder bevindt zich een veel dieper verscholen dimensie. Dat is de laag van de alchemistische symboliek, die Novalis hier veelvuldig heeft toegepast. Samen vormen alle beschrijvingen in het verhaal van Eros en Fabel een reeks voorstellingen, die je net als een schilderij iconografisch kunt duiden.
In de iconografie onderscheidt men verschillende lagen, waarvan de eerste laag bestaat uit dat wat je aan de afbeelding letterlijk kunt zien en beschrijven. Daaronder bevindt zich in een tweede laag de dieperliggende betekenis, die je pas kunt verklaren als je de - meestal schriftelijke - bronnen kent.
Bovendien beschrijft Novalis de verschillende scenes binnen dit verhaal zo beeldend, dat het net lijkt alsof je naar een reeks afbeeldingen kijkt. Deze zou je kunnen vergelijken met een serie alchemistische prenten, zoals in gedrukte werken. Voorbeelden daarvan zijn Cabala, Spiegel der Kunst und Natur in Alchimia, Augsburg 1616 of het alchemistische traktaat Musaeum Hermeticum, Frankfurt 1625. Ook miniaturen in verluchte handschriften, zoals in de 16e eeuwse handschriftengroep en de latere gedrukte edities van de Splendor Solis (Schittering van de zon)door Salomon Trismosinus, laten verschillende elementen zien die ook in dit sprookje voorkomen. Veel alchemistische gravures en miniaturen in deze - vóór Novalis te dateren boeken en handschriften - zijn vaak net zo gedetailleerd uitgevoerd als zijn beschrijvingen van de verschillende gebeurtenissen in Eros en Fabel (2). In eerste instantie komt dit verhaal soms wat ongebruikelijk en warrig over. Pas als we via oudere bronnen kennis nemen van de alchemistische symboliek, en deze gaan vergelijken met de beschreven beelden, dan blijkt hieruit dat Novalis een dubbelzinnig sprookje heeft geschreven met een alchemistische boodschap.
2. Astrologie als opmaat voor het verhaal van Eros en Fabel
Volgens Van Lennep worden in de alchemie de verschillende bewerkingsfasen van het alchemistisch materiaal, namelijk de lagere metalen en allerlei elixers om daaruit het goud te verkrijgen, in verbinding gebracht met astrologische elementen. Hij zegt daarover:
“Wanneer de alchemist zijn materie had gevonden, diende hij zich te houden aan de bewerkingen die de natuur hem had voorgeschreven: sublimatie of vervluchtiging, descentie of nederdaling en koking. Zij komen van een theorie die aanneemt dat de natuur verschillende opeenvolgende elementaire combinaties moet doorlopen om de dracht van een metaal te volbrengen... Tijdens de experimenten zijn het deze drie basisstappen die ook in het alchemistisch vat plaatsgrijpen... Deze drie stappen omvatten een reeks bewerkingen die in aantal konden variëren, maar gewoonlijk vastgelegd werden op twaalf, naar symbolische analogie met het aantal tekens van de dierenriem.”
Zo stemt bijvoorbeeld de sublimatie/verdamping overeen met het sterrenbeeld Weegschaal en de calcinatie/verassing met het sterrenbeeld Ram. (Van Lennep 1984), p 28, 29)Dit verklaart waarom in veel alchemistische afbeeldingen de tekenen van de dierenriem worden weergegeven. Ook Novalis maakt in dit alchemistische sprookje gebruik van zowel astrologische symbolen als astronomisch bestaande sterrenbeelden. Hij verwerkt deze in het verhaal op de hem eigen, vrij geïnterpreteerde wijze.
Nadat in het sprookje het hof tot leven is gekomen, bezoekt koning Arcturus zijn dochter Freya en gaan zij een kaartspel spelen. Opvallend is overigens de naam van koning Arcturus. Deze verwijst naar de hoofdster uit het sterrenbeeld Berenhoeder of Boötes aan de noordelijke hemel, dat al ten tijde van Novalis in de astronomie bekend was. Novalis is in zijn naamkeuze voor de koning door de ster Arcturus geïnspireerd. (3)
Sterrenkaarten, linkssterren in het sterrenbeeld Berenhoeder (Boötes) met midden onder de ster Arcturus;rechts overzichtskaart Noordwestelijke sterrenhemel met de sterrenbeelden Boötes met ster Arcturus, De Noorderkroon (Corona Borealis) en de Grote Beer
Op de speelkaarten van Arcturus en Freya staan allerlei niet nader benoemde sterrenbeelden afgebeeld: “De dienaressen droegen een tafel binnen en een kistje met een massa kaarten, waarop heilige, diepzinnige tekens stonden die uit louter sterrenbeelden waren samengesteld. De koning kuste de kaarten vol eerbied, schudde ze zorgvuldig en gaf er een paar aan zijn dochter. De andere hield hij zelf. De prinses trok ze om de beurt en legde ze op de tafel, vervolgens bekeek de koning de zijne nauwkeurig en dacht lang na voordat hij er een bij legde. Af en toe leek hij gedwongen een bepaalde kaart te kiezen. Maar vaak was te zien hoeveel vreugde het hem schonk als hij met een welgekozen kaart een schone harmonie van tekens en figuren kon leggen… De sterren volgden nu eens langzaam, dan weer snel, steeds andere banen en imiteerden uiterst kunstig, op het ritme van de muziek, de figuren van de kaarten.”(RvH, p 128)
Er wordt in het sprookje niet nader op de astrologie zelf ingegaan. Alleen op de reactie van de koning als hij bepaalde kaarten in handen krijgt. Deze bovenstaande astrologisch geïnspireerde kaartleggingen met de door Novalis zo mooi poëtisch beschreven dansende sterren zijn duidelijk bedoeld als een opmaat naar een alchemistisch proces. Zij zetten de feitelijke gebeurtenissen van het verhaal in gang op het moment als Arcturus gunstige voortekenen in de kaarten ziet: “Toen de koning plotseling vol vreugde uitriep: “Alles komt goed. IJzer, werp je zwaard de wereld in.” (RvH, p 129)
Een aardige vergelijking als sfeerbeeld met dit astrologische tafereel is een gravure uit het alchemistische geschrift Musaeum Hermeticum, Frankfurt 1625, geïllustreerd door de Zwitserse graveur Mathieu Merian (1593-1650). Hierop staat het hemelse universum weergegeven met allerlei alchemistische dieren, zoals de leeuw en de Phoenix, samen met de tekens van de dierenriem, diverse metalen, de zon en de maan. (van Lennep (1984), p 221, afb. 208) Deze afbeelding laat een soortgelijke overweldigende, symbolische informatie zien als in boven aangehaalde beschrijvingen van de kaartleggingen en de hemelsferen aan het begin van Novalis’ sprookje.
