De zin van de geschiedenis

Civis Mundi Digitaal #42

door Piet Ransijn

Bespreking van: S.W. Couwenberg, Heeft geschiedenis zin? Of is dat een onzinnige vraag? Uitgeverij Deventer Universitaire Pers, 2014.

Voor de 91e verjaardag van Wim Couwenberg

 

Hoofdredacteur Wim Couwenberg is 91 jaar geworden. Het is een weergaloze prestatie dat hij nog steeds het tijdschrift Civis Mundi publiceert, al een jaar of zestig is het zijn levenswerk. Toen ik bij zijn 90e verjaardagorig jaar gedichten over hem wilde plaatsen, vond hij één gedicht wel genoeg. “Op mijn leeftijd kun je beter op de achtergrond blijven,” zei hij bescheiden. Zijn werk is voor hem belangrijker dan persoonlijke aandacht.

In plaats van een of ander lofdicht, leek het mij een beter idee om met instemmende en aanvullende kritiek te reageren op zijn voorlaatste boek over de zin van de geschiedenis. In het daarop volgende leerdicht staat beknopt de relevante visie van enkele gekozen filosofen en sociologen. Zij geven impliciet een aanvullend en hier en daar kritisch commentaar op de visie van Couwenberg, waar ik mij over het algemeen wel in kan vinden.

Het boek van Couwenberg geeft in diverse bijlagen een lovend overzicht van zijn werk. Zijn visie komt er kort door bocht op neer dat hij in de moderniteit een meer geavanceerd beschavingstype ziet, dat zich onder meer kenmerkt door liberale waarden. Daar gaan we nog op in. Onze beschaving lijkt inderdaad meer geavanceerd in de zin van meer complex en welvarend, met een andere industriële wijze van produceren en een accent op andere (westerse) waarden en beginselen.

 

Éuropacentrisme?

De visie van Couwenberg komt mij enigszins europacentrisch over, met een term van Ton Lemaire, Over de waarde van culturen: tussen Europacentrisme en relastivisme. Zijn visie lijkt ook nogal liberaal, genuanceerd en gematigd optimistisch over onze cultuurhistorische ontwikkeling. Het is echter de vraag of veel jagers-verzamelaars en boeren niet zeker zo gelukkig zijn (geweest) als gestresste westerse mensen die in lange files op weg zijn naar grauwe kantoorgebouwen in onherbergzame stadsjungles. Anderzijds geldt in het Westen een opmerkelijk niveau van vrede en welvaart volgens diverse indices, waardoor mensen er gemiddels genomen gelukkiger zouden zijn dan elders, zodat dit mensen uit andere werelddelen aantrekt. Dit is één van de redenen van het vluchtingenprobleem.

De westerse dominantie geldt historisch gezien ’slechts’ relatief korte tijd, sinds de Grieks-Romeinse beschaving en de Renaissance daarvan. Voordien en tussendoor lagen de grote beschavingscentra in Egypte en het Oosten, dat nu weer op komt zetten. Ook na de verovering van Rome en Constantinopel zijn er argumenten om de islamitische beschaving en het Ottomaanse rijk zeker zo geavanceerd te noemen als het Westen. Zie hierover mijn artikelen over de islam en het artikel van Justus Vester in nr 41.

Gaan we naar een mondiale beschaving toe? Levert het Westen een beslissende bijdrage waarin de moderniteit zich wereldwijd verbreidt, volgens de hoopvolle visie Couwenberg? In deze tijd waarin nationalisme en populisme zich onverbloemd laten horen, lijkt Europa en de mondialisering te worden teruggefloten, voor zover dat mogelijk is.

Sociologisch gezien lijkt het volgens Norbert Elias en anderen moeilijk om een halt toe te roepen aan de internationalisering en globalisering, die onder meer worden gedragen door wereldwijd internet en multinationale industrie. Zie Norbert Elias, Der Gesellschaft der Individuen / The Society of Individuals en Nico Wilterdink e.a., Samenlevingen. Zij beschrijven de ogenschijnlijk tegengestelde maar samenhangende processen van individualisering, modernisering en mondialisering.

