De gezonde samenleving: kritiek op het liberalisme en het socialisme

Civis Mundi Digitaal #44

door Piet Ransijn

Reactie op Wim Couwenberg, Hoe wordt de samenleving het best ingericht?

 

Er zijn vele visies over hoe de samenleving het best kan worden ingericht

 

In bovengenoemd artikel integreert Couwenberg historische, filosofische en sociaal wetenschappelijke inzichten in een indrukwekkende en omvattende visie. Als antwoord op zijn belangwekkende vraag schetst hij ’’rode draden door de moderne geschiedenis met heldere onderscheidingen en patronen in ‘de strijd tussen de politieke ideologieën’. Ook de nadruk op de relatie tot de culturele context en de historische ontwikkelingen... geeft een waardevolle inbreng in het huidige vaak zo versmalde en platte politieke debat,” aldus de reactie van een deskundige lezer. Bovendien prikkelt het stuk tot een kritische bezinning.

Aanleiding tot deze reactie is de zinsnede: ’oorspronkelijk antiliberale tegenkrachten als de sociaaldemocratie’, ontleend aan deze lange zin:

“Dankzij zijn respect voor het spontane initiatief van vrije burgers en de hogere respons- en ontwikkelingscapaciteit waarover het [liberaal-democratische concept der moderniteit] daardoor beschikt,.. is het er in geslaagd oorspronkelijk antiliberale tegenkrachten als de sociaaldemocratie, het klassieke en het christelijk-confessionele conservatisme (na 1945 de christendemocratie) in het liberaal-democratische ontwikkelingsmodel te integreren en dat te maken tot een voorbeeld van ‘good governance’.”

Deze reactie spitst zich toe op deze zin. Het hele artikel biedt te veel interessante stof om in een reactie te behappen. In deze reactie komen enkele sociaaliberale en sociaaldemocratische denkers aan de orde, die bij elkaar aansluiten in eenzelfde basismodel. Het tegenwoordig bijna vergeten, maar nog altijd inspirerende werk van Erich Fromm wordt weer van stal gehaald. In de jaren ’60 en ’70 werd het met veel interesse gelezen en het geeft ook een uitgelezen antwoord op de vraag van Couwenberg.

Het liberaal-democratische concept van de moderniteit komt bij Couwenberg wel enigszins naar voren als een beter model voor deze tijd dan andere modellen de de revue passeren. Ook in zijn vele andere publicaties wordt dit model weer wat bijgesteld en ’opgepoetst’ op grond van recente ontwikkelingen, zodat het weer jaren mee kan. Sinds de val van de Berlijnse muur heeft het weinig meer te duchten van het in diskrediet geraakte socialisme, met name het communisme. De sociaaldemocratie is te beschouwen als een variant van het liberaal-democratische model, omdat het uitgaat van dezelfde democratische grondrechten en principes: “de liberaal-democratische basisorde”. Couwenberg spreekt over links en rechts als “accentverschillen binnen het politieke midden”, dat wil zeggen van het liberaal-democratische model. Zie zijn artikel over ’Het verval van links als politiek alternatief’.

Vanwege “initiatief van vrije burgers... en het gemengde karakter van zijn ideologische oriëntatie,” relativering, tolerantie van afwijkende standpunten heeft het genoemde model een zeker aanpassings- en herstelvermogen en een “hogere respons- en ontwikkelingscapaciteit” (1). In eerdere artikelen heb ik eveneens gepleit voor een integrale benadering van de drie belangrijkste politieke stromingen: liberalisme, sociaaldemocratie en conservatisme (vertegenwoordigd door o.m. de christendemocratie), alsmede hun basiswaarden vrijheid, gelijkheid en gemeenschapszin, solidariteit of broederschap: de leuzen van de Franse Revolutie die nog lang niet voldoende zijn gerealiseerd. In onze pluriforme parlementaire democratie vullen politieke richtingen elkaar aan en kunnen ze niet zonder elkaar, zoals ook bij de inrichting van de samenleving.

