Over identiteit en identificatie

Civis Mundi Digitaal #45

door Patricia van Bosse

Tijdens de verkiezingscampagnes speelde het thema identiteit een grote rol. Sommige partijen namen nadrukkelijk stelling voor de versterking van de Nederlandse identiteit. Andere benadrukten tolerantie en wereldburgerschap. Opvattingen over migratie, de vermeende dreiging van de islam, de kloof tussen elite en boze burgers,  tweedeling tussen hoger en lageropgeleiden hebben te maken met wat men ziet als ’identiteit’.

Identiteit is een ruim begrip, dat moeilijk precies is te definiëren. Gezien de hoeveelheid recente publicaties kunnen we er toch enigszins mee uit de voeten. Het functioneert als een containerbegrip, waarin vele niveaus door elkaar lopen en iedereen wat van zijn gading vindt.

 

Persoonlijke identiteit en sociale rollen

Persoonlijke identiteit is het antwoord op de vraag: wat of wie ben je? Het gaat om te controleren door middel van een paspoort dat deze specifieke persoon is wie hij zegt dat hij is en geregistreerd staat in het bevolkingsregister. Ook om de vraag wie ben je en wat ervaar je als jezelf? Het antwoord zou dan man of vrouw kunnen zijn, wat voor werk je doet. Misschien ga je je levensverhaal vertellen. Soms bedoelen we er nog iets anders mee: een gevoel van eigenheid, de essentie wat mij nu juist mij maakt.

 

 

In de sociale rollen die we spelen hebben we vaak tijdelijke identiteiten in relatie tot specifieke anderen of een specifieke context. Een vrouw verandert bijvoorbeeld haar identiteit als moeder als ze op haar werk arriveert. Lidmaatschappen van diverse groepen leveren aspecten van onze identiteit. Deze kunnen een heel verschillende invloed hebben. Een familie of  kerkgenootschap zal voor sommigen sterk bijdragen aan hun identiteit. Andere sociale verbanden zoals een sportclub, koor, buurtcafé kunnen ook een rol spelen, maar zijn wellicht minder belangrijk. 

Op het niveau van een collectieve identiteit gaat het om wat ons met anderen verbindt die we niet allemaal kennen, maar waardoor we toch een ’wij’ zijn. Dan bepaalt de taal, het gebied met een bepaald landschap en klimaat, een gedeelde geschiedenis enzovoort de identiteit. Datzelfde geldt voor minder grijpbare zaken als waarden en normen, wereldbeeld en ideologieën, die we meestal delen met grote groepen mensen in dezelfde cultuur.

 

 

Identiteit ligt voor een persoon op het kruispunt van de deelname aan sociale verbanden en hoe men zichzelf definieert. Om die reden is een identiteit nooit zonder emotionele lading. We zien dat identiteit – dus wat wij als onszelf beschouwen – wat betreft reikwijdte en intensiteit enorm kan variëren. We kunnen ons verbonden voelen met kleine en grote collectiviteiten, zelfs met de hele wereld. Op een ander moment beschouwen we alleen onszelf, geïdentificeerd met het lichaam, als onszelf. Dan zijn we vaak uitsluitend gericht op het welzijn daarvan en is alles verder buitenwereld.

 

 

Belang identiteit in deze tijd

De aandacht voor ’identiteit’ is zeker niet nieuw. Door de opkomst van populisme, Brexit, de verkiezing van Trump heeft de gedachtewisseling over identiteit meer urgentie gekregen. Er lijkt enige overeenstemming te zijn over hoe deze recente ontwikkelingen te duiden. In de afgelopen decennia zijn oude verbanden steeds meer weggevallen of verzwakt. Individualisering heeft zich doorgezet. De nadruk op de vrije markt ideologie en globalisering heeft een verlies aan banen en perspectief voor sommige groepen tot gevolg gehad. Ongelijkheid is toegenomen. De toename van flexibel werk en de repercussies wat betreft het opvangnet van de verzorgingsstaat zijn ontwikkelingen die sommigen sterk raken.

