Civis Mundi Digitaal #44
In het politieke debat duikt bij tijd en wijle een vergelijking op tussen de ideeën van Geert Wilders en het fascisme. Het afgelopen jaar hebben onder andere Dirk-Jan van Baar in de Volkskrant, Matthijs Rooduijn in NRC Handelsblad en Marcel Duyvestijn in Het Parool dat gedaan.
Vooral de uitlatingen van Wilders liggen onder de loep, uitweiden over het begrip fascisme is beperkt aan de orde. Een duiding van het begrip vanuit de invalshoek van de historiografie van het fascisme kan helpen in het debat. We doen een poging in drie punten met aandacht voor een in Nederland vrij onbekend gedachtengoed, ondanks het dreigement van Duyvestijn: ‘Wie de vergelijking met fascisme maakt, is af’. Hij bedoelde daarmee dat het not done is een vergelijking te maken tussen Wilders en het fascisme. Dat gaan we ook niet doen en het is aan de lezer te bepalen of dat aan de orde is.
Ten eerste is het onder historici not done om andere dan alleen de Italiaanse beweging voor en tijdens de oorlog ‘fascisme’ te noemen. Lijkt een beetje flauw, maar andere fascistoïde stromingen, toen en nu, zijn anders qua karakter dan de Italiaanse oervorm.
Als voorbeeld, Italië kende een grote stroom vluchtelingen uit Duitsland toen Hitler aan de macht kwam in 1933. Mussolini en Hitler waren uitgesproken tegenstanders in die periode. Spanje was weer een ander verhaal, net als Oostenrijk, Roemenië, Polen en Hongarije, allemaal extreemrechtse dictaturen in de jaren dertig. Extreemrechtse democratische bewegingen die geen geweld gebruiken en die aangeven uitsluitend in het democratisch bestel te willen opereren, zoals de PVV en het Front National, vallen weer in een andere categorie. Maatstaf is echter ook weer niet of ze al dan niet democratisch aan de macht willen komen of zijn gekomen. Dat geldt namelijk (aanvankelijk) wel voor de PNF van Mussolini en de NSDAP van Hitler, maar weer niet voor Franco of de Hongaarse dictator Horthy.
Belangrijkste punt is dat het fascisme onder veel historici een tweedeling kent in het ‘maatschappelijke fascisme’ en het ‘fascisme van het regime’. Dit is voortgekomen uit het werk van Renzo de Felice, de belangrijkste Italiaanse historicus uit de tweede helft van de vorige eeuw. De Felice zag het maatschappelijk fascisme als een vorm van emancipatie van de middenklasse en zodoende als een revolutionaire beweging.
Het fascisme van ‘het regime’ was volgens De Felice uitsluitend het opportunisme van Mussolini. De biografie van Benito Mussolini in een paar woorden geschetst is genoeg bewijs voor het laatste: eerst anarchist, dan sociaal-democraat, dan socialist, dan fascist. Eerst pacifist, dan oorlogshitser in zijn krant ten tijde van de Eerste Wereldoorlog. Hij gebruikte de politiek puur voor zijn persoonlijke macht. Dat geldt ook voor zijn eind jaren ’30 opduikende antisemitisme. Los van zijn voorliefde voor joodse maîtresses en de steun van het regime voor de joodse jeugdorganisatie Betar, waren de Romeinen verbijsterd toen de Duitsers in 1943 delen van de top van de rechtelijke macht en de politie in Rome op begonnen te pakken op basis van het feit dat ze joods waren. Mussolini had pas eind jaren dertig in de partij onder invloed van Hitler de Joodse leden de wacht aangezet. In Zo was het van Pierra Sonnino, de ‘Italiaanse Anne Frank’ vertelde haar moeder haar dat Mussolini geen antisemiet was zoals Hitler en “in Italië kunnen joden premier worden, kijk maar naar je oudoom Sydney” (wat niet helemaal waar was, Baron Sydney Sonnino was half joods en had een Britse moeder). De hele familie is gedeporteerd en, behalve Pierra, vermoord.
Tegenover het fascisme van ‘het regime’ stond het ‘maatschappelijke fascisme’. Dat de treinen onder Mussolini wel op tijd reden, is weliswaar een onderzochte mythe, maar er werd wel degelijk gewerkt aan een vorm van maatschappelijke organisatie.