 

 

 

De sociaaldemocratie, die het toch al zo moeilijk heeft door zijn eigen falen zoals in andere artikelen staat, wordt antiliberaal genoemd in de zinsnede ’oorspronkelijk antiliberale tegenkrachten als de sociaaldemocratie’. Daarmee wordt het m. i. tekort gedaan, zoals vaker. Deze voorstelling van zaken valt gunstig uit voor het liberalisme en nadelig voor de sociaaldemocratie en klopt niet helemaal met de oorspronkelijke aansluiting van het socialisme bij de liberale verlichtingsfilosofie.

De nadruk van de verlichtringsfilosofie op zelfontplooiing wordt onder meer toegelicht in de kritiek van Erich Fromm op de eenzijdige nadruk op economische factoren die zowel voor het socialisme als het liberalisme geldt. Het stuk van Couwenberg gaat voorbij aan deze en andere beperkingen van het liberale modernistische model.

Een ander punt van kritiek is de milieuproblematiek van de moderne economie.

Het lijkt een zelfvernietigend model te zijn als we op dezelfde voet doorgaan met de exploitatie van de aarde. Marx voorspelde dat het kapitalisme aan zijn interne contradicties ten onder zou gaan. Tot dusver gold dat voor het staatskapitalisme ofwel het communisme om andere redenen. Marx had nog geen oog voor de uitbuiting van het milieu. Deskundigen sluiten catastrofale gevolgen niet uit. Het model heeft dus een grondige bijstelling nodig, zoals onder meer financieel-economisch geograaf Ewald Engelen en politica Marianne Thieme bepleiten in hun boek De kanarie in de kolenmijn. Zie ook mijn gedicht De kaalslag van de aarde in nr 43.

Inrichting van de samenleving die voornamelijk aandacht besteedt aan economische en politieke factoren, waarbij geestelijke waarden zoals zelfverwerkelijking worden verwaarloosd, schiet ernstig tekort bij het realiseren van onze menselijke ontplooiing en bestemming, en ook bij het reguleren van onze behoeften. Mogelijk wordt ook zoiets als een menselijke bestemming ontkend, zoals Couwenberg aan de orde stelt in zijn boek Heeft de geschiedenis zin?

Het liberaal-democratische concept van de moderniteit zou dan niet de bestemming en de zin van de geschiedenis kunnen zijn, maar een instrumentele fase. De vraag blijft dan: waarheen? Fromm antwoordt: richting zelfverwerkelijking. In vele boeken legt hij uit wat dit inhoudt. Dat gaat dit bestek te buiten. Het wordt slechts aangeroerd als aandachtspunt aan het eind van dit artikel. Als mensen in   zelfrealisatie vervulling vinden zijn ze minder afhankelijk van overmatige consumptie, die kan leiden tot een kaalslag of een volbouwen van de aarde.

 

 

Het oorspronkelijke socialisme van Saint-Simon was liberaal georiënteerd

Oorspronkelijk was noch het socialisme, noch de sociaaldemocratie antiliberaal, zoals wel gold voor het revolutionaire marxisme. Zoals de term al zegt was de sociaaldemocratie democratisch. Zij sloot aan bij het liberale democratische bestel met het hele circus van verkiezingen en partijen.

Het socialisme van grondlegger Saint-Simon was behoorlijk liberaal en integraal in de zin van ruimte voor participatie van alle productieve bevolkingsgroepen en klassen. Privébezit van de productiemiddelen wilde hij handhaven, maar laten reguleren door (representatieve vertegenwoordigers van) de gemeenschap, die hij onderscheidde van de staat, de overheid.

De sociaalliberale benadering van Saint-Simon ging vooraf en voorbij aan de tegenstelling socialisme-liberalisme en de parlementaire democratie en zocht naar een meer democratische inrichting en bestuur van de samenleving ter vervanging van de oude autoritaire structuren met onproductieve, parasiterende machthebbers. Individuele privébelangen en verrijking dienen niet ten koste te gaan van algemene, gemeenschappelijke belangen.