De manier waarop de economie zich heeft ontwikkeld maakt dat veel mensen zich meer individueel als vrije ondernemers opstellen. Ze zijn daardoor ook concurrenten van elkaar. Dit staat op gespannen voet met het gemeenschapsgevoel. Het ingebed zijn in een groter geheel, de samenhang in de maatschappij is dan in het geding.

 

De Verlichtingsideeën en de Romantiek

De essayist en columnist Bas Heijne stelt dat de Verlichtingsideeën met hun vertrouwen in vooruitgang lang de boventoon hebben gevoerd maar niet meer geloofwaardig zijn [1]. In onze westerse cultuur is de ontwikkeling zo gegaan dat we universele mentale principes hebben leren hanteren. Het heeft ons ongelofelijke successen gebracht in wetenschap, technologie en welvaart. Ook als beschaving hebben we als westerse wereld veel gerealiseerd wat betreft vrijheid en gelijkheid.

Al snel na de Verlichting kwam als tegenhanger de Romantiek. Daarin wordt benadrukt dat het leven in een onttoverde wereld met algemene wetmatigheden eenzijdig is[2]. Romantici hadden een voorkeur voor een visie dat alles uniek is. Wel steeds een variatie is van algemene beginselen, maar altijd belichaamd is in een specifieke situatie. Zij geven een veel grotere plaats aan onze gevoelsmatige kanten. Hoewel de Verlichting het meest de ’identiteit’ van de westerse cultuur lijkt te hebben bepaald, komen de noties van uniek en authentiek zijn, een eigen individuele kernwaarde hebben uit de romantische traditie. Deze ideeën worden nu ook op grote schaal geaccepteerd.

Nu de gevolgen van bepaalde ontwikkelingen duidelijk worden, en er grote behoefte is aan meer samenhang in de maatschappij, hebben we een nieuw idee nodig over wat de mens is, hoe we kunnen samenleven, hoe we ons willen ontwikkelen. Heijne vraagt: wat willen we zijn als Nederlanders? Niet: wat zijn we?

 

Gezamenlijke mythes

Heijne is niet de enige die stelt dat we een nieuw groot verhaal nodig hebben om de samenhang in de maatschappij te herstellen. Onze mensensoort heeft zo’n succes gehad in vergelijking met eerdere mensenrassen en mensapen, omdat we met grote aantallen kunnen samenwerken, ook al kennen we de anderen niet persoonlijk, aldus de historicus Harari in zijn veelgelezen boek Sapiens.

Een gezamenlijk geloof in wat hij een mythe noemt, maakt dat er voldoende verbinding is om grote projecten te ondernemen[3]. Een gedeelde mythe geeft een collectieve identiteit. In de westerse geschiedenis is religie lange tijd een verbindend perspectief geweest, sinds de Verlichting is dat meer en meer het geloof in de mens, het humanisme[4].  

 

Stabiliteit

Meestal hebben we een positieve connotatie bij het begrip identiteit. Het geeft houvast en duidelijkheid. De letterlijke betekenis van het woord geeft dat ook aan: iets wat hetzelfde is, identiek is. Met een sterk gevoel van identiteit kunnen we goed uit de voeten in sociale arena’s, sterk aanwezig zijn en doelgericht zijn.

Een sterke gedeelde identiteit van een collectief geeft een sterk gevoel van onderlinge verbondenheid. Vaak worden identiteiten van groepen juist door het contrast met andere groepen gedefinieerd. Dan wordt het onderscheid tussen wij en zij versterkt. Dat kan  uiteraard een bron van conflicten zijn. We zien dit in onze tijd ook gebeuren nu er veel immigratie is. Bij een gedeelte van de mensen versterkt dat de behoefte aan het vasthouden aan wat zij beschouwen als typisch Nederlands. Nieuwkomers worden gezien als een potentieel gevaar voor onze eigenheid.

Het onderscheid maken tussen een wij en zij wordt vaak gezien een onontkoombaar gegeven. Het hoort nu eenmaal bij de aard van de mens. Een collectieve identiteit, zonder dat het een wij een zij impliceert, lijkt ondenkbaar.