Afbeelding van het Hemelse Universum uit Musaeum Hermeticum, Frankfurt 1625, gravure door Mathäus Merian (1593-1650)
3. De dieren in het sprookje als alchemistisch symbool
Alchemistische afbeeldingen in handschriften en oude gedrukte boeken worden vaak bevolkt door een hele dierentuin. Allerlei soorten dieren komen binnen de alchemistische iconografie voor, met ieder hun eigen, specifieke symboliek. Bovengenoemde afbeelding uit het Musaeum Hermeticum laat dit mooi zien.
We kunnen binnen het alchemistisch bestiarium twee hoofdsoorten onderscheiden:
In het sprookje komt een beperkt aantal alchemistische dieren voor, waarvan enkele alleen passief worden beschreven en daardoor een meer decoratieve functie hebben. Andere hebben een grotere rol en zijn meer actief. De passieve dierenbeelden komen onder meer voor in de beschrijving van de wijze waarop koning Arcturus op zijn troon zit als Fabel hem bezoekt: “De koning was omringd door zijn raadslieden toen Fabel verscheen. De Noorderkroon sierde zijn hoofd. De Lelie hield hij in zijn linkerhand, de Weegschaal in zijn rechter. De Arend en de Leeuw zaten aan zijn voeten”. (RvH p 142)
Linksboven sterrenbeeld Noorderkroon (Corona Borealis), rechtsboven Weegschaal (Libra), rechtsonder Leeuw (Leo), linksonder Arend (Aquila)
Deze beschrijving van koning Arcturus heeft zowel alchemistische als astronomische kenmerken. Novalis maakt ook hier weer gebruik van astronomische sterrenbeelden, nl. de Noorderkroon (Corona Borealis), Weegschaal (Libra), Arend/Adelaar (Aquila) en Leeuw (Leo). De Noorderkroon is een klein sterrenbeeld dat zich aan de sterrenhemel bevindt, ongeveer tussen de sterren Arcturus en Wega, en is daarmee een passend symbool voor de kroon van koning Arcturus. De sterrenbeelden Arend en Leeuw symboliseren binnen de alchemistische context de balans (Weegschaal) tussen het vluchtige principe (de Arend) en het standvastige principe (de Leeuw) (5).Verder spelen deze sterrenbeelden geen actieve rol binnen het sprookje. Daarom ga ik niet nader in op de betekenis van deze symbolen rondom Arcturus. Twee alchemistische dieren krijgen in het sprookje van Eros en Fabel wèl een grotere rol toebedeeld: de vogel Phoenix en de slang die in zijn staart bijt, de Ouroboros.
3.1 De vogel Phoenix als symbool van onsterfelijkheid
Phoenix is een mythologische vogel die bij verschillende culturen als heilig wordt beschouwd, waaronder de Romeinen, Grieken, Perzen, Arabieren en Turken. In zijn Metamorfoses vertelt de Romeinse dichter Ovidius (43 v. Chr. – 17 n. Chr.) over een vogel ‘… die zichzelf kan vernieuwen en weer geboren laten worden. De Assyriërs noemen hem Phoenix. Hij leeft van hars en amoom [specerijachtige plant]. Na vijf jaar bouwt hij een nest, dat hij bedekt met welriekende kruiden; vervolgens gaat hij erop zitten en sterft doordat de zon het nest in brand steekt. Uit de as wordt een nieuwe Phoenix geboren.” De Phoenix die zichzelf steeds vernieuwt is een symbool van de Eeuwigheid, van het Leven en van de onsterfelijkheid. (6)
Van Lennep zegt over de alchemistische functies van vogels: “Als de vogels zich in de lucht verheffen laten ze de vluchtigheid of de sublimering zien van de materie die in de kolf zit opgesloten. Als ze afdalen naar de aarde, symboliseren ze de neerslag en condensatie van deze materialen.” (Van Lennep 1966, p28)
Hieronder volgen enkele citaten uit het sprookje, waarbij de vogel Phoenix een al dan niet grotere rol speelt: “’De Koning komt,’ riep een prachtige vogel die achter haar [Freya] op de troon zat… De schone vogel ontvouwde zijn glanzende vleugels, bewoog die zacht en zong als met duizend stemmen de koning tegemoet.” (RvH p 127)
Links: De vogel Phoenix herrijzend uit zijn as, Cornelis Troost (1696-1750), olieverf op doek, 1720-1750. Rijksmuseum Amsterdam (cf: http://hdl.handle.net/10934/RM0001.COLLECT.10189 ); Rechts: detail gravure nr. 3 uit Stephan Michelspacher, Cabala, Augsburg 1616, met de vogel Phoenix op het prieel van de koning en koningin,
In dit lied van de vogel Phoenix wordt de goede afloop van het verhaal met de uiteindelijke apotheose min of meer voorspeld als hij onder meer zingt:
“De schone vreemdeling [Eros] zal weldra komen,
De warmte nadert, de eeuwigheid vangt aan.
De koningin [Freya] ontwaakt uit lange dromen
Als zee en land in liefdesvuur vergaan* *de brandstapel van de moeder, die de alchemistische offerdood sterft
Eens wordt de koude nacht hier weggenomen
Als Fabel in haar oude recht kan staan.