 

John Stuart Mill en Marx

Iets dergelijks geldt voor de integrale sociaalliberale benadering van John Stuart Mill, die verder ging in het voetspoor van Saint-Simon en anderen. Zie de boeiende biografie van Mill door Cor Hermans, Een Engelsman in Frankrijk. De huidige (neo)liberalen kunnen nog veel van hem leren, zoals Trudy Dehue laat zien in mijn artikel in nr 29. Over Saint Simon zie nr 31. 

Ook Marx zocht in lijn met het verlichtingsdenken van zijn schoonvader, de progressieve liberaal Baron von Westfalen, als redacteur van de Rheinische Zeitung aanvankelijk aansluiting bij de liberale burgerij, aldus Lewis Coser, Masters of Sociological Thought en de Encyclopedia Brittanica. Toen de burgerij er niet voor openstond om met Marx samen te werken en iets substantieels te doen voor de schrijnende noden van de arbeiders, werd hij genoodzaakt tot de revolutionaire variant die het socialisme (helaas) ging domineren en door het Leninisme en communisme is gecorrumpeerd. 

 

 

De kritiek van Erich Fromm op het socialisme èn het liberale kapitalisme

De humanistische psycholoog Erich Fromm, schrijft het volgende in De gezonde samenleving: psychopathologie van democratie en kapitalisme (p 200-203) in 1958, vóór de linkse generatie in de jaren ’60 ging domineren. Hij gaat ook in op hoe de samenleving het beste ingericht kan worden en hoe we dat beter niet kunnen doen. Hij legt accenten die de visie van Couwenberg aanvullen en geeft de tekortkomingen aan van socialistische en liberale benaderingen. Daarna schetst hij de contouren van een meer integrale benadering.

"In de latere jaren van zijn leven schijnt Marx bereid te zijn geweest tot bepaalde veranderingen in zijn theorie... In de laatste acht jaren van zijn leven [zou hij] een teleurgesteld en ontmoedigd man zijn geweest, die het failliet van zijn revolutionaire verwachtingen voorvoelde...

“Engels erkende dat zij gefaald hadden... Maar het was Engels noch Marx gegeven om de noodzakelijke ingrijpende herzieningen in hun systeem aan te brengen. Voor ons is het erg gemakkelijk het falen van Marx te herkennen. Wij hebben de tragische gevolgen van het falen in Rusland zien gebeuren. Enerzijds bewees het Stalinisme dat een socialistische economie kan functioneren, maar anderzijds dat deze allerminst een geest van gelijkheid en samenwerking in het leven kan roepen... en kan ontaarden in... uitbuiting van het volk...

“Samenvattend kan men zeggen dat de uiteindelijke doelen van het marxistisch socialisme niet wezenlijk verschilden van die van andere socialistische scholen: het bevrijden van de mens uit de overheersing en uitbuiting door anderen.., het herstel van de mens als het hoogste doel van het sociaal bestaan en het scheppen van een nieuwe eenheid tussen mens en [mede]mens en tussen mens en natuur.

“De dwalingen van Marx en Engels, zoals hun overschatting van [economische en] politieke factoren... waren te wijten aan het feit dat ze wortelden in de middenstandstraditie van de 18e en 19e eeuw [voor wie economie erg belangrijk was]. Meer dan [Saint- Simon]. Fourier, Owen, Proudhon en Kropotkin. 

“Deze dwalingen zouden historische betekenis krijgen omdat de marxistische opvatting... overwon op het Europese vasteland... Hun opvolgers ontwikkelden de theorie zich niet verder, maar herhaalden grotendeels steeds sterieler de oude formules:.. ’Socialisering van de productiemiddelen’ was een rituele spreuk, die bij passende gelegenheden door de partijpriesters werden uitgesproken...

“Na de Eerste WO werd de marxistische beweging in twee kampen gescheiden:.. de sociaaldemocratische vleugel... en de communistische vleugel,.. die een wanhoopssprong was met verschrikkelijke gevolgen... en die de bevolking nonsens voorhoudt...”

