Civis Mundi Digitaal #54
In Civis Mundi Digitaal participeer ik met een artikelenreeks aan het thema Filosofie van de Levenskunst. Hiermee wil ik bijdragen aan de ontwikkeling van een hedendaagse levenskunst die antwoord geeft op noden van deze tijd. Zoals individuele en collectieve ervaringen van zin- en betekenisverlies: met name inflatie van morele noties en andere betekenisvolle zaken in het publieke domein. Dit is filosofisch o.m. gediagnosticeerd als ‘malaise van de moderniteit’ (Taylor, 2009). In het huidige tijdsgewricht worden waarden in het leven onder invloed van de betekeniseconomie identiek aan marktwaarden en ‘ieders eigen subjectieve keuze’. Daarmee dreigt het domein van zin- en betekenisgeving verloren te gaan. In elf delen, die verschenen zijn in Civis Muni 2011-3, 2011-4; 2013-17; 2013-21; 2014-27; 2015-29; 2016-37; 2016-41; 2017-52, 2018-54 pleit ik voor het ontwikkelen van een ethisch-politiek bewustzijn als een levenskunstig antwoord op de beschreven noden in onze tijd. De artikelenreeks bevat aanknopingspunten voor een interculturele levenskunst door middel van spel en dialoog.
In het eerste deel plaats ik een existentiële werkelijkheidsbeleving tegenover de platte manier waarop ‘de wereld’ verschijnt in het dagelijkse mediaspektakel. De eendimensionale wijze waarop betekenis wordt gegeven in de huidige context van een kenniseconomie is als een technisch-instrumentele omgang met de wereld geproblematiseerd. In de spiegel van levenskunst als wijsheidstraditie komen ethische en sociale waarden in de knel. Hoe ruimte te scheppen voor existentiële lagen? Hoe kunnen oude noties van levenskunst en levensgeluk worden verbonden met hedendaagse vormen van zinbeleving zonder dogmatisch en fundamentalistisch op een ‘nieuwe waarheid’ uit te komen? Waar de populaire levenskunst zich focust op het individuele — spirituele en/of materialistische — geluk, daar vormen volgens een antieke opvatting juist de sociale en politieke lagen het hart van levensgeluk. Zijn er in de antieke levenskunst aanknopingspunten te vinden hoe het individuele verlangen naar levensgeluk te verbinden met de politieke vraag naar het goede samenleven?
De onderzoeksweg is in het tweede deel voortgezet door in de traditie van levenskunst het spoor terug naar de bron te volgen waar oude noties over levensgeluk hun oorsprong vinden. Er wordt onderzocht hoe zowel oude mythen, tragedies en heldenverhalen als modernere verhalen narratieven vormen met een symbolische betekenislaag. Een narratief vermag betekenis over te dragen, ook buiten de context van ontstaan van het verhaal. Die betekenis kan geactualiseerd worden en heeft de goede verstaander voor een actueel begrip van levensgeluk iets te zeggen. Als voorbeeld is een interpretatie gegeven van de Oedipusmythe. Deze is in samenhang gebracht met de oudste levenskunstige spreuk ‘Gnothi Seauton’ ofwel ‘ken u zelve’, en met een existentiële lezing van de roman De Grote Zaal van Jacoba van Velde (2010). Die exercitie dient als voorbeeld hoe met behulp van narratieven ons begrip van levensgeluk te verrijken. De hermeneutiek (kunst van het uitleggen) wijst ons een weg hoe in verhalen symbolische kennis over het goede samenleven te ontsluiten.