Regionale, etnische en nationale gemeenschapsverbanden voelen velen daarbij in het gedrang komen tussen enerzijds de multinationale industrieën en organisaties en anderzijds de preoccupatie met individuele wensen, behoeften en belangen. Dit uit zich onder meer in de opkomst van populistische nationalistische politieke bewegingen. Het lijken vooral reacties op het ’overrulen’ van de nationale soevereinitiet door Europa en de (in)vloed van de beroering rondom interne en externe etnische groepen.

Universele en individuele mensenrechten lijken vaak in het gedrang te komen. Op grond van het werk van Durkheim (zie nr 31), Couwenberg en anderen is moderniteit en mondialisering verwerven met mensenrechten en kan deze ontwikkeling niet op onderdrukking gebaseerd zijn. Zij merken ook op dat deze moderniteit een typisch westerse ontwikkeling is.

De toekomst zal leren of deze modernisering op mondiale schaal gaat plaatsvinden en hoe. Vooralsnog steekt populistisch nationalisme niet alleen in Europa de kop op. Buiten Europa lijkt dit al tijden gemeengoed te zijn. Daar wil men vooral de westerse welvaart en technische middelen zoals smartphones. Maar de samenhang hiervan met democratie en mensenrechten wordt niet altijd onderkend. Dit resulteert dan vooral in welvaart en rijkdom voor de machthebbers, maar voor het vaak onderdrukte volk lang niet in de mate waarin dit wenselijk is en in het Westen het geval lijkt.

Wereldrijken die vooral gebaseerd waren op onderdrukking hebben zelden lang stand gehouden. Het Romeinse rijk was tot op zekere hoogte gebaseerd op Romeins recht dat mogelijk een basis vormde voor de Pax Romana. (hier begeef ik mij echter op mij te weinig bekend terrein, waar Couwenberg als rechtsgeleerde ongetwijfeld meer van weet.

 

Meervoudige identiteit en open mentaliteit

Mensen kunnen een meervoudige identiteit hebben. Daarover gaat een eerder artikel in nr 39. Dit is echter een complex gebeuren, dat hier niet uitputtend wordt toegelicht maar slechts aangestipt. Onze nationale identiteit hoeft niet ten koste te gaan van een Europese of mondiale identiteit, voor zover daarvan sprake kan zijn bij alle nationale en etnische verschillen en geschillen.

In de praktijk lijken regionale, nationale, Europese en mondiale identiteite(en) vaak tegenstrijdig. Het lijkt mij niettemin mogelijk en wenselijk dat versterking van de persoonlijke en de nationale identiteit een voorwaarde is voor de vorming van een boven-nationale identiteit. Dit is een belangrijk thema voor nader onderzoek, wil de moderniteit en de westerse verworvenheden mondiaal gemeengoed kunnen worden.

Volgens de werken van Karin Armstrong en anderen vormt de Gouden Regel ’wat gij niet wil dat u geschiedt, die dat ook een ander niet’ de kern van wereldreligies, die het cement van omvangrijke beschavingen vorm(d)en. Het principe hierbij is ’Uw naast gelijk uzelf’, de ander herkennen in jezelf. In Indiase termen: Atman is Brahman: de individuele wezenskern, ziel of Zelf.

Met andere woorden onze diepste identiteit heeft een universeel karakter als universeel bewustzijn, waardoor een (meer) universele identiteit mogelijk wordt door dit te realiseren. Een spirituele bewustwording en ontwikkeling lijkt samen te hangen met de ontwikkeling van een meer complexe en ruimere, meer universele identiteit. Zoals gezegd vraagt dit punt een nadere toelichting. Het geestelijke aspect wordt bij de preoccupatie met politieke en economie vaak over het hoofd wordt gezien met alle gevolgen van dien.