“In het Westen heeft het socialisme langzamerhand...zijn geestdrift verloren... maar nog niet zijn humanistisch en religieus vuur geheel verloren:.. de hoop op bevrijding van de mens, de vestiging van nieuwe ethische waarden... van een waarlijk menselijke solidariteit... [die] kan bijdragen tot het beëindigen van de menselijke zelfvervreemding en de verafgoding van economie en staat."

Deze woorden van Fromm uit 1958 voorzagen het definitieve failliet van het communisme waarvoor staatskapitalisme een beter benaming lijkt, en de recessie van het socialisme dat na de jaren 60 nog een tijdelijke opleving kreeg. Hij geeft een voorzet tot een meer integrale benadering.

Aansluiting van sociaaldemocratie bij liberalisme

Bij Fromm blijkt Marx evenals Saint-Simon aan te sluiten bij de meer liberale verlichtingsvisie, zoals ook bij de conservatieve socioloog Robert Nisbet in The Sociological Tradition. Het verschil tussen het liberalisme en de sociaaldemocratie als twee varianten van de moderniteit, lijkt niet zo wezenlijk als vaak wordt voorgesteld vanwege de eenzijdige nadruk op de falende communistische aberratie, die overigens wel twee supermachten heeft opgeleverd in Rusland en China, zij het ten koste van vele miljoenen mensenlevens en talloze onmenselijke verschrikkingen.

De oorspronkelijke idealen van het socialisme en het (neo)liberalisme zouden elkaar nu en in de toekomst kunnen aanvullen tot een meer geïntegreerde inrichting van de samenleving volgens de menselijke waarden die Fromm en anderen bepleiten. Maar dan graag wel wat meer diepgaand en omvattend dan de liberaal-sociaaldemocratische paarse kabinetten van VVD en PvdA.

 

Kritiek op de eenzijdige nadruk op economische factoren

De kritiek van Fromm op zowel het socialisme als het liberale kapitalisme betreft de eenzijdige nadruk op economische factoren die ook de politiek domineren, het ’warenfetisjisme’ (met een term van Marx) en de afgoderij van geld en goederen, waarbij menselijke waarden en zelfverwerkelijking worden verwaarloosd. 

Fromm legt veel nadruk op de aanvulling van ons bestel met morele en geestelijke ontplooiing, zoals ook Durkheim, Sorokin, Maslow en de jonge Marx. Zonder zelfverwerkelijking mist de productie van goederen het uiteindelijk doel, waartoe het een middel is dat het doel en de menselijke bestemming van een meer volwaardig mens-zijn niet kan vervangen. 

De nadruk van het (neo)liberalisme op vrije marktwerking en vrijheid van meningsuiting, zonder daarbij iets van wezenlijke waarde over de menselijke bestemming te zeggen, verwaarloost eveneens dit geestelijke aspect, dat nodig is om de menselijke bestemming en zelfverwerkelijking te realiseren. 

De politiek in het algemeen legt een eenzijdige nadruk op de economie en gaat voornamelijk over het verdelen van geld en de laatste tijd vooral ook het weren van mensen die geld kosten en nog geloven in God en tradities en een menswaardig bestaan hopen op te kunnen bouwen.

 

 

Wegen naar zelfverwerkelijking

Zonder wegen naar zelfverwerkelijking – Fromm spreekt van ’wegen die tot genezing leiden’ in het slothoofdstuk van zijn ’psychopathologische analyse van democratie en kapitalisme’ – blijft het materiële welzijn beperkt tot een vervlakt leven en werken. Dit wordt afgewisseld met vlak vermaak en is behept met angst en vrees om de welvaart te delen met minder bedeelden, die een weg zoeken in een wereld vol geweld en menselijk tekort.

Voor het opheffen van dergelijke problemen is een meer geïntegreerde inrichting van de samenleving nodig waarin economie en politiek dienstbaar zijn aan menselijke waarden als zelfverwerkelijking, zoals oorspronkelijk bij verlichtingsfilosofen en Marx.