In het derde deel is de weg van herbronnen van de traditie van levenskunst weer naar de huidige tijd teruggevoerd. Het begrip levensgeluk is in verbinding gebracht met actuele politieke problemen die symptomatisch zijn voor het gesignaleerde betekenisverlies. Het afbrokkelen van een sociaal-ethisch besef in maatschappelijke kwesties kan niet technisch instrumenteel worden opgelost. Het vraagt van mensen zich zowel persoonlijk als collectief en cultureel te ontwikkelen. In de huidige tijd zou een ethisch-politiek bewustzijn mogelijk door een kruisbestuiving van sociale en technische ontwikkelingen in (virtuele) netwerken vorm kunnen krijgen. De Arabische lente lijkt een voorbeeld te geven hoe in die zin maatschappelijke knelpunten een bedding nodig hebben van een aan hedendaagse ontwikkelingen aangepaste levenskunst. Een actuele sociale levenskunst zou kunnen helpen tegenwicht te bieden aan de maatschappelijke druk die mensen ervaren door economische verschraling, dwang door procedures, systemen en regels op menselijke verhoudingen. Het artikel focust op de nood en behoefte op dit punt in de sectoren van onderwijs en zorg.
Het vierde deel geeft een fenomenologische interpretatie van het begrip levensgeluk hoe het, ‘elementair’ verstaan, een brug kan vormen tussen onze binnen- en buitenwereld. De individuele beleving in een geluksmoment vertoont een congruentie met natuurlijke kenmerken van de situatie waarin men zich bevindt, zoals de rust in een bos. Zou die congruentie ook de brug kunnen vormen tussen een persoonlijke en een politieke benadering van levenskunst? Daartoe wordt levensgeluk ‘gelaagd’ opgevat inclusief breukvlakken in verband met het eindige en kwetsbare van mensen. Dat mensen elkaar kunnen kwetsen wijst enerzijds op het bekneld raken van de ethische dimensie in de (werk-)levens van mensen. Anderzijds toont het zich durven laten raken ook een kracht open te staan voor het leven voorbij grenzen van het ‘normale’ gedrag van mensen zich af te schermen en in te dekken. De ‘grensoverschrijdende’ kracht in een gelukservaring betekent ook openheid voor het volle leven. Open staan voor wat zich voorbij de grens van ‘het normale’ aandient vertoont in die zin een interessante parallel met vergelijkbare existentiële (‘grens-’, ‘piek-’ en ‘bijna dood-’) ervaringen. Levensgeluk betekent zowel kracht als kwetsbaarheid in de (morele) relaties tot anderen door zich te laten raken en aanspreekbaar te zijn.
In het vijfde deel is de relatie tussen ‘macht’ en ‘levensgeluk’ onderzocht vanuit een ludische benadering van levenskunst. Door beide begrippen relationeel en ‘speels’ te verstaan ontstaat een meerduidig dynamisch betekenisveld, dat vooraf gaat èn voorbij gaat aan het eenduidig definiëren van begrippen. Een definitie van levensgeluk als subjectieve factor voor innerlijk welbevinden versus de objectieve realiteit van (politieke) macht in de buitenwereld geeft een eenzijdige benadering van het complexe fenomeen. Nietzsche’s figuur van Zarathustra vertegenwoordigt een paradoxaal midden tussen beide werelden, bezien vanuit een relationele sfeer van wederzijdse afhankelijkheden. Een subtiel samenspel tussen beide is ontrafeld door te spelen met levenskunstige begrippen: compassie als politieke emotie (Nussbaum, 2014) en het mediale (Rizzuto, 2014 a) als een open ruimte die mensen met tegengestelde belangen wezenlijk met elkaar verbindt. Deze levenskunstige benadering schept voorwaarden voor een morele levenswil voorbij dogma’s van goed en kwaad vanuit een vrije geest die zich niet door anderen noch door hogere autoriteiten en bestaande machtsstructuren en morele systemen de wet laat opleggen.