Het is verbijsterend wat mensen elkaar aan kunnen doen als ze de ander als een zij beschouwen, als ze geen verbinding met hen voelen en hen als vreemden zien. Dit is een zeer opvallende keerzijde aan het hebben van een beperkte identiteit. We definiëren onszelf op een bepaalde manier en van daaruit gezien zijn mensen die niet tot ons ’wij’ behoren vreemd, of zelfs alleen objecten die ondergeschikt zijn aan ons belang. Dat alleen omdat we onszelf op een bepaalde wijze hebben gedefinieerd.

 

Identificatie

Identificatie is het zich vereenzelvigen van onszelf met iets: met een etnische achtergrond, gender, werk, politieke opvatting etc., waardoor het een deel van onze identiteit wordt. Dit maakt meteen  duidelijk waarom identiteit zo’n ’glibberig’ en vaak moeilijk af te bakenen begrip is. Als men is geïdentificeerd met iets, is dat een deel van het zelf geworden. Dit maakt het begrijpelijk dat de identiteit voor de bezitter ervan een emotionele lading heeft. Het gaat immers over het gevoel van wie of wat je zelf bent.

Een persoon heeft in principe een min of meer vrije keuze om zich wel of niet, sterker of zwakker te identificeren met iets wat zich in zijn sociale omgeving voordoet. In deze tijd is deze keuzevrijheid overigens veel duidelijker dan vroeger, toen sociale rollen dwingender waren. Sommige aspecten van identiteit lijken een gegeven: man of vrouw, huidskleur, geboorteplaats. Welk gewicht die aspecten krijgen voor iemands gevoel van wat hij is, zal echter verschillen. In de loop van iemands leven kan het gewicht van identificaties veranderen.

Identiteit en identificatie ontstaat in sociale interactie. Een kind bouwt in de loop van zijn leven door zijn groeiende vermogens in interactie met anderen een bepaalde identiteit op. Namelijk een gevoel wat zijn of haar kenmerkende eigenschappen zijn, van welke sociale verbanden het deel uitmaakt en door welke waarden het zich laat leiden. Een identiteit is ook in dit opzicht geen vast gegeven, maar ontstaat in een proces van ontwikkeling. Als we geboren worden lijkt identificatie met het lichaam heel sterk. Bij het opgroeien kunnen we steeds meer mogelijkheden gebruiken, op steeds meer manieren aan de wereld deelnemen. Ons repertoire aan bekende en vertrouwde identificaties neemt geleidelijk toe. De ontwikkelingspsychologie beschrijft dit uitvoerig[5].

 

 

Positie en perspectief

Iemands identiteit is te beschrijven als een positie of standpunt van waaruit hij de wereld ervaart en bekijkt. Het geeft iemand een bepaald perspectief. Hetzelfde geldt voor een cultuur, daarin zijn er bepaalde vooronderstellingen of waardenorientaties. Alle sociale structuren en activiteiten ontplooien zich in samenhang daarmee[6].

Zoals we al zagen werkt een dergelijk standpunt of perspectief twee kanten op. Het bepaalt wat voor  wereld we zien en het geeft ons een idee over onszelf. Vanuit een vast standpunt kunnen we de wereld scherp zien. Als we steeds een stap naar achteren, opzij of naar voren doen, verschuift ons beeld en mogelijk ook ons doel. Het is dus heel legitiem om een bepaald standpunt in te nemen als we bepaalde doelen willen bereiken.

Het nadeel is echter ook duidelijk. Panta rhei, alles stroomt zei Heracleitos al. Alles verandert, niets ligt vast. Door een vast standpunt kunnen we minder goed meegaan met veranderingen. We kunnen minder goed de wereld door andermans ogen zien. We beperken onszelf en dat doet af aan flexibiliteit. Om dit te ondervangen kunnen we onze identiteit soms even wat opzij zetten. In de praktijk doen we dat ook vaak. We hebben als mensen een zekere vrijheid in het innemen van een standpunt. Dit inzicht vinden we al terug bij de Stoïcijnen. De autonomie en vrijheid van de mens houdt in dat hij altijd zijn reactie of interpretatie van wat er gebeurt kan bepalen. [7]

 

Interne mechanismes van het bewustzijn

Om een identiteit te hebben identificeren we ons met bepaalde dingen. We kunnen onszelf echter ook altijd losmaken van iets dat ons eerder definieerde. Het hoort bij ons mens-zijn dat we in principe een zekere vrijheid hebben om van standpunt te wisselen. 