Wanneer de wereld zich met Freya* laat verbinden, *personificatie van Vrede
Zal elk verlangen zijn verlangen vinden.” (RvH p 127)
Sophie spreekt Fabel toe als deze de urn van de as van de moeder aan haar overhandigt. “Lieve kind, …je hebt het onsterfelijke in jezelf gekozen. De Phoenix behoort jou toe. Jij zult de ziel van ons leven zijn.” (RvH p 150)
“Ondertussen was de troon ongemerkt veranderd in een schitterend bruidsbed, met een hemel waar Phoenix met de kleine Fabel boven zweefde.” (RvH p 155)
“Door de opening keek ze [Fabel] naar buiten en daar zag ze het sterrenbeeld Phoenix.” (RvH p 139)
Ook hier heeft Novalis zich laten inspireren door de astronomie en deze vermengd met de mythologische en alchemistische Phoenix. Het sterrenbeeld Phoenix bevindt zich aan de zuidelijke sterrenhemel en is vanaf onze breedtegraad niet waarneembaar. Het is een relatief klein sterrenbeeld dat de Duitse sterrenkundige Johann Bayer (1572-1625) in 1603 vermeldt in zijn sterrenatlas Uranometrica op basis van waarnemingen van de Nederlandse zeevaarders Frederick Houtman en Pieter Dirkszoon Keyser. Het is niet uitgesloten dat Novalis via allerlei astronomische werken, zoals die van Johann Bayer en de latere, indertijd bekende Duitse astronoom Johann Elert Bode (1747-1826), kennis heeft kunnen nemen van het sterrenbeeld Phoenix. Uit de bibliotheekcatalogus uit 1879 van de Bergakademie te Freiberg blijkt dat in Novalis’ tijd daar nogal wat astronomische werken beschikbaar waren. De Uranometria van Bayer bevond zich daar niet, maar wel de Anleitung zur Kenntniss des gestirnten Himmels uit 1777 van Bode. Deze uitgave was met veel kopergravures geïllustreerd en zou qua datering heel goed een bron voor Novalis geweest kunnen zijn. Ditzelfde zou kunnen gelden voor de werken van Bailly, o.a. Geschichte der neueren Astronomie, Leipzig 1796. Dit zijn slechts enkele voorbeelden om te laten zien dat Novalis in ieder geval toegang had tot astronomische literatuur en het daardoor zeer aannemelijk is, dat hij bekend kon zijn met astronomische sterrenbeelden van zowel het Noordelijk als Zuidelijk halfrond. (7)
Kaart 49 uit de Uranometria van Johann Bayer uit 1603, met voor het eerst de 12 nieuwe sterrenbeelden van het zuidelijk halfrond in druk; o.m. vanaf links met de klok mee: Phoenix,de Kraanvogel (Grus), de Pauw (Pavo) en de Toekan (Tucana)
3.2 De Ouroboros als weergave van het universum als cyclisch geheel
Als de oude held IJzer aan het begin van het verhaal in opdracht van koning Arcturus zijn zwaard tegen de bergtoppen aan gooit, komt daarvan een splinter op de aarde terecht. “Plotseling kwam de vader binnen met een dun ijzeren staafje, dat hij op het erf had gevonden… Ginnistan nam het ook in haar hand, boog het, duwde ertegen, blies erop, en had er al spoedig de vorm van een slang aan gegeven, die zichzelf nu plotseling in de staart beet… Af en toe beroerde ze de wieg met het staafje, dan werd de knaap wakker, hij sloeg de deken terug, hield zijn ene hand tegen het licht en reikte met de andere naar de slang. Toen hij die te pakken kreeg, sprong hij energiek uit de wieg (…) en bekeek met onuitsprekelijke vreugde het kleinood [de Ouroboros] dat zich in zijn handen naar het noorden uitstrekte en hem hevig ontroerde. Hij groeide zienderogen.”(RvH, p 130, 131)
Het feitelijke verhaal van de queeste van Eros binnen het sprookje wordt actief in gang gezet op het moment dat Ginnistan deze ijzeren splinter verbuigt tot een cirkel, waarop deze verandert in de slang die zich in de staart bijt, ofwel de Ouroboros.
De Ouroboros is een belangrijk oud, mystiek symbool van de eeuwigheid, omdat dit het eindeloze principe laat zien van geen begin en geen einde. In het sprookje van Novalis is niet helemaal sprake van een echt levende slang, maar van een stukje metaal dat verbogen wordt tot een slangenvorm en dan plotseling, tot leven gekomen, zichzelf in de staart bijt. Dit is een verwijzing naar de levende kracht die de metalen van de alchemist in zich dragen. Terecht stelt Piet Meeuse dat de Ouroboros in het sprookje van Eros en Fabel als een soort amulet fungeert: “…een voorwerp met magische kracht dat Eros op slag van een baby in een volwassen man verandert.” (Meeuse, De slang, p 209, 210)Derol van de metalen Ouroboros is verder vrij passief. Deze dient niet alleen als amulet, maar ook als een soort (magnetische) richtingaanwijzer voor de weg die Eros, Fabel en Ginnistan op hun queeste hebben te volgen. De Ouroboros symboliseert het leven op elk niveau, zowel de macrokosmos als de microkosmos, het universele geheel en het individuele van ieder levend wezen.
Metalen Ouroboros (l); Ouroboros in steen gehouwen op een grafmonument als eeuwigheidssymbool (r)
Volgens Piet Meeuse kan de oorsprong van het eeuwigheidssymbool van de in zijn staart bijtende slang ook gelegen zijn “… in het feit dat slangen zich ieder jaar van hun oude huid ontdoen: dat gegeven werd begrepen als een proces van zelfverslinding, inzettend bij de staart, en wedergeboorte, naar analogie van de kosmische kringloop van het jaar. Zo wordt ook duidelijk waarom deze slang voor de oude gnostici en alchemisten een belangrijk symbool kon worden, dat tegelijkertijd zelfvernietiging en zelfverwekking, dood en wedergeboorte uitdrukte in één tot zichzelf inkerende en uit zichzelf verschijnende beweging.” (Meeuse, De slang, p 198,199: Ferguson, p 137; Timmers, p 210, nr. 579; p 161, nr. 432; Melville, p. 32, 33); Kolowski de Rola, afb. 1; Vollnägel, afb. 122, 144).
In de alchemie wordt de Ouroboros gezien als de prima materia, het ‘eerste’ materiaal, waaruit alles wordt geboren. Het is het materiaal waarmee de alchemist begint te werken als hij op zoek gaat naar het alchemistische goud. De cirkel die de slang vormt als hij zich in zijn staart bijt, is te vergelijken met de goddelijke energie, die altijd weer een vertrekkende en terugkerende beweging heeft naar zichzelf: “Mijn einde is mijn begin.”
De slang die in zijn staart bijt is ook symbool voor het vermogen van de natuur zichzelf steeds weer in stand te kunnen houden. De natuur heeft immers een eeuwigdurende, steeds weer terugkerende cyclus van zichzelf bevruchten, voeden, vernietigen en scheppen. Het vermogen van de natuur om in haar eigen behoeften te kunnen voorzien wordt door de zichzelf in de staart bijtende slang gesymboliseerd. De slang is het vuur dat het zwavel (koning, zon: Eros in dit sprookje) zal binden aan het kwik (koningin, maan: Freya in dit sprookje). (Meeuse, p 199,200, e.v.; Melville, F., p 32; J. Van Lennep (1984), p 214)
Het vermoeden bestaat dat Novalis tijdens zijn leerperiode bij apotheker en alchemistisch deskundige Johann Christian Wiegleb in Langensalza kennis heeft genomen van de Ouroboros.(Haage, p 102, 257; Bloem, CM 38). Opvallend is verder dat in deel 3 van hetzelfde hierboven aangehaalde werk van de astronoom Johann Bode een gravure is opgenomen met de slang die in zijn staart bijt als weergave van het universum als cyclisch geheel. In het midden staat ons zonnestelsel afgebeeld, dat uitwaaiert naar de overige sterrenstelsels in het heelal. Dit bevestigt nog eens mijn vermoeden dat Novalis van dit werk kennis genomen kan hebben.