Mensen kunnen van alles bewerkstelligen. Maar zonder de verwerkelijking van onszelf en een dieper inzicht in het bewustzijn als innerlijk licht en het vermogen dat ons mens maakt, missen zij hun bestemming in blijvend geluk. Wij blijven dan gevangen in een beperkt bewustzijn. Iets dergelijks hielden oude geschriften als de Indiase Oepanishaden ons voor en boden daarbij wegen tot zelfverwezenlijking. Zonder dergelijke wegen wij blijven steken in een recidiverende meervoudige crisis, waarvoor economie en politiek als zodanig geen uitweg bieden. Zij kunnen wel bijdragen tot een meer geïntegreerde benadering, die ook andere, enigszins verwaarloosde culturele, morele en spirituele levensgebieden omvat.

Over de inhoud van die wegen naar zelfverwerkelijking gaan andere artikelen, zoals die van Hans Komen. Hij geeft een belangrijk complement bij de voornamelijk politieke inhoud van Civis Mundi, die geen wegen tot

zelfverwerkelijking biedt.

 

Noot

 

  1. Het doet enigszins denken aan de Amerikaanse conservatieve liberale socioloog Parsons, die in de jaren ’60 de (Amerikaanse) sociologie domineerde, ondanks de kritiek van collega’s als Sorokin en Wright Mills. Zoals Parsons zijn theoretische schema steeds aanpaste, zo lijkt ook het liberale model steeds weer te kunnen worden aangepast. Lenin, Mao en anderen hebben het werk van Marx aangepast en gecorrumpeerd. Zo kunnen we ons ook afvragen hoeveel er in het huidige neoliberalisme nog over is van de sociale Theory of the Moral Sentiments van de grondlegger van het liberalisme Adam Smith, één van de inspiratiebronnen van Marx. Anders dan bij Couwenberg, die evenals Hegel, Marx en Sorokin een dialectische benadering heeft in termen van dynamische processen, kenmerkte de theorie van Parsons zich aanvankelijk door een nogal statische benadering van “rust en onveranderlijkheid als normale kenmerken van een sociaal systeem,” aldus Norbert Elias, Wat is sociologie, p 126. In zijn latere werk is Parsons minder statisch en meer evolutionair gaan denken. Hij zag de Amerikaanse maatschappij als de meest geëvolueerde samenleving. Dat geldt voor meer Amerikaanse intellectuelen die Couwenberg de revue laat passeren, menen ook dat het westerse model meer beantwoordt aan de eisen van de moderne tijd dan andere modellen. Anderen bepleiten meer radicale hervormingen dan liberale aanpassingen als meer marktwerking en vrije meningsuiting e.d. Zie genoemde critici van Parsons en meer recent in eigen land Ewald Engelen, Marius de Geus en andere vooral ecologisch gemotiveerde wetenschappers.

“Parsons heeft in twee leesbare werken Societies: Evolutionary and Comparative Perspectives en The System of Modern Societies een evolutie van maatschappijvormen geschetst. De evolutie voltrekt zich naar zijn mening in de richting van de moderne westerse, ja Amerikaanse maatschappij – vanaf de prehistorische samenleving tot aan de Verenigde Staten van onze dagen ziet hij een cybernetisch geregeld groeiproces. Hiërarchisch geordend, houdt dit voor de economie een proces van krachtsvergroting in, voor de politiek een proces van differentiatie, voor de maatschappelijke gemeenschap een proces van inclusie… waarbij steeds meer leden volwaardig burger worden en voor de handhaving [van orde] een alles beheersend proces van generalisering van waarden… Het visioen van Parsons lijkt nu te zijn dat zijn abstracte, analytische stelsel samen gaat vloeien met een ook in de ‘werkelijke’ wereld optredend proces van vergeestelijking,” aldus Nijhoff, Hoofdfiguren van de sociologie deel 2 (p 31, 36-38). Zie mijn artikel in nr 31 over Ethische aspecten bij wetenschapsbeoefening, waarbij ook de ideologische oriëntatie van wetenschappers zijdelings aan de orde komt.