 

Het Westen en andere culturen

De Noord-West Europese mentaliteit, waar de moderniteit zich heeft ontwikkeld met onder meer de ontdekkingsreizen en industriële en de Franse revolutie, kenmerkt zich vanouds door een relatief egalitaire, democratische, wereldgerichte open instelling. Deze is gericht op het ontdekken en onderzoeken van nieuwe werelden en kennisgebieden, die in diverse wetenschappen onderzocht worden, aldus onder meer Michael Pye, Aan de rand van de wereld: Hoe de Noordzee ons vormde over het ontstaan van de moderne westerse beschaving, die vooraf ging aan de industriële revolutie.

Deze onderzoeksdrang dreef ons vanuit het Westen over de hele wereld heen. Door een vergelijkbare onderzoeksdrang had ik al jong interesse in andere culturen in het besef dat het industriële Westen zijn voordelen maar ook zijn beperkingen en tekortkomingen had. De vraag was of andere culturen enige aanvulling zouden kunnen geven met andere zienswijzen. Dat zou onder meer kunnen wat betreft de volgende drie actuele punten om slechts een paar voorbeelden te noemen. Toen ik antropologische titels las zoals Kampvuren langs de evenaar van Dr Paul Juliën en Het trieste der tropen van Levi-Strauss en na een jaar in de tropen onderging mijn romantische idealistische visie enige ontnuchtering in het besef dat we het hier nog zo slecht niet hebben. Wellicht beter dan waar ook ter wereld met alle tekorkomingen en bedreigingen.

  1. De westerse interpretatie en idealisering van de wijze van omgaan met de  natuur bij de zogenaamde natuurvolken, sinds Rousseau en de Romantiek is mogelijk een  inspiratiebron geweest voor de meer milieugerichte ecologische of groene visie die in onze moderne wereldbeschouwing en politiek gestalte heeft gekregen. Zie hierover mijn bespreking van De filosofie van eenvoud van De Geus in nr 32
  2. De nieuwe spiritualiteit, die oude wortels heeft in een ver verleden en als een eeuwenoude onderstroom een blijvend tegenwicht biedt aan het overheersende materialisme, wordt onder meer gevoed door oosterse en westerse spirituele bronnen. Deze lijken mij relevant voor de vorming van een mondiale cultuur waarvoor ook een spirituele component nodig lijkt volgens sociologen als Saint-Simon, Comte, Durkheim, Mannheim, Sorokin en andere sociologen.

De mondiale samenleving. Waar gaan we heen?

 

  1. Onze westerse cultuur wordt een individualistische ik-cultuur genoemd. Individueel initiatief en ondernemingszin heeft voordelen, maar ook nadelen, als de competitie en wedijver te ver wordt doorgedreven ten koste van anderen. Dit individualisme heeft wellicht te maken met de moderniteit waarin individuele mensenrechten gelden en de menselijke persoon zijn eigen waarde en rechten heeft. Andere culturen zijn meestal wij-culturen of groepsculturen. Groeperingen staan daarbij centraal en individuen zijn daaraan ondergeschikt. De vraag is of de individualisering in het moderne Westen niet doorslaat en het daarmee samenhangende neoliberalisme niet ten koste gaat van de integriteit van minder fortuinlijke personen en groepen door de toenemende vaak schrijnende ongelijkheid en ook niet ten koste gaat van gemeenschappen en hele beschavingen. Een zekere consensus of collectief bewustzijn wordt volgens Comte, Durkheim en anderen noodzakelijk geacht. Bij groepsculturen lijkt de situatie echter meestal niet beter en de ongelijkheid tussen groepen vaak nog groter. Solidariteit en sociale betrokkenheid worden door velen als wenselijk en noodzakelijk gezien.

Deze punten kunnen we uitbreiden en toelichten met de beschouwing van nog veel meer (verbeter)punten.