Zowel de vogel Phoenix als de Ouroboros zijn beiden een symbool van de eeuwigheid en juist daarom in het sprookje blijkbaar doelbewust door Novalis gekozen als voortekenen van het Gouden Rijk dat eeuwig zal bestaan, als uiteindelijk Eros en Freya, als de nieuwe koning en koningin, met elkaar in het huwelijk treden.
’Anleitung zur Kenntniss des gestirnten Himmels’ door de Duitse astronoom Johann Elert Bode (1747-1826) wiens werken zich bevonden in de bibliotheek van de Bergakademie te Freiberg in de tijd dat Novalis daar studeerde (l) In het derde deel staat een afbeelding van een Ouroboros met in het midden ons zonnestelstel, detail (r)
4. De alchemistische conjunctio in relatie tot het huwelijk van Eros en Freya
Het alchemistische ‘grote werk’ kan alleen gerealiseerd worden door de vereniging van twee dualistische geaardheden, namelijk het mannelijke en vrouwelijke, het actieve en passieve, het droge en vochtige, zwavel en kwik, goud en zilver, de zon en de maan. Het kwik, het zilver en de maan staan symbool voor het vrouwelijke, de koningin; het zwavel, het goud en de zon voor de koning. Samen brengen zij het alchemistische goud voort.
De alchemistische teksten beschrijven met veel verbeeldingskracht en symbooltaal het samenkomen, dus de paring, van deze twee elementen. Volgens van Lennep komen seksuele uitdrukkingen en verwijzingen in de alchemistische teksten veel voor. De alchemie gebruikt veel termen als: huwelijk, coïtus, huwelijksnacht, vereniging of omhelzing. (van Lennep, 1966, p 22-24)
Kijken we naar het sprookje van Eros en Fabel, dan zien we dat Novalis deze woorden en uitdrukkingen ook regelmatig gebruikt. Hieronder volgen enkele voorbeelden hiervan uit Novalis’ tekst:
“en op de voorgrond een liefdespaar in zoete liefkozingen” (RvH, p 135);
“Eros bedankte Ginnistan vol verrukking. Hij omhelsde haar teder en zij beantwoordde zijn liefkozingen.”(RvH, p 137)
“Onbezorgd gaf hij [Eros] zich over aan zijn onstuimige liefde, en na de wellustige genietingen sluimerde hij ten slotte in aan de bekoorlijke boezem van zijn gezellin [Ginnistan].” (RvH p 137)
“De koning [=Eros] omhelsde zijn blozende geliefde en het volk volgde het voorbeeld van de koning en liefkoosde elkaar. Er was niets anders te horen dan koosnamen en kusgefluister.” (RvH, p 155).
Het huwelijk van Freya en Eros aan het einde van het verhaal is te beschouwen als het alchemistische symbool van de uiteindelijke Conjunctio, het mystieke huwelijk tussen de vereniging van zwavel (de koning, Eros) en kwik (de koningin, Freya).
Novalis heeft van het uiteindelijke huwelijk tussen Freya en de toekomstige koning, Eros, in het begin van het verhaal al een alchemistische vooraanduiding gemaakt met zijn beschrijving van Freya: “Zij lag op zijden kussens op een troon die kunstig van een groot zwavelkristal was gemaakt.” (RvH, p 126) Zo op het oog lijkt dit noemen van zwavelkristal een op nonchalante wijze natuurwetenschappelijk gebruikt element. Na kennisname van de alchemistische bronnen kunnen we dit detail zeker ook zien als een vooraanduiding van de toekomstige verbintenis van Freya met het mannelijke element zwavel, dat hier symbool staat voor Eros.
4.1 De dwaalwegen van Eros en Ginnistan als chaotische fase
Een verder opvallend alchemistisch fenomeen binnen het sprookje is in het begin van het verhaal de reis van Eros en Ginnistan, die via hun oponthoud op de maan bij Ginnistans vader, tot allerlei dwaalwegen leidt. Met name de liefdesavonturen van Eros tijdens deze reis doen denken aan de queeste van de alchemist, die binnen de alchemie wordt voorgesteld als een ‘queeste amoureuse’, waarbij de minnaar door de dramatische hartstocht een chaotische fase doormaakt. (Van Lennep 1984, p 167).
“Een lelieblad boog zich over de kelk van de drijvende bloem. Daar zat de kleine Fabel op, en zij zong bij haar harp de zoetste liederen. In de kelk lag Eros zelf, gebogen over een mooi sluimerend meisje, dat hem stevig in haar armen hield. Een kleinere bloem omvatte hen beiden, zodat ze vanaf de heupen in één bloem veranderd leken te zijn.” (RvH, p 136, 137)
Het beeld van de bloem waarin Eros met een meisje samen ligt doet denken aan dit alchemistische beeld, waarbij hier geen sprake is van de uiteindelijke vereniging (conjunctio) tussen de koning en de koningin maar een voorafbeelding is daarvan. (Burckhardt, Alchemie, p 166 e.v.)
4.2 Het zuiverende alchemistische vuur als levensdrager
Bij de uiteindelijke conjunctio van de koning en koningin, waarbij hun dualiteit wordt opgeheven, speelt het vuur een essentiële rol. Vuur zorgt voor transformatie en is daardoor in de zin van levensdrager van grote betekenis. De enorme zuiverende kracht van het element vuur zien we in het sprookje terug in de brandstapel van de moeder, die als een geweldig groot vuur beschreven wordt. Dit vuur kunnen we zien als een onderdeel van het alchemistische proces. (8)
Illustraties bij het Sprookje ’Eros en Fabel’ door Maria Moll bij het voor kinderen bewerkte sprookje door Jeanne Meijs, zie CM nr 38. Links: Eros en meisje in bloemkelk tijdens de dwaalwegen op zijn queeste. Erboven de harp spelende Fabel. Rechts: Fabel kijkend naar het allesverzengende vuur van de brandstapel van de moeder
Bovendien kunnen we in deze passage ook de drie belangrijkste alchemistische kleuren herkennen - te weten rood, wit en zwart - in de beschrijving van de verschillende zijnstoestanden van de brandstapel en van de zon:
“Weldra zag ze [Fabel] in de verte het hoge vuur van de brandstapel… De zon stond vuurrood van woede aan de hemel, het geweldige vuur zoog haar geroofde licht naar zich toe, en hoe ze het ook probeerde vast te houden, ze werd toch steeds bleker en vlekkeriger. Het vuur werd witter en machtiger naarmate de zon valer werd. Het zoog het licht steeds sterker op en na korte tijd was de glorie van de dagster verdwenen en stond die daar nog slechts als een matte, glanzende schijf…Tenslotte was er van de zon niets meer over dan een zwarte, uitgebrande slak, die neerviel in de zee. Het vuur was onuitsprekelijk glanzend geworden. De brandstapel was verteerd. Het vuur steeg langzaam op en trok naar het noorden.” (RvH, p 145)
Het thema van de zwarte, rode en witte zon komt voor in het alchemistische geschrift Liber de Arte Chemica van de Florentijnse neoplatonist Marsilius Ficino (1433-1499). Dit werk maakte deel uit vanhet door mij in deel 1 van dit artikel genoemde Theatrum Chemicum, dat zich ook bevond in de bibliotheek van de Bergakademie te Freiberg.