Nu zal dat in de praktijk lang niet altijd even gemakkelijk zijn. Identificaties zijn bijna altijd een gewoontepatroon geworden waarvan we ons niet meer bewust zijn. Het kost dan zorgvuldig waarnemen en tijd om deze mechanismes te zien werken. Nu kunnen we van onszelf als Nederlander of Europeaan waarschijnlijk best enige afstand nemen en zien dat het wel een deel is van ons gevoel van zelf zijn, terwijl andere aspecten veel sterker als ’onszelf’ voelen. Met andere aspecten van onze identiteit zijn we veel sterker gevoelsmatig verbonden. Ook is het afhankelijk van de omgeving waar we zijn en de contrasten die we met anderen ervaren, welke aspecten van de identiteit sterk naar voren komen.

 

 

Wie ben ik?

Maar steeds als we vragen en verder vragen: is dat nu wat ik ben, zal het antwoord zijn: ja maar dat bepaalt mij toch niet volledig. Er blijft altijd iets over waar niet de vinger op te leggen is, wat geen te objectiveren eigenschap is, maar wat tot de eerste persoonservaring hoort. Als we zorgvuldig waarnemen en blijven vragen: wat ben ik? stuiten we uiteindelijk op een bepaalde kwaliteit van puur eerste-persoons-bewustzijn, dat niet meer te objectiveren is.[8]

Daarnaast hebben we vastgesteld dat ons gevoel van wat we zijn elastisch is. We kunnen ons in principe met de hele wereld identificeren, met het leven, met de hele kosmos. Maar op een ander moment in een andere context kan die identificatie zich beperken tot het eigen lichaam, of onze rol als ouder of als hulpverlener enz.

We kunnen ook onze identiteit, dus het eigen gevoel van wat we zijn heel gemakkelijk even opzij zetten en ons overgeven aan de identificatie met een andere werkelijkheid. Dit gebeurt als we opgaan in een film of een boek. We vergeten onze eigen werkelijkheid en leven het leven van de fictieve personages waarmee we ons identificeren. Als de film is opgehouden, herstelt de oude situatie, de gebruikelijke gewoonte-identiteit zich weer zonder enig probleem.

Hoewel we in het proces van identificeren vele mogelijkheden hebben die van niets naar alles gaan,  hebben we voorkeursposities die meestal onbewust zijn. Ze zijn diep weggezonken in het onderbewuste, soms ook sterk verbonden met onze lichamelijke belevingen.

Wat zijn we nu eigenlijk zelf?

Volgens Oosterse filosofieën komt alle lijden voort uit de onwetendheid van het Zelf en het leven vanuit een egocentrisch perspectief. Het Zelf in de Indiase Advaita Vedanta traditie is de ervaring van het zuivere subject, de eerste persoon. Iemand die het mechanisme van de identificaties met beperkte vormen van zichzelf heeft doorzien en de eigenlijke aard van dat eerste-persoons-bewustzijn helder ervaart, heeft het Zelf gerealiseerd.

Zuiver bewustzijn is een lege achtergrond van helderheid, aanwezigheid, licht, beschikbaarheid, pure vrijheid. Het subject in zijn zuivere vorm, de kern van wat we zijn. In het leven hebben we natuurlijk ook te maken met het lichaam en de wereld. Steeds nemen we daarin een positie in als subject en zien dan een overeenkomstige wereld. Dat geïdentificeerde subject heeft nog altijd de bron van bewustzijn en aandacht in zich. Dit is in iedere ervaring aanwezig, volkomen abstract en los van concrete bewustzijnsinhouden of ervaringen. Daarom is het dezelfde bestaansgrond die we delen met alle mensen en de hele wereld. Zo kunnen we dat gezegde van de Indiase wijze Nisargadatta verstaan: wijsheid zegt me dat ik niets ben, liefde dat ik alles ben. Tussen deze twee stroomt mijn leven[9].

