De smet van het koloniale verleden uitwissen?

Civis Mundi Digitaal #51

door Wim Couwenberg

In allerlei landen, ook in ons land, is er zoiets als een nieuwe beeldenstorm gaande. Grote mannen uit de geschiedenis waarvoor een standbeeld is opgericht of naar wie een straat of gebouw is genoemd, zijn verdacht geraakt omdat zij een smet dragen van het koloniale verleden waarvan zij deel uitmaakten, of van de slavernij die daarmee gepaard ging. Moeten ze uit onze geschiedenis verbannen worden door het neerhalen van een standbeeld of het schrappen van hun naam van de straat of het gebouw die hun naam draagt? Daar is een hele discussie over op gang gekomen. In mijn eigen stad Rotterdam staat het kunstcentrum Witte de With Center en de naam van de Witte de Withstraat ter discussie. Er bestaat een zwarte revolutionaire agenda van activisten die ervanaf wil, en met succes. Dit kunstcentrum is na 27 jaar, waarin de naam nimmer ter discussie stond, zomaar ineens overstag gegaan, na ontvangst dit voorjaar van een open brief waarin het van anti-zwartheid beticht werd, gevolgd door open debat over het schrappen van de naam die verwijst naar een VOC-officier die omstreden was geraakt in het slavernijdebat. Er komt nu een discussie over een nieuwe naam en logo. Daar wordt wel aan toegevoegd de mogelijkheid dat daarin een deel van de oude naam in een creatieve vorm terugkeert.  Want naamsverandering is ook een vorm van vergeten, en je wilt niet dat mensen dat verleden helemaal vergeten, aldus dat kunstcentrum.

In het dagblad Trouw is die kwestie van ons koloniale verleden en het schrappen van namen die daaraan herinneren aan de lezers ter beoordeling voorgelegd, maar die zien weinig heil in dit soort acties. Het hele historische verhaal vertellen, en niet een stuk ervan uit de geschiedenis schrappen, zo leert die reactie. Dat lijkt mij een verstandige reactie.

Ik heb deze kwestie al eerder aan de orde gesteld in het Civis Mundi jaarboek 2016, Kolonialisme en racisme. Hoe die scherpe kritische stellingname tegen dat koloniale verleden en de grote mannen uit die geschiedenis beoordelen? Die stellingname heeft, lijkt mij, te maken met de neiging op grond van het lineaire vooruitgangsgeloof van onze moderne cultuur alles wat in het verleden afwijkt van de nu heersende morele en juridische opvattingen ter discussie te stellen en in moreel en juridisch opzicht aan te klagen. Dat meten van toestanden uit het verleden naar inmiddels sterk veranderde, actuele maatstaven, lijkt in veler ogen probleemloos, en derhalve geen punt van discussie. Maar is dat wel zo vanzelfsprekend?

 

Historisme

Onder invloed van dat lineaire vooruitgangsgeloof als duiding van het geschiedverloop en de zin ervan wordt de beoordeling van vroegere periodes in het geschiedverloop ook gebaseerd op de bijdrage die zij aan de veronderstelde opgaande lijn in dat verloop geleverd hebben. In die geest zijn de Middeleeuwen zoals bekend lange tijd geïnterpreteerd en gekritiseerd als een onderbreking van of zelfs als een tijdelijke teruggang in die opwaartse lijn sinds de Klassieke Oudheid. Het is een interpretatie die krachtig is aangevochten door aanhangers van een andere beoordeling van het geschiedverloop, benoemd als eigenwaardetheorie, zoals die ontwikkeld is door de vermaarde Duitse historicus Leopold von Ranke[1] (1795-1886); een van de meest uitgesproken representanten ook van het historisme: de geschiedfilosofische stroming die de fundamentele historiciteit van alle politieke en maatschappelijke werkelijkheid als nieuw paradigma geïntroduceerd heeft.[2] Dat we het verleden niet moeten meten naar hedendaagse maatstaven, maar naar die van dat verleden, is ook een logische consequentie van deze geschiedfilosofische visie, evenals het besef dat bijna iedere tijd zijn eigen (positieve en negatieve) karma heeft.

Dat het koloniale verleden niet meer beoordeeld wordt naar de maatstaven van dat verleden heeft, lijkt mij, ook te maken met een op het heden geconcentreerde tijdsbeleving (present-focused) als kenmerkend voor de huidige postmoderne tijdsbeleving, waarin mensen continu met dat heden bezig zijn, en in lijn hiermee geneigd de waarden en normen daarvan tot ultieme maatstaf te maken. Die neiging deel ik niet. Ik deel veeleer de traditionele tijdsbeleving van iemand als Bilderdijk, zoals die dat eens vertolkte in zijn bekende leuze: In het verleden ligt het heden, in het nu wat komen zal. Verleden, heden en toekomst beleefd dus als een samenhangende tijdseenheid.

Een nu verwerpelijke koloniale en racistische mentaliteit treffen we aan bij ettelijke prominente westerse schrijvers van weleer, bij een Jane Austen, Charles Dickens, Rudyard Kipling, Joseph Conrad, en vele anderen. Zijn die daarmee foute auteurs geworden? De kinderboeken van de bekende Zweedse schrijfster Astrid Lindgren staan ook ter discussie, want bol van nu aanstootgevende racistische clichés, die dan ook flink onder vuur liggen. Het debat daarover spitst zich nu toe op twee opties: snijden of niet snijden in de tekst van haar boeken. Ter illustratie noem ik hier natuurlijk ook de verhitte zwartepietendiscussie, waarover nu voor scholen een lespakket verschenen is, over het ontstaan van Zwarte Piet en de argumenten voor en tegen, evenals de operatie in het Rijksmuseum om titels en beschrijvingen van kunstwerken die herinneren aan het koloniale en racistische verleden in neutrale termen te herschrijven. Geschiedvervalsing, was hierop het commentaar in media.

 

Historiciteit van rechtsopvattingen

In een constitutionele rechtstheorie, zoals ik die eerder verdedigd heb[3], ga ik in de geest van het historisme uit van de historiciteit van morele en rechtsopvattingen. In lijn hiermee is het niet mogelijk a priori universeel geldende ideeën te formuleren over wat goed en kwaad, recht en onrecht is. Wat als recht geldt, hangt af van de historische context met de daarin heersende machtsverhoudingen, en het daarmee samenhangende collectieve rechtsbewustzijn. Als recht geldt dus wat gerechtvaardigd kan worden in het licht van de heersende politieke moraal en daarop afgestemde rechtsopvattingen. Eeuwenlang gold er ook in Europa een rechtsorde, waarin universeel verklaarde mensenrechten nog onbekend waren, althans geen rechtskracht hadden.



[1] Zie zijn grote werk Weltgeschichte (9 Bӓnde 1881-1888)

[2] Dat heeft ook geleid tot nieuwe artistieke genres als de historische roman, en specifieke aandacht voor historisch erfgoed en de eigen persoonlijke geschiedenis (autobiografie).

[3] S.W. Couwenberg, Gezag en vrijheid. Inleiding in de constitutionele rechts- en ontwikkelingstheorie, 1991, pp. 191-203.