Volgens Ficino corresponderen de drie zonnen, de zwarte, witte en rode, met de drie meest voorkomende alchemistische kleurstadia. De zwarte zon wordt gebruikt om de verrotting van de materie, het zwart worden ervan, aan te duiden. In de handschriften van de Splendor Solis wordt de verrotting geïllustreerd door een zwarte zon die langzaam wegzinkt in de aarde. Het alchemistische ‘werk’ begint met de kleur zwart, wordt dan wit en eindigt in het rood. De rode zon is binnen de handschriften van de Splendor Solis symbool voor de triomferende zon. In dit traktaat wordt ook gesproken over het Gouden Tijdperk dat zich over de wereld gaat verspreiden en dat ingeluid wordt door de rode zon. (9)
London, British Library, Harley 3469 Salomon Trismosin, ’Splendor Solis’ (1582), links de zwarte zon fol. 30 v, rechts de rode zon, fol. 33v.
Novalis heeft echter de volgorde van deze drie kleuren omgedraaid. In het hierboven aangehaalde citaat uit het sprookje is de zon eerst rood, dan wordt het vuur van de brandstapel wit, en tot slot verbrandt de zon “tot een zwarte, uitgebrande slak, die neerviel in de zee.”
Na de offerdood van de moeder vermengt Sophia het water van wijsheid uit haar magische schaal met de as van de moeder en laat deze rondgaan.
“Ze [Sophie] nam nu de urn en schudde de as in de schaal op het altaar. Een zacht bruisen gaf aan dat de as oploste, en een licht briesje woei door de kleding en de haren van de omstanders. Sophie overhandigde de schaal aan Eros en deze aan de anderen. Allen proefden van de goddelijke drank en hoorden in hun binnenste met onuitsprekelijke vreugde de hartelijke begroeting van de moeder. Zij was in iedereen tegenwoordig en haar geheimzinnige aanwezigheid leek allen te verlichten.” (RvH, p 151)
Deze goddelijke drank is symbool van het alchemistische levenselixir, waarin we ook weer duidelijk een christelijk element terugzien. Binnen de alchemie wordt dit echter gezien als de fase van de calcinatio, de verassing. Met dit beeld keert de rust weer, en komt het doel van de omzwervingen van Eros en Fabel in zicht en kan het (alchemistische) proces weer verder gaan. Pas nu kunnen onder leiding van Fabel de opwekkingen plaatsvinden van Atlas, de vader en als laatste die van Freya.
Hiermee nadert de queeste van Eros en Fabel het einde, evenals de chaotische fase van Eros en Ginnistan. Tenslotte luidt de uiteindelijke vereniging van Eros en Freya het begin in van een nieuw Gouden Tijdperk, dat gesymboliseerd wordt door de gouden draad die Fabel spint, zittend op de rug van de vogel Phoenix. (noot: RvH, p 155)
4.4 Het alchemistische proces van desintegratie en reïntegratie in het sprookje
Volgens Meeuse beschrijven alchemistische geschriften met name “een proces van desintegratie en reïntegratie, een cyclus van dood en wedergeboorte, of, om het mythologisch te zeggen: een afdaling in het dodenrijk, die de voorwaarde is voor een opstijging naar de hemel.” Goethe was een van de eersten, die met dit alchemistische proces van desintegratie en reïntegratie “een treffende parallel met het dichterlijk scheppingsproces in ontdekte. Het tweede deel van zijn Faust is een vroeg en indrukwekkend voorbeeld van de literaire annexatie van alchemistische symboliek.”
In de romantische beweging waren occulte thema’s en motieven, zoals die van de alchemie, buitengewoon geliefd. “Auteurs als Novalis en Goethe ontdekken in de beeldenwereld van de gnosis een waarheid die niet zo zeer transcendent als wel immanent is. Daarmee lopen ze vooruit op latere ontwikkelingen in de 19e eeuwse literatuur, waarbij de occulte symboliek ook geïnterpreteerd kan worden als een anticipatie op de theorieën van Freud en Jung.” (10)
Wanneer we het sprookje van Eros en Fabel op deze wijze onder de loep nemen dan zien we hierin volgens mij hetzelfde element. Immers, Fabel gaat op een gegeven moment naar de onderaardse grot en maakt daar de gevaarlijke schikgodinnen onschadelijk met de hulp van grote tarantula’s. Dat is te beschouwen als de desintegratie. Pas daarna is het voor haar mogelijk om de benodigde stappen te zetten naar de (galvanische) opwekkingen van resp. Atlas, de Vader en Freya. Dit laatste is dan te vergelijken met de alchemistische reïntegratie.
Door de opwekking van met name Freya, kan Eros met haar in het huwelijk treden en samen met haar tot koning en koningin worden gekroond. Dit is te vergelijken met de alchemistische conjunctio van de koning en de koningin, die samen het alchemistische goud voortbrengen. Bij Novalis is dit geen letterlijk goud, maar wordt door het huwelijk van Eros en Freya het nieuwe gouden tijdperk van vrede ingeluid. Het gouden tijdperk kunnen we hier dus duidelijk zien als een parallel symbool van het alchemistische goud.
5. De functie van Fabel als alchemist
Wanneer we in het sprookje van Eros en Fabel kijken naar de functie van Fabel, dan is zij natuurwetenschappelijk gezien de katalysator die alles in gang zet. Kijken we echter naar de alchemistische ‘laag’ eronder, dan is Fabel niemand minder dan de personificatie van de Poëzie die als alchemist de verschillende processen in werking zet, zodat Eros uiteindelijk Freya vindt en met haar in het huwelijk kan treden (coniunctio).