Dat betekende een ontluikende welvaartsstaat met invaliditeits uitkeringen en investeringen in de gezondheidszorg. De fascistische, corporatistisch georganiseerde staat was gericht op collectiviteit. Boeren, arbeiders (mits voldoende nationalistisch georiënteerd) en middenstanders moesten delen in economische voorspoed en dat lukt in de jaren twintig ook aardig. Daarnaast was er een Dopo Lavoro (“Na het werk”) programma, dat op cultuur en sport gebied het volk en met name de jeugd organiseerde. De naoorlogse bloei in Italië in bijvoorbeeld architectuur, sport en film is deels voortgekomen uit de Dopo Lavoro programma’s. Daar zou je niet snel aan denken bij foto’s van Gino Bartali en Fausto Coppi of de succesvolle Italiaanse voetbalelftallen vanaf 1930 tot ver na de oorlog.
Derde punt dat zou kunnen helpen in de discussie is dat fascistoïde stromingen uitgaan van één mensbeeld. Dat menstype gaat heil brengen (voor de staat) en een ieder die daar niet aan voldoet, wordt in gradaties respectievelijk uitgesloten als ongewenst, uitgesloten onder dwang (zie de film Una giornata particolare), uitgesloten met geweld (in een kamp bijvoorbeeld) of vermoord. Dat uit te sluiten menstype kan overigens van alles zijn: jood en meer in nazi-Duitsland, socialist en meer in het Spanje van Franco.
Op dit punt ontmoet het fascisme van het regime het maatschappelijke fascisme doordat met dwang rollen en functies als het ware worden afgericht: vrouw, jeugd, soldaat, ambtenaar, kunstenaar, bestuurder, compleet met taalvoorschriften waaraan je een echte ‘vaderlander’ of zijn beroep in de nieuwe heilstaat kan herkennen.
Zo werd de vrouw in het Italië van Mussolini steevast ‘zuster’ genoemd. Kortom, zij was asexueel, gaf haar trouwring voor de campagne in Ethiopië, baarde soldaten, werd tot ondergeschiktheid opgevoed. Dit met een stevige propagandamachine daarachter, zie onder meer de film Het witte schip van Roberto Rosselini uit 1943. Ja, dezelfde Rosselini die niet veel later met Fellini, die ook in de fascistische propagandafilms zat, Roma città aperta maakte. En beiden waren opgeleid in het Dopo Lavoro stelsel.
Het maatschappelijk fascisme kenmerkte zich ook door het cultiveren van de “goede oude tijd” en vooral de zorgvuldig en nadrukkelijk gekoesterde mythes daarover. En dan niet de Swiebertjes wereld die sommige Nederlandse partijen ons beloven, het betrof vooral een hang naar vroeger eeuwen. Wat in Nederland de VOC tijd is met de Prinsenvlag als symbool, is in Italië natuurlijk de Romeinse tijd. Maar het gaat ook over de glorie van de middeleeuwse samenleving, althans de seculiere kant daarvan. Op dit vlak manipuleerden de fascisten de taal eveneens. Het Italiaanse woord voor burgemeester was opeens weer een verwijzing naar de glorietijd van de Italiaanse stadstaten in middeleeuwen: podestà in plaats van sindaco. “U” was tot 1922 en is na 1945 in het Italiaans Lei (derde persoon enkelvoud, afwijkend dus van veel andere talen). De fascisten propageerden Voi, als het Franse vous (tweede persoon enkelvoud), omdat Lei vanuit de Spaanse overheersing van het Zuiden zou zijn neer gedwarreld in de laars. Iets wat volgens taalkundigen overigens onzin is.
Samengevat, het af te dwingen menstype is standaard onderdeel van het fascisme van ‘de beweging’, wat en wie dat dan betreft is de willekeur en het opportunisme van het fascisme van ‘het regime’.
De Felice had met zijn analyse overigens het ongeluk dat hij zowel in zijn eigen kring door links op zijn theorie van het maatschappelijke fascisme van ‘de beweging’ als door rechts op het concept van het ‘regime fascisme’ werd uitgekotst en door extremistische groepen werd bedreigd. Door links en rechts bedreigd worden was begin jaren `80 in Italië met onder andere de Rode Brigades een weinig benijdenswaardige positie. Alleen de politicus Aldo Moro viel verder in die categorie en met hem is het slecht afgelopen. Hij is vermoord door terroristen van de Rode Brigades.
Heb ooit college gehad van De Felice in die tijd voor een select gezelschap. Twee bewakers aan zijn zijde en niet met lullige revolvertjes onder de colbert, maar met stevige karabijnen en klassieke spiegelende zonnebrillen. Maakte grote indruk op mij destijds. Ik dacht ‘hier in Italië nemen ze historici tenminste serieus’. Maar een gesprekje na afloop met De Felice benam mij de keel. Zo moeten leven is verschrikkelijk.
En dan zijn we toch even bij Geert Wilders. Of u moet eerder bij lezing van dit artikel op een of andere manier aan hem gedacht hebben.