 

 

Interesse in andere visies bracht mij ertoe voorbij Europa te kijken en in India te promoveren. Wat is de zin daarvan geweest? Het heeft al voor de ’eeuw van Azië’ mijn visie verruimd en verdiept met die van een oosterse cultuur in een zogenaamd ontwikkelingsland met een  hoog ontwikkelde oude beschaving. De Indiase Vedanta filosofie is te beschouwen als een systematisering in niet religieuze termen van een soort universele filosofie die ook elders is aan te treffen en zich leent voor wetenschappelijk onderzoek en theorievorming. Onder meer wat betreft de vorming van een meer universele identiteit door spirituele ontwikkeling, zoals eerder genoemd.

Verdwenen oosterse en westerse beschavingen hebben hun sporen hebben achtergelaten in onze moderne cultuur, bijvoorbeeld die van de Kelten, de Friezen, de Grieken, Romeinen, Egyptenaren, Soemeriërs, Babyloniërs en de oude Israëliers. Zo kunnen andere culturen bijdragen tot een mozaïek van culturen in een samengesteld mondiaal geheel. In plaats van massaal naar Europa te vluchten lijkt het zinniger maar ook een grotere uitdaging om het eigen land en de eigen cultuur te ontwikkelen tot een hoger welzijnspeil. Dat kan al of niet met behulp van westerse waarden, mensenrechten en andere verworvenheden, die vaak met de voeten worden getreden door lokale machthebbers en andere ingezetenen.

 

De zin van de geschiedenis volgens Couwenberg

Couwenberg eindigt zijn boek over de zin van de geschiedenis onder de kop ’De eeuw van Azië’ als volgt: “Moderniteit en modernisering, zoals in de westerse wereld ontwikkeld, blijven in ieder geval richtingbepalend voor het verdere verloop van de wereldgeschiedenis, waarvan de westerse geschiedenis, eens beschouwd als het centrum van de geschiedenis, nu een onderdeel wordt. Het sturen van die moderniteit in liberale richting blijft wel, ondanks afnemende invloed, als verantwoordelijk op de schouders van het Westen rusten.”

Met liberale waarden bedoelt hij wellicht niet zozeer de huidige ideologie van het (neo)liberalisme, maar veeleer waarden als vrijheid, gelijkheid en broederschap of solidariteit, mensenrechten, plichten en humanitaire waarden. Impliciet zegt hij dat hij in de verdere ontwikkeling van die moderne waarden en van de moderniteit de zin van de geschiedenis ziet, hoewel hij meer een beschrijving geeft van moderne ontwikkelingen en tendenties dan een antwoord op de vraag wat volgens hem nu eigenlijk de zin van de geschiedenis is.

 

Liberale waarden

In het volgende gedicht staat dat de zin die wij toekennen aan de geschiedenis afhankelijk is van onze waarden. Couwenberg maakt duidelijk welke waarden hij onderschrijft. Hij houdt niet van autoritaire systemen, maar van liberale waarden zoals vrijheid en humaniteit. Zijn ervaringen met de autoritaire regels van de vroegere RK Kerk kunnen hierbij een rol spelen, omdat deze niet meer van de moderne tijd zijn waarin mensen zelf hun levenswijze bepalen of menen te bepalen. Zie onder meer zijn artikel over religiekritiek in nr 38. Sociale invloeden blijven groot en verschuiven van directe persoonlijke contacten en groepen naar de nieuwe media.

 

Liberale waarden en mensenrechten zijn in het Westen gemeengoed bij alle politieke partijen, zij het met verschillende accenten. Een onderscheid in liberale waarden en liberalisme als (partij)politieke ideologie lijkt mij zinvol. Liberale waarden zijn voor mij iets anders dan het liberalisme als economische en politieke ideologie waarin marktwerking en vrijhandel centraal staan, op grond van een wat eenzijdige interpretatie van Adam Smith met weinig oog voor zijn morele filosofie met het gemeenschapsgevoel als basis. Liberale waarden dateren uit de tijd van de Verlichting, waarin het liberalisme een brede maatschappelijke stroming was, die opkwam voor de burgers en tegen de toenmalige adellijke machthebbers van het ’ancien regime’ was gericht.

