Civis Mundi Digitaal #51
Armoede in de kunstsector kwalijk teken aan de wand
Het literaire tijdschrift De Gids, door Potgieter in 1837 opgericht, bestaat anno 2017 180 jaar. Het viert dat in oktober met een jubileumnummer over het Nederlandse landschap. Het leeft inmiddels voort als een blaadje dat je als abonnee van de Groene Amsterdammer gratis ontvangt.
Er werd onlangs een tv-discussie gevoerd over de positie van de kunstsector. Opvallend daarin was de klacht over de armoede van de culturele sector in Nederland, zoals die onder meer tot uiting komt in de povere salariëring van uitvoerende kunstenaars. Kwalijk teken aan de wand van onze rijke neoliberale samenleving.
Die armoede zie je eigenlijk ook in de povere presentatie van De Gids, als we die vergelijken met die van weleer. Ik heb hier nog het jubileumnummer van de 150ste verjaardag van De Gids. Het stond toen onder redactie van een reeks van prominente Nederlandse intellectuelen en schrijvers. En dat jubileumnummer had een bijzondere inhoudsopgave. Bij die gelegenheid had de redactie als gastschrijvers een aantal auteurs uitgenodigd die Nederland goed hadden leren kennen, maar die een groot deel van hun leven elders hadden doorgebracht. Dat nummer was dan ook gewijd aan de receptie van Nederland door de buitenwereld, en daarin weerkaatste de ontvangst van die buitenstaanders in Nederland. Voor de inboorlingen zijn de eigenaardigheden van een samenleving te vanzelfsprekend om herkenbaar te zijn, en voor de vreemdeling te onwennig om zich erin te kunnen inleven. Om zich van een samenleving een beeld te kunnen vormen, moet men er vertrouwd mee geraakt zijn, en toch ook een beetje vreemd aan zijn gebleven. En daarop had de redactie de medewerkers aan dat nummer uitgezocht.
Ik ben benieuwd of het jubileumnummer bij gelegenheid van het 180-jarig bestaan over het Nederlandse landschap de presentatie en de allure krijgt die vergelijkbaar is met het jubileumnummer in 1987, dat verscheen bij het 150-jarig bestaan. Ik vrees van niet.
De Nieuwe Gids met artistiek reveil als resultaat
Ik heb met De Gids kennisgemaakt tijdens de lessen Nederlandse letterkunde tijdens mijn gymnasiumtijd (1939-1945), en vooral met de wijze waarop De Gids geconfronteerd werd met De Nieuwe Gids, geredigeerd door de zogenaamde Tachtigers, een groep van schrijvers in de jaren ’80 van de 19e eeuw die nu grote namen zijn, zoals Albert Verwey, Willem Kloos, Lodewijk van Deyssel, Frederik van Eden en anderen, maar toen nog jonge broekjes waren, die niettemin een revolutie in de kunst tot stand wilden brengen, samen met een groep schilders die nu ook grote namen zijn, zoals Breitner, Isaac Israel, Jan Veth, en andere toenmalige sleutelfiguren in de schilderkunst.
Tegenover het verstofte instituut van De Gids, dat gedomineerd was geraakt door dominee-dichters, wilde deze nieuwe artistieke garde een geheel nieuwe artistieke stijl introduceren. Dat geschiedde onder de nu bekende leuze L’art pour l’art. Het ging uiteindelijk om een strijd voor de autonome positie van de kunst, de bevrijding ervan uit de benepen greep van de 19e-eeuwse moraal. Die aangekondigde revolutie heeft inderdaad geleid tot een nieuwe bloeiperiode in de literatuur en in de hele kunstwereld, met veel meer interessante literaire polemieken dan voorheen en in onze tijd. Het literaire en doelbewust polemisch opgezette tijdschrift Forum van Menno ter Braak en Eddy du Perron was daar een bekend voorbeeld van, beide auteurs begin jaren ’40 al vroegtijdig gestorven.
Toevallig is over die periode zopas een interessant boek verschenen van Bart Slijper. Het is verschenen onder de sprekende titel Hemelbestormers: de revolutie van de Tachtigers. Het biedt een prima groepsportret van de schrijvers en schilders die we nu kennen als de Tachtigers. Dit groepsportret is ook interessant, omdat het nog eens illustreert dat autonomie in de kunst en engagement elkaar in de praktijk helemaal niet uitsluiten.
De Tachtigers is nu een naam die de meeste tijdgenoten nu weinig of niets meer zegt, maar in onze kunstgeschiedenis refereert het aan een belangwekkend artistiek reveil. Toevallig gaat de publicatie van dit boek samen met een grote tentoonstelling in het Haagse Museum over de schilders die deel uitmaakten van de Tachtigers, onder de titel: Rumoer in de stad: de schilders van Tachtig.
Het nieuwe jubileumboek van De Gids wordt zoals gezegd gewijd aan het Nederlandse landschap. Het had, lijkt me, beter gewijd kunnen worden aan een artistieke bezinning op de beweging van de Tachtigers, en aan de vraag wat die ons nu te zeggen heeft, in een tijd waarin de kunst pijnlijk krimpt onder de ijzige dominantie en druk van de markt en zijn prioriteiten.
SWC