Daardoor kan het Gouden Tijdperk aanbreken. Zij is de feitelijke alchemist in het verhaal, want zij is degene die de processen in werking stelt waardoor Freya en Eros in het huwelijk kunnen treden en het Gouden Tijdperk kan aanbreken. Aan het eind van het sprookje geeft de mythologische held Perseus aan Fabel een spindel met de woorden: “In jouw handen zal deze spindel ons eeuwig verblijden, en uit jouzelf zul je een gouden, onbreekbare draad voor ons spinnen”. Phoenix vloog met een melodisch geruis naar haar voeten en spreidde zijn vlerken voor haar uit. Zij ging erop zitten en zo zweefde hij met haar boven de troon zonder weer omlaag te komen. Zij zong een hemels lied en begon te spinnen, waarbij de draad uit haar borst tevoorschijn kronkelde.” (RvH p154)
De gouden draad die Fabel spint staat symbool voor het goud dat nodig is om het gouden tijdperk van liefde en vrede te kunnen bereiken. Dat kan alleen door middel van Fabel, de personificatie van de poëzie, die deze gouden draad kan spinnen en daarmee alles met elkaar kan verbinden tot één universeel geheel. Hiermee komen we dus weer uit bij het basisidee van Novalis dat juist de poëzie het allerbelangrijkste en alles verbindende element is om uiteindelijk tot een vredige en menslievende samenleving te komen: een Gouden Tijdperk.
We kunnen deze door Novalis gedetailleerd beschreven taferelen bijvoorbeeld leggen naast gravure nr. 3 uit de Cabala. Opvallend is de, weliswaar globale, gelijkenis met de door Novalis beschreven apotheose van het sprookje. Het zou heel goed kunnen dat Novalis dit werk gezien heeft. Op de gravure is de conjunctio afgebeeld tussen de koning en koningin, die zich in een prieel bevinden, met daar bovenop de vogel Phoenix met uitgespreide vleugels. Op de treden naar het prieel staan de alchemistische stappen vermeld. Aan de hemel zijn de sterrenbeelden afgebeeld van de dierenriemtekens. Uiteraard verschillen de details, omdat Novalis zeer bekwaam eclectisch te werk ging en alles goed door elkaar kon husselen en met elkaar kon verbinden.
Links: De coniunctio van de koning en koningin uit Stephan Michelspacher, Cabala, ’Spiegel der Kunst und Natur in Alchemie’, Augsburg 1616, gravure nr 3 (zie voor detail eerdere afbeelding in dit artikel); rechts: Illustratie bij het sprookje ’Eros en Fabel’ door Maria Moll bij het voor kinderen bewerkte sprookje door Jeanne Meijs, eerder besproken in CM 38. Prieel met slotapotheose met het nieuwe koningspaar Eros en Freya (=conjunctio), erboven Fabel op de rug van de vogel Phoenix, terwijl zij haar gouden draad spint, als teken voor het Nieuwe Gouden Tijdperk.
Zijn vriend Friedrich Schlegel schreef over dit bijzondere vermogen van Novalis in een brief aan Friedrich Schleiermacher: „…Hardenberg ist dran, die Religion und die Physik durcheinander zu kneten. Das wird ein interessantes Rührei werden! …” (Schulz, p 103)
Piet Meeuse concludeert heel treffend op basis van deze uitspraak: ”Inderdaad - een interessanter roerei dan wat Novalis in zijn theoretische notities brouwde zal men in de geschiedenis van literatuur en filosofie niet snel aantreffen. Hij roerde trouwens nog veel meer door elkaar dan alleen ‘Religion’ en ‘Physik’: de postuum gepubliceerde notities en fragmenten bestrijken zo ongeveer alle wetenschappen en kunsten; ze vormen een pièce de résistance waarop zowel literatuurwetenschappers als filosofen voorlopig nog niet uitgestudeerd zijn.” (Meeuse, De slang, p 84)
Conclusie
Uit het voorgaande en uit mijn vorige artikelen in CM 38 en 39 kunnen we concluderen dat in dit sprookje van Eros en Fabel verschillende lagen te onderscheiden zijn:
1. een natuurwetenschappelijke en natuurfilosofische laag,
2. en een alchemistische en mythologische laag, met elementen uit de astronomie en astrologie.
Novalis schrijft in afbeeldingen; hij is een visueel schrijver. Het sprookje lijkt net een handschrift dat je kunt doorbladeren en waarbij je van afbeelding naar afbeelding kijkt. Zo duidelijk wisselt hij steeds de gedetailleerde beschrijvingen van de opeenvolgende scenes in het verhaal met elkaar af.
Alle voorheen besproken invloeden laten zien dat het sprookje van Eros en Fabel een wonderlijk amalgaam is van zowel de 18e eeuwse natuurwetenschappen en de natuurfilosofie, als mystieke, alchemistische geschriften, volkenkundige overleveringen en mythologie. Dit waren voor Novalis allemaal onuitputtelijke inspiratiebronnen, die hij zeer vakkundig op poëtische wijze samengesmeed heeft tot een zeer bijzonder en meesterlijk sprookje. Concluderend kunnen we stellen dat Novalis zelf een ware alchemist is geweest, want hij was in staat van talloze uiteenlopende ‘ingrediënten’, afkomstig vanuit verschillende disciplines, poëtisch goud te maken.
Noten
Dit artikel maakt deel uit van een serie artikelen over Novalis door Dr. Piet Ransijn en mijzelf, die diverse werken en aspecten van Novalis belichten. Zie Civis Mundi 35, 36, 37, 38 en 39 en voor meer informatie hierover de onderstaande bibliografie.
1.Een samenvatting van het verhaal van Eros en Fabel is te lezen in mijn eerdere artikel over de natuurwetenschappelijke invloeden bij Novalis. Zie hiervoor Civis Mundi nr. 38, juli 2016; zie in dit artikel verderop in noot 8 welke overige alchemistische, volkenkundige en mythologische aspecten ik hier niet verder behandel.
2.Over de Splendor Solis heb ik al e.e.a. besproken in het eerste deel van dit artikel in CM 39 van 27 augustus 2016; zie ook: Lennep, van (1966), afb. 78, p 284 (Cabala), en afb. 28 – 38, p 50-58 (Splendor S.); Lennep, van (1984), over de Cabala: p. 152, 172, 173, afb 78-81 over de Splendor Solis, p 110-128, afb 157-188.