Dit liberalisme kunnen we ook aanduiden als modernisme en gaat vooraf aan het engere economische liberalisme als partijpolitieke ideologie van de bezittende klasse. Het liberalisme is veranderd van een radicale bevrijdende ideologie tot een beperkende conservatieve ideologie van dominante groeperingen. Dit is wellicht een van de redenen voor de opkomst van een meer sociaal neoliberalisme, dat we reeds zien bij John Stuart Mill die werd ’uitgemaakt’ voor socialist, aldus de boeiende biografie over hem van Cor Hermans. In dit opzicht heeft Mill weinig van zijn actualiteit verloren als integrale filosoof die boven partijen uitoornt. Kunnen we dit ook van Couwenberg zeggen? De geschiedenis zal het leren.

 

 

John Stuart Mill 1806-1873 en een illustratie bij de Kinderwet van Van Houten, het verbod van kinderarbeid

 

Sociaaldemocratie en sociale wetgeving

In de moderne samenleving is de sociaaldemocratie als een meer geïntegreerd en gevorderd samenlevingstype te beschouwen, vergeleken met de daaraan vooraf gaande fase van de liberale democratie zoals deze zich ontwikkelde in de 19e eeuw. Daarin zouden individuen voornamelijk hun eigen belangen nastreven, zonder veel rekening te hoeven houden met regulering door gemeenschappelijke belangen, die volgens Saint-Simon en Durkheim kenmerkend voor het socialisme zou zijn. Zie mijn artikel over het socialisme van Saint-Simon in nr 31. Mede omdat burgers “last hadden van de ellende van anderen”, volgens verzorgingssocioloog Abram de Swaan, werden zij genoodzaakt meer rekening te houden met anderen en iets te doen aan hun elledige omstandigheden. De burgerzin leidde tot groeiende interesse in ’Volksverheffing’, onderwijs en ontwikkeling voor iedere burger, ook de minder draagkrachtigen. Zie De Swaan, Zorg en de staat en mijn artikel over ongelijkheid en welvaart in nr 33.

Een samenleving die opkomt voor gemeenschappelijke belangen is niet hetzelfde als een verzorgingsstaat waarbij individuele verantwoordelijkheden worden afgewenteld op de gemeenschap en de overheid. Het gaat om een evenwichtige verdeling van persoonlijke en maatschappelijke rechten, plichten en verantwoordelijkheden in een vloeiende integratie van de delen in het maatschappelijke geheel, met mensen die hun persoonlijke en maatschappelijke verantwoordelijkheden kennen en niet alleen hun eigen belang nastreven, al of niet ten koste van anderen.

De sociale wetgeving, die is begonnen met het verbod op kinderarbeid door de Kinderwet van Van Houten (1874) aan het eind van de 19e eeuw bij de regerende liberale partij, is nu gemeengoed bij al onze politieke partijen. Er zijn wel duidelijke verschillen in de het accent op sociale wetgeving en overheidsregulering. Al onze partijen zijn liberaal, in de zin dat zij burgerrechten erkennen èn sociaaldemocratisch in de zin dat zij sociale wetgeving steunen. Maar de belangen en bevolkingsgroepen die zij prioriteit geven als hun achterban varieert. Deze achterban wordt in het spectrum van politieke partijen niet meer zo duidelijk omschreven als vroeger, toen de belangrijkste religieuze en levensbeschouwelijke richtingen hun eigen partijen hadden.

 

De variatie van liberaal naar sociaal-democratisch is dus betrekkelijk. Wat Couwenberg liberaal noemt, heeft ook een sociaaldemocratisch gehalte. Hoewel hij zich herhaaldelijk afzet tegen links en ’de linkse kerk’, waarbij niet erg duidelijk is welke richtingen van het linkse allegaartje hiervan deelgenoot zijn, geldt zijn aversie kennelijk niet voor de sociaaldemocratie in het algemeen. Ook in de ’linkse kerk’ heeft de secularisatie huisgehouden en van het heilig geloof van weleer is weinig meer over.