 

Een lichte lege achtergrond

 

Onderscheiden van identificaties en wie wij wezenlijk zijn

Een mens heeft in deze fase van evolutie meestal nog niet geleerd om het onderscheid te maken tussen zijn diepste aard en de identificaties met het lichaam, met de emoties, de sociale plaats, zijn voorkeuren etc. Het is de tragedie van de mensen dat we een intuïtie hebben van oneindigheid en vrijheid van dat eerste-persoons-bewustzijn, maar door de identificaties met beperkte zaken kunnen we dat niet werkelijk leven. Ook blijven er altijd verlangens om onszelf met steeds meer te verbinden, steeds meer in de wereld in de sfeer van onszelf te brengen. Ook dat blijkt niet te kunnen zolang we ons identificeren met iets beperkts. In principe kunnen we echter ons eigen specifieke gewoonte-ik opgeven en is dat één zijn met alles wel mogelijk[10].

Het niet zo dat we van al de verschillende identificaties met ons lichaam, met emoties en  met karaktereigenschappen af zouden moeten. Dat zou ook niet goed mogelijk zijn als we willen functioneren op verschillende lagen van de werkelijkheid. De relativiteit van al de verschillende lagen van identificaties doorzien, zou echter een geweldige ontwikkeling mogelijk kunnen maken. Het is een belofte die zich wellicht in de toekomst nog eens zal verwerkelijken.

Hoeveel problemen zouden er niet verdwijnen, hoe veel gelukkiger zouden we niet zijn als mensen minder egocentrisch waren. Ze zouden dan wijzer en liefdevoller zijn, omdat ze zich minder identificeren met het ego of met beperkte groepsbelangen die vaak ten koste gaan van anderen. Het is wat mij betreft het mooiste grote verhaal waar we ons op kunnen richten. 

 

Noten

[1] Bas Heijne, De staat van Nederland en Onbehagen

[2] In veel artikelen in CM wordt uitvoeriger ingegaan op de Romantiek versus de Verlichting.

[3] Yuval Noah Harari, Sapiens, een korte geschiedenis van de mensheid

[4] Harari verwacht dat de mythe van het humanisme spoedig tot een eind zal komen door de technische ontwikkelingen. Dat we nu dit mechanisme van mythes doorzien geeft enige hoop, want hij schetst als toekomstperspectief nogal onaantrekkelijke ontwikkelingen: een nieuwe mythe zou een visie kunnen zijn dat data het meest essentieel zijn in de werkelijkheid, dat algorithmes veel taken beter kunnen uitvoeren dan wij mensen dat kunnen, zodat we overbodig worden en wellicht uitsterven.

[5] Zie bijvoorbeeld het werk van Erik Ericson

[6] Zie bijvoorbeeld P A Sorokin over waardenorientaties en de samenhang met maatschappelijke verschijnselen, Norbert Elias over het civilisatieproces, Ken Wilber over evolutie van de mens en samenlevingen

[7] Bijv. ’Mensen raken niet van streek door de gebeurtenissen, maar door de manier waarop ze tegen die gebeurtenissen aankijken’ , citaat van Epictetus, een van de Stoïcijnse filosofen.

[8] Deze manier om ’zelfonderzoek’ te doen is met name bekend geworden door het werk van Ramana Maharishi. Zie ook artikel van Hans Komen, Bewustzijn wat is dat?, deel 4 CM nr 43

[9] Zie Hans Komen over Nisargadatta, Bewustzijn wat is dat?, deel 4, CM nr 43

[10] Zie bv over de eenheidservaringen van dichters artikel van P. van Bosse  in CM 40: Herkent u dat gevoel, verlichtingservaringen van Nederlandse dichters