3. https://de.wikipedia.org/wiki/B%C3%A4renh%C3%BCter
https://de.wikipedia.org/wiki/Arktur ; https://nl.wikipedia.org/wiki/Arcturus_(ster)
https://en.wikipedia.org/wiki/Arcturus Arcturus is de helderste ster aan de Noordelijke voorjaarshemel en is minstens 110 keer helderder dan onze zon. Bijzonder aan deze ster is zijn grote eigenbeweging, die voor het eerst in 1718 door Edmond Halley (1656-1742) werd vastgesteld. Arcturus werd al benoemd in de Griekse astronomie door Ptolemaeus (87-150). De naam van sterrenbeeld de Berenhoeder heeft betrekking op zijn nabijheid van de sterrenbeelden de Grote en Kleine Beer. Arcturus, als hoofdster van de Berenhoeder, lijkt aan de hemel de ‘staart’ van sterrenbeeld Grote Beer te volgen.
4.Van Lennep (1966), p 27-29, Vaak wordt de strijd afgebeeld tussen een gevleugeld en een ongevleugeld dier om daarmee de chemische strijd te laten zien tussen de vluchtige en vaste principes en de daarmee overeenkomstige spirituele strijd tussen de ziel en het lichaam.
5. http://jpschreurs.classy.be/kosmografie/kosmografie29.html
De Noorderkroon is een klein sterrenbeeld, bestaande uit zeven sterren en is bij ons zichtbaar van februari tot oktober en wordt onder meer omringd door het eerder genoemde sterrenbeeld Berenhoeder (Boötes), waarvan de ster Arcturus ook een inspiratiebron voor Novalis vormde. Volgens de Griekse mythologie is de Noorderkroon de met edelstenen bezette kroon die Ariadne droeg tijdens haar huwelijk met de held Theseus. In de Christelijke iconografie zijn de Arend of Adelaar en de Leeuw het symbool voor respectievelijk de evangelisten Johannes en Marcus. Deze vier wezens van de vier evangelisten (de Stier voor Lucas, de Mens voor Mattheus) geven binnen de Christelijke leer uitdrukking “…aan de werking van Gods Zoon. De Leeuw beduidt het sterke, vorstelijke en koninklijke, dat Hem eigen is. …de Adelaar in de vlucht … de genade van de op de Kerk neerdalende Geest”. Cf. Timmers, p 225, nr. 645 en p 55, 56, nr. 102, citaat op p 55.
6. Pepermans, p 130; Timmers, p. 54, nr. 98; p. 97, nr. 221; p. 98, nr. 226. Vanaf de eerste eeuwen na Christus gold de vogel Phoenix binnen het Christendom ook als symbool van de lijdende en verrijzende Christus.
7. Katalog Bergakademie Freiberg 1879; https://nl.wikipedia.org/wiki/Phoenix_(sterrenbeeld) http://www.sterrenkunde.nl/index/encyclopedie/phe.html
https://www.spacepage.be/artikelen/waarnemen/sterrenbeelden/phoenix
http://www.ianridpath.com/startales/startales1c.htm
http://www.ianridpath.com/startales/bayer%20southern.htm Phoenix behoort tot een groep van constellaties die men de “Zuidelijke Vogels” noemt. Hiertoe behoren de Kraanvogel (Grus), de Pauw (Pavo) en de Toekan (Tucana). In Australië of Zuid Afrika is gedurende onze wintermaanden de Phoenix aan de hemel zien. Johann Elert Bode was directeur van de sterrenwacht van de Pruisische Academie van Wetenschappen in Berlijn van 1786 tot 1825 en was rechtstreeks betrokken bij het onderzoek dat leidde tot ontdekking van de planeet Uranus in 1781. Hij publiceerde in 1801, dus ná Novalis, zijn beroemd geworden sterrenatlas Uranographia met schitterende grote sterrenkaarten van wel 103 bij 67 cm met kunstzinnig geïnterpreteerde illustraties van sterrenbeelden. Zijn eerdere uitgave, Anleitung zur Kenntniss der Gestirnten Himmels werd ook zeer gewaardeerd om zijn beschrijvingen en gravures. Beide werken van Bode staan vermeld in de catalogus van de Bergakademie onder resp. de signaturen II.709 ii.8 en XVIII 10 a-u); Het werk van Bailly staat onder signatuur II.700.8
8. Hecker, J., p 27, 28, noot 1. Een ander element in het sprookje dat volgens germaniste Jutta Hecker zeker gelieerd is aan het alchemistische thema vuur zijn de Vuurbloemen. Deze laten de zuiverende kracht van het vuur zien. Zij stelt dat de invloed van de alchemie op de romantiek heel groot was. Niet alleen wijzen volgens haar het gebruik van de Karbonkel (die in nauwe betrekking staat met de Steen der Wijzen) in de roman Heinrich von Ofterdingen, maar ook de daarin voorkomende beschrijvingen van de grote kosmische samenhang tussen bloemen en sterren, als ook de kleurbelevingen heel duidelijk op een invloed van de Alchemie op dit werk van Novalis; Het thema van de vuurbloemen is in de Nederlandse vertaling van Ria van Hengel te vinden op p.147.Verdere alchemistische thema’s in dit sprookje, die ik hier niet verder behandel, maar wel even kort wil noemen zijn: het levenswater van Sophie (RvH, p 129-131, p 136, p 145, p 150,151), de alruinwortel (Mandragora) (RvH, p 140,141) en het thema van de Lactatio (de borst geven). Het drinken aan de borst door Fabel komt 3 keer voor (RvH, p. 129, 130, 142). Daarnaast ontmoet Fabel tot twee keer toe de sfinx die haar raadsels opgeeft. Dit is duidelijk een element uit de Griekse mythologie. In de Oedipus-mythe komt ook een sfinx voor die raadsels opgaf (RvH, p 138, 139, 146). Daarom valt de sfinx buiten het kader van dit artikel en zal ik deze verder niet bespreken. Dit geldt ook voor andere volkenkundige en mythologische aspecten als de tarantula’s (RvH, p 145-147); de Schikgodinnen (RvH, p 139-141, p 146-150); Atlas (RvH, p 149); de Hesperiden (RvH, p 149, 150); de held Perseus (RvH, p 154).
9. Ficino was één van de meest invloedrijke humanistische filosofen van de vroege Italiaanse renaissance en astroloog. Mede door zijn vertaling van de complete werken van Plato stond hij aan de basis van de heropleving van het platonisme uit de klassieke oudheid (neoplatonisme). Zie Kat. 1879, sign. IV 1160 a-f.8.; zie ook deel 1 van dit artikel in CM 39. Zie hiervoor ook Van Lennep (1984), 114-119, afb. 157, 166; Vollnägel afb. 77, 80.
10. Meeuse, P., De slang die in zijn staart bijt, Amsterdam 1987, p 153,154, 158; de citaten staan resp. op p 154 en 158
Bibliografie van geraadpleegde werken
Hierbij wil ik met name Peter Kerssemakers hartelijk bedanken voor het beschikbaar stellen van
alchemistische studies en naslagwerken uit zijn omvangrijke bibliotheek.
