Civis Mundi Digitaal #51
Een progressieve maatschappij is een ‘society advancing to further acquisition’, aldus de theoreticus van het economisch liberalisme Adam Smith in zijn ‘The Wealth of Nations” (1776). Dat het liberale project van de moderniteit in de ideologische machtsstrijd uiteindelijk gezegevierd heeft, valt in aanzienlijke mate toe te schrijven aan de indrukwekkende economische groei en het ondernemersinitiatief dat daarin gestimuleerd wordt. De procentuele groei van het BNP geldt sinds lang als een van de belangrijkste indicaties waarin de maatschappelijke vooruitgang van een land wordt uitgedrukt. Met het streven naar gestadige economische groei is tevens een tomeloze technologische vooruitgangsdrift verbonden. Samen met wetenschap en economie is dat de belangrijkste drijfkracht geworden in het streven naar maatschappelijke vooruitgang. Dat creëert wel steeds meer negatieve milieueffecten.
In de bekende rapporten van de Club van Rome (1972-1974) is een eerste poging gedaan dat wetenschappelijk te onderbouwen met de noodzaak tot begrenzing van economische groei als conclusie. Dat trok even sterk de aandacht, maar heeft in eerste instantie niet het gewenste effect gehad. Door de economische crisis die spoedig daarop volgde, werd niet zozeer die economische groei, maar het gebrek eraan het grote probleem, zoals nu opnieuw sinds de financiële crisis van 2008. Ook de functionering van de verzorgingsstaat kwam in de jaren ’70 daardoor in de knel. De ecologische problematiek zoals door de Club van Rome aan de orde gesteld, raakte zodoende op het tweede plan. Met het rapport “Our Common Future” van de Brundland Commissie van 1987 als antwoord en vervolg op Meadows’ rapport Limits to Growth treedt zij echter weer meer op de voorgrond in de maatschappelijke discussie en het overheidsbeleid. Het gaat sindsdien niet alleen om aantasting van het leefmilieu en uitputting van natuurlijke hulpbronnen, maar tevens om de klimaatproblematiek.
Behalve de economische groeicultus van de moderniteit is de bevolkingsgroei aan die problematiek mede debet. Die groei loopt parallel met de zich ontwikkelende moderniteit sinds eind 18e eeuw. Hoe snel die groei na 1800 is gegaan leren de volgende cijfers: pas na tienduizenden jaren bereikte de omvang van de wereldbevolking het eerste miljard, voor het tweede miljard was nog slechts iets meer dan honderd jaar nodig, voor het derde miljard was dat drieëndertig jaar, voor het vierde miljard niet meer dan veertien en voor het vijfde miljard slechts dertien jaar en de zes miljard werd nog voor het einde van de twintigste eeuw bereikt, namelijk op 12 oktober 1999. Hoe ongelooflijk veel mensenlevens de oorlogen in de twintigste eeuw ook gekost hebben, de wereldbevolking is in die eeuw niettemin gestegen van 1,6 naar 6 miljard. In 2011 stijgt zij tot 7 miljard en in 2050 naar verwachting tot ruim 9 miljard.
De steeds snellere bevolkingsgroei weerspiegelt zich ook in de snelle toeneming van zogenaamde megasteden (meer dan tien miljoen inwoners). Waren er daarvan in 1900 nog maar 12, in 1950 is dat gestegen tot 58, in 1975 tot 211; en in 2006 tot liefst 408. Daartoe behoren o.a. megasteden als Mexico City (meer dan 20 miljoen inwoners), New York, Istanbul, Caïro, Mumbai en Tokyo. De ongekend snelle groei van de wereldbevolking heeft eveneens een reeks van negatieve effecten tot gevolg: uiteraard een aantasting van het leefmilieu en de kwaliteit van leven en uitputting van de aardse hulpbronnen die ons ter beschikking staan – nu al verbruiken we jaarlijks 20 procent meer dan de aarde kan verwerken –; maar ook een buitensporige verstedelijking hand in hand met een leegloop van het platteland, al wordt dat laatste niet louter in negatieve zin gewaardeerd omdat verstedelijking meer mogelijkheden blijkt te bieden tot terugdringing van armoede dankzij meer economische groeimogelijkheden. Voorlopig resulteert dat alles in de groei van megasteden, waar meer dan de helft van de bevolking in sloppenwijken woont; en voorts in massale werkloosheid en armoede, verkeerscongestie, migratiestromen van Zuid naar Noord, enz.
De grenzen van het regeneratievermogen van de aarde is door dit alles voor het eerst overschreden. Tot dan toe heeft de mensheid van de interest van het natuurlijke kapitaal van de aarde kunnen leven. Sindsdien zijn we steeds meer bezig dat kapitaal zelf aan te spreken. Zoals uit het in 2010 verschenen Living Planet Report van het Wereld Natuur Fonds blijkt, teert de mens nog sneller in op de reserves van de aarde dan de verwachting was. Dat is het resultaat van nieuwe berekeningen van de ‘ecologische voetafdruk’ van de wereldbevolking. Zij verbruikt ieder jaar 50% meer productief land dan in werkelijkheid beschikbaar is. Dit noopt tot een ingrijpende heroriëntatie van productie, consumptie, levensstijl en te voeren beleid.