Democratische burgerschapsvorming

Civis Mundi Digitaal #44

door Wim Couwenberg

Het negatieve oordeel van de linkse activist Anil Ramdas over de gemiddelde burger, zoals in mijn artikel over het verval van links geciteerd, staat niet op zichzelf. Blijkens politicologisch onderzoek uit de jaren ‘80 hebben onze volksvertegenwoordigers evenmin een hoge dunk van het volk dat zij vertegenwoordigen. Burgers zijn politieke onbenullen, zo werd het beeld van onze Kamerleden over dat volk kort samengevat.[1] Vandaar dat onze politieke cultuur bol staat van institutioneel wantrouwen tegenover het electoraat en dat onze politieke en bestuurlijke elites zich dienovereenkomstig jarenlang met hand en tand verzet hebben tegen meer directe vormen van democratie.

Als hun oordeel over burgers juist is, mag de politieke klasse dat zichzelf aanrekenen, tekort geschoten als zij immers is in democratische burgerschapsvorming sinds de invoering van algemeen kiesrecht.

 

Staatsburgerschap als drijfveer van de 19e eeuw

Staatsburgerschap was volgens Thorbecke de belangrijkste politieke drijfveer van de 19e eeuw. Maar de Nederlandse grondwet van 1815 heeft dat laten slapen tot 1848, toen Thorbecke met zijn toenmalige grondwetsherziening getracht heeft de grondwet tot een bron van nationale kracht te maken. Dat heeft echter alleen een politieke regentenklasse nieuw politiek leven ingeblazen. De burgers aan de basis bleven politiek doorslapen. De invoering van het algemeen kiesrecht heeft daar ook weinig verandering in gebracht. De burgers aan de basis stelden hun verworven kiesrecht als volgzame politieke kudde automatisch in dienst van de zuil waarvan zij deel uitmaakten. Democratische burgerschapsvorming bleef nog altijd een onbekend begrip.

Sinds de jaren ’60 is in dit tijdschrift een hele serie artikelen aan democratische burgerschapsvorming gewijd.[2] In dit kader is onzerzijds ook het initiatief genomen tot oprichting van het Nederlands Centrum voor Democratische Burgerschapsvorming, dat in de jaren ’90 opgegaan is in het Instituut Publiek en Politiek. De invloed daarvan is echter marginaal gebleven. Er is inmiddels wel sprake van een kentering. Democratische burgerschapsvorming vindt eindelijk meer weerklank. De invulling ervan in het onderwijs wordt van regeringswege nu primair gelegd bij de onderwijsinstellingen. Maar dat wil niet zeggen dat zij alleen verantwoordelijk zijn voor de invulling daarvan.

Burgerschapsvorming is bij uitstek een leerdomein dat zich leent om iets te doen en zelf mee te maken. Ieder weldenkend mens kan begrijpen, zo ontleen ik aan de media, dat zo’n vak bij een te theoretische aanpak zijn doel voorbijschiet. Er zijn tal van maatschappelijke, sportieve en culturele organisaties die heel graag praktijkervaring met de jongere generatie willen delen. En er zijn goede voorbeelden te noemen waar dat al gebeurt. Maar het is in de praktijk lastig het te organiseren, en nog lastiger het te financieren.

Minister Bussemaker en staatssecretaris Dekker pleiten in een Kamerbrief van 7 februari jl. voor meer betrokkenheid van juist genoemde organisaties bij burgerschapsvorming. Dit als onderdeel van de reactie van het kabinet op het rapport van de onderwijsinspectie hierover. En NOC-NSF, CJP en de Nationale Jeugdraad komen met een concreet voorstel hoe die samenwerking gestalte kan krijgen. Staatsburgerschap wordt eindelijk een politiek concept dat uit zijn lange sluimering van twee eeuwen volledig gewekt wordt.



[1] Zie M.P.C.M. van Schendelen, J.J.A. Thomassen, N.H. Daudt (red.), Leden van de Staten-Generaal.., 1981, p. 277

[2] Zie S.W. Couwenberg, Problemen der democratie I, 1965, passim. En idem, Problemen der democratie II, 1967, pp. 54-96. In Civis Mundi 2, 2009 werd daar ook nog een themanummer aan gewijd, getiteld: Burgerschapsproblematiek opnieuw ter discussie