Bloem, H.M., “Een raadselachtig teken ligt verzonken”, Bespreking van: Novalis, De Blauwe Bloem Heinrich von Ofterdingen, vertaald door Ria van Hengel met een nawoord van Arnold Heumakers, Amsterdam, 2006, in: Civis Mundi nr. 36, april 2016
Bloem, H.M., “Elke zonderlinge bloem is een geheim dat naar buiten dringt”. De Blauwe Bloem in Novalis’ roman Heinrich von Ofterdingen in kunsthistorisch perspectief, in: Civis Mundi nr. 37, mei 2016
Bloem, H.M., “De volmaakte vorm van wetenschappen moet de poëzie zijn”, over de natuurwetenschappelijke invloeden bij Novalis, toegelicht aan de hand van het sprookje Eros en Fabel uit zijn roman Heinrich von Ofterdingen, in: Civis Mundi nr. 38, juli 2016
Bloem, H.M., Over de alchemistische invloeden bij Novalis, deel 1, in: Civis Mundi nr. 39, augustus 2016
Burckhardt, T., Alchemie, Sinn und Weltbild, Olten/Freiburg im Breisgau, 1960
Fabricius, J., Alchemy, the medieval alchemists and their royal art, Copenhagen 1976
Federmann, R., Die Königliche Kunst, eine Geschichte der Alchemie, Wien,1964
Ferguson, J., An illustrated Encyclopaedia of Mysticism and the Mystery Religions,London, 1976
Haage, B.D., Alchemie im Mittelalter, Ideen und Bilder – von Zosimos bis Paracelsus, Düsseldorf/Zürich 1996, p 9-62, 176-200, m.n.p 101, 102 (over Novalis)
Hecker, J., Das Symbol der blauen Blume im Zusammenhang mit der Blumensymbolik der Romantik, (diss.), Jena 1931, p 6, 11-12, 26-28, 34, 56
Katalog der Bibliothek der Königlich Sächsischen Bergakademie Freiberg, Freiberg 1879
Klossowski de Rola, S., Alchemie, die Geheime Kunst,München/Zürich1974
Kluge, M., Radler, R. (Herausg.), Hauptwerke der deutschen Literatur, Darstellungen und Interpretationen, p 269-271
Lennep, J. van, Alchimie, contribution à l’histoire de l’árt alchimique, Bruxelles 1984
Lennep, J. van, Art & Alchimie, étude de l’iconographie hermétique et de ses influences, Bruxelles/Paris 1966
Meeuse, P., Literatuur en gnosis, een inleiding, in: De Revisor, jrg 10(1983/6)p15-23
Meeuse, P., De slang die in zijn staart bijt, essays, De Bezige Bij, 1987
Meeuse, P., Poëzie is een duister sprookje, in: NRC boeken 1 september 2006
Recensie Novalis: De Blauwe Bloem, vertaald door Ria van Hengel, Amsterdam 2006
Melville, F., Het boek der Alchemie, de jacht naar wijsheid en de zoektocht naar de steen der wijzen, Kerkdriel, 2007.
Novalis Fragmente, Herausg. Ernst Kamnitzer, 1929, Jess Velag, Kap. 24
Novalis, Het sprookje van Eros en Fabel, naverteld door Jeanne Meijs met illustraties van Maria Moll, uitgeverij Christofoor 2007
Novalis, De Blauwe Bloem Heinrich von Ofterdingen, vertaald door Ria van Hengel met een nawoord van Arnold Heumakers, Athenaeum Polak & Van Gennep Amsterdam 2006 (in de noten vermeld als RvH) p 125-155, 193-223
Olshausen, W., Friedrich v. Hardenbergs (Novalis) Beziehungen zur Naturwissenschaft seiner Zeit, diss. Leipzig 1905
Pepermans, G.M.A., Ovidius metamorfoses, Utrecht/Antwerpen, 1978
Ransijn, P., De Duitse dichter Novalis: mythe en werkelijkheid, eenheid in verscheidenheid, in: Civis Mundi 35, februari 2016.
Ransijn, P., De Duitse dichter Novalis over natuurbeleving, kennis van de natuur en liefde voor de natuur; Bespreking van De Leerlingen te Saïs, Baarle-Nassau, uitg. Occident, 2013, vertaling Mieke Mosmuller, In: Civis Mundi 35, februari 2016
Ransijn, P., ‘Waar geen goden zijn, daar heersen spoken’: waar geen geestelijke waarden zijn, heerst hebzucht. Boekbespreking van: Novalis, De Christenheid of Europa (diverse edities), in: Civis Mundi 36, april 2016
Ransijn, P., De poëtische politieke visie van Novalis. Aanvulling bij de boekbespreking van Helena Bloem, in: Civis Mundi 37, april 2016
Ransijn, P., Troubadourspoëzie bij zijn roman De blauwe bloem: Heinrich von Ofterdingen door Novalis, opnieuw vertaald en ingeleid, in: Civis Mundi, april 2016
Ransijn, P., De kosmische Christus bij Novalis: een selectie uit zijn Geistliche Lieder / Geestelijke liederen opnieuw vertaald, in: Civis Mundi 37, mei 2016
Roob, A., Het Hermetische Museum, Alchemie en Mystiek, Hedel 1997, p 8-33, 80, 200, 254-256, 402-405, 420-426, 436
Splendor Solis, Alchemistische verhandelingen van Solomon Trismosin, Ned. Bewerking J.P. Schoone, Amsterdam, 1980
Schulz, G., Novalis, mit Selbstzeugnisse und Bilddokumenten, Reinbek bei Hamburg Rowohlt 1989, p 73-144-149, 171-173 p 73-144149, 171-173 p 75-77 (Hemsterhuis)
Timmers, J.J.M., Christelijke Symboliek en Iconografie, Houten, 1993
Träger, Cl. (Herausg.) Novalis. Ausgewählte Werke, Reclam Leipzig 1961, 205-255
Völlnagel, J., Alchemie, die königliche Kunst, München, 2012
Helena Bloem is kunsthistorica, met als specialisatie middeleeuwse verluchte handschriften, m.n. Frankrijk rond 1500, waarbij zij zich vooral bezighield met het ontsluiten van manuscripten en archiefmateriaal betreffende de dood en begrafenis van de Franse koningin Anna van Bretagne (†1514). Zij heeft een Duitse moeder en een Nederlandse vader. Zij woonde en werkte enkele jaren in Duitsland. In die periode is haar belangstelling gewekt voor de Duitse dichtkunst. Samen met haar partner Hans Komen is zij auteur van de boeken Ziel en Geest en Gevangen door het Ego.