Herbouw van ‘bouwval politie’

Civis Mundi Digitaal #43

door Michel van Hulten

De Nationale Politie haalt recent geen goede pers. De afkeuring richt zich vooral op de vorige topman. Niet op degenen die hem ooit benoemden en die geen acht sloegen op de vreugde in de AIVD-staf bij zijn bevordering van de AIVD-top naar de Politie als nationaal Korpschef.

Het grote gevaar van deze op de persoon van de Korpschef toegespitste aandacht is dat structurele problemen binnen de politie daarmee op de achtergrond raken hoe terecht het ook is om de individuele verantwoordelijkheden te benoemen en aan te pakken. Die structurele problemen zijn de interne angst voor baan- en promotieverlies, de onderlinge bescherming die politie-officieren elkaar bieden (‘korpsgeest’), de grote afstand tussen officieren en manschappen (het blauw op straat) en het ontbreken van toekomstperspectieven binnen en buiten de politie-organisatie.

 

Geen toekomstperspectief

Om met dat laatste te beginnen. Als je eenmaal op 17-jarige leefijd ervoor hebt gekozen om politieman/vrouw te worden dan zit je voor je leven eraan vast. Wat je op de politiescholen leert heeft weinig waarde voor andere banen en als je om wat voor reden dan ook bij de politie wordt ontslagen, staan er bepaald geen werkgevers in de rij om je aan te nemen. Ook niet de vele beveiligingsbedrijven die we sinds kort hebben. Die vragen bij een sollicitant die van de politie afkomstig is, altijd eerst bij de politie na wat voor vlees ze in de kuip krijgen. Als de politie dan als informatie verstrekt dat er aan de kandidaat wel een vlekje kleeft (en bij ontslag kan dat moeilijk anders zijn), dan kun je het verder als sollicitant wel schudden.

 

Angst

Op 9 juli 2015 schreef de journalist Sander Sonneman (AD) over ‘angst’ binnen het politiekorps: ‘De agent spuwt zijn kritiek namens vele tientallen collega’s. Anoniem. ,,Het kan me mijn baan kosten,’’ legt hij uit. ,,We worden geacht onze mond te houden en niemand durft iets te zeggen uit angst een treetje lager of op straat te belanden. Maar het moet maar eens naar buiten” [ ... ].’

Ik bestudeerde gedurende bijna drie jaar vanuit mijn positie als lector ‘governance’ in de Bestuursacademie van de Saxion Hogeschool (Deventer/Enschede), gebeurtenissen binnen de politie en kwam dit angst-verschijnsel zoveel tegen dat het mij niet verbaasde nu in de NRC (19/10/2016) te lezen: ‘helft agenten heeft stress’. Wat wel verbaast is dat deze ‘stress-angst’ verder in de NRC niet genoemd wordt omdat ze kennelijk niet voorkomt in het interne onderzoek dat binnen de Nationale Politie is uitgevoerd en waar de NRC verslag van doet. Waarom is dat onderzoek eigenlijk geen openbaar onderzoek waarvan de onderzoeksopdracht en de rapportage publiekelijk toegankelijk zijn? Per definitie zijn ‘interne studies’ niet bestemd voor de buitenwereld. Maar waarom zijn het eigenlijk ‘interne studies’? Verdragen een opdracht tot zo’n studie en het verslag van de resultaten het daglicht niet? Wie waren de onderzoekers? Politie-ambtenaren?

 

Broederschap

Een ontslagen Commissaris van Politie (zijn ontslag riep bij mij ook vragen op omtrent de rechtmatigheid), vertelde mij binnen mijn onderzoek dat je extra waakzaam moet zijn als de politie een eigen onderzoek opdraagt. Veelal gaat het dan om twee of meer  onderzoekers. ‘Ga altijd even na of zij ongeveer gelijktijdig leerling waren op de Politie Academie. Als dat zo is, allen stammend uit dezelfde vijf-jaarsperiode, dan kun je ervan uitgaan dat ze zeker elkaar niet zullen afvallen’. Is dan nog onafhankelijk betrouwbaar onderzoek mogelijk? Voor de Academie geldt dat ‘alle studenten uit de twee jaren die aan jouw jaar voorafgingen en de twee jaren die op jouw jaar volgden elkaar kennen en elkaar niet in de weg zullen zitten’.

 

‘Intern’ onderzoek = ‘geheim’ onderzoek?

Binnen mijn eigen onderzoek werd ik geconfronteerd met een onderzoek dat was opgedragen door Korpschef Bouman naar een ontslagen politieagent. Ook een intern onderzoek. Toen ik op nadere informatie uit ging, bleek onmiddellijk dat ik niet mocht weten wie de betrokken onderzoekers waren geweest, zelfs niet of het al dan niet om politie-ambtenaren ging. Ook de onderzoeksopdracht kon ik niet krijgen, en toen ik om het onderzoeksrapport vroeg, op grond waarvan de Korpschef zijn conclusies had getrokken, kreeg ik te horen dat de onderzoekers mondeling aan hem verslag hadden uitgebracht, en dat er geen schriftelijk  rapport was, zelfs geen schriftelijke aantekening van de informatie-overdracht door de onderzoekers aan de Korpschef. Al deze uitkomsten zijn hoogst onwaarschijnlijk, en ernstige schendingen van alle regels die gelden voor betrouwbaar onderzoek. Ik betwijfel dan ook ten zeerste hun waarheidsgehalte. Ook via de Wet Openbaarheid Bestuur viel er niets te krijgen. Begrijpelijk. Er staat immers niets op papier!

 

Officier en manschap

In mijn eigen onderzoek en contacten bleek bij herhaling dat er een grote afstand bestaat tussen de lagere rangen, veelal opgeleid aan de diverse politiescholen zoals o.a. die bij het Amsterdamse en Rotterdamse Korps, en de hogere rangen die opgeleid zijn op de Politie Academie. Zit je in de onderste rangen dan klinkt het al snel: ‘Je krijgt orders en je hebt ze uit te voeren. Twijfels uiten over aanpak en zelfs alleen maar ter discussie stellen van een voornemen wordt niet op prijs gesteld’.

 

Blind in voorbije jaren?

Het heeft tientallen jaren geduurd voordat de politie van Singapore, Hong Kong, Londen (en het VK), en Botswana, ‘bouwval’ af werden en nu gerespecteerd worden. Een ding is zeker: de nieuwe Korpschef zal er zijn handen jarenlang aan vol hebben.

Het meest beangstigend is eigenlijk wel dat de nieuwe Korpschef in de NRC liet optekenen (1 nov. 2016) dat hij zich ‘is rotgeschrokken van de boedel die hij van de vorige korpschef heeft overgenomen’. In welke politie-maatschappij heeft hij eigenlijk in een 30-jarige politie-carrière na de Politie Academie (1982-86) geleefd en gewerkt? Zag hij eerder niet wat de voorzitter van de grootste politievakbond NPB tegelijkertijd benoemde als ‘het huis van de politie is een bouwval’? Eerder immers was hij tot 1988  medewerker Stafbureau Korpsleiding, daarna achtereenvolgens chef wijkteam Binnenstad Utrecht; reorganisatie politie Utrecht; hoofd Regionale Recherche Ondersteuning; directeur Democratische Rechtsorde, AIVD; korpschef regiopolitie Brabant-Noord; Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid; secretaris-generaal Ministerie van Defensie. Was hij al die jaren trots op wat hij in zijn politie-werkomgeving om zich heen zag gebeuren?

 

* Michel van Hulten is emeritus lector ‘governance’.