In het zesde deel is het boek Mediale Levenskunst. Een interculturele polyloog van Giovanni Rizzuto; in 2014 verschenen bij ASP te Brussel, besproken. Rizzuto verruimt een beperkt academisch begrip van filosofische levenskunst door zijn radicale doordenking van concrete praktijken van levenskunst, zoals humor, de kunst van het ouder worden en de waarde van vriendschap. Centraal staat zijn begrip van het mediale, verstaan als tussenruimte, als een soort dieptedimensie van het bestaan. In die zin verbindt het mediale verschillende facetten van praktische levenskunst zoals het onderhouden van vriendschap, spel en spelen, solidariteit en rituelen. Hiermee zeilt de auteur wijs door tussen het Scylla van te abstracte filosofische beschouwingen en het Charybdis van fragmentarische en instrumentele vormen van praktische en populaire levenskunst. Hoewel Rizzuto’s interculturele polyloog wenselijk is, gezien wat er op het wereldtoneel op het spel staat, is het de vraag in hoeverre die mediale weg van een morele ontwikkeling collectief begaanbaar is met relationele praktijken die de grenzen van wij-zij denken, sociale in- en uitsluitingsprocessen overschrijden. De vraag hoe ‘democratisch’ mediale levenskunst is, dient daarom te worden gesteld; of is zij voorbehouden aan een ‘elite van interculturele levenskunstenaars’? In zie zin zag Spinoza de religieuze verbeelding als weg van morele ontwikkeling voor het volk naast de filosofische weg van inzicht die slechts voor weinigen is weggelegd.
In het zevende deel onderzoek ik, mede met het oog op de mogelijkheid van een mediale, interculturele levenskunst, de vraag hoe ethiek en politiek hernieuwd verbonden kunnen worden, zoals bij de geboorte van de klassieke democratie in Athene. Nu we sinds de stadstaten een opschaling van het samenleven in de afgelopen 2½ duizend jaar hebben meegemaakt, behoeft ook de democratie in haar grondvesten een herijking,- teneinde een constructief spanningsveld tussen belangen en machtspolitiek enerzijds en een afstemming van waarden anderzijds mogelijk te maken. Dit vraagt in mijn ogen een relationele wending van kuddegeest naar een kosmopolitisme,- die niet slechts multicultureel maar inter- of transcultureel van aard is. Als eerste stap in die richting onderzoek ik in deze bijdrage de waarde van het cultiveren van de morele verbeeldingskracht als een mogelijkheid om mediale levenskunst relationeel en intercultureel vorm te geven. De verbeelding is immers een grote kracht die verbindend en onderzoekend kan werken, zowel op het niveau van persoonlijke ontwikkeling als op het vlak van een politiek van verbinding op basis van interculturele dialoog en gedeelde belangen.
In het achtste deel vervolg ik het onderzoek naar een mediale, interculturele levenskunst van ‘kuddegeest naar een kosmopolitisme’. Daartoe is een opschaling van de democratie nodig op basis van een hernieuwde schakeling tussen ethiek en politiek, zodat concrete praktijken van een interculturele polyloog een maatschappelijke bedding kunnen krijgen. Er wordt een richting van glocalisering (een contextueel ingebed proces van gobalisering) geschetst, als wijze middenweg tussen eenzijdige benaderingen van politiek realisme en utopisch idealisme in. Deze ‘derde weg’ ten behoeve van menswording en gemeenschapsvorming op een mondiale schaal van samenleven vooronderstelt en draagt bij aan interculturele, relationele praktijken die over oude grenzen heen gaan: cultureel, economisch en maatschappelijk. Juist de realiteit van wederzijdse afhankelijkheden op persoonlijk en politiek vlak — zoals die tussen economie en ecologie en tussen nationale staten — vormt de grond voor een politiek/ethiek, die de kwetsbaarheid van menselijk (samen-)leven en morele geraaktheid tot uitgangspunt neemt. Deze mogelijke route vraagt de weg naar buiten met sociale praktijken en politieke vormen te verbinden met de weg naar binnen, de reis van de ziel: hiertoe wordt een metaforisch vocalulaire (op basis van symboliek, ritualiteit en narrativiteit) geïntroduceerd. De symbolen van de hand, het oog, het hart en de spiraal worden als een symbolische taal beschreven, die intercultureel verstaanbaar en helpend kan zijn tussen ethiek en politiek te schakelen. Gedragen door de vier symbolen als knooppunten in relationele webben in het gelaagde, menselijk bestaan ten behoeve van de existentiële opgave zich persoonlijk en in groepen te verhouden in het spanningsveld tussen belangeloosheid en eigen (groeps)belangen.
In het negende deel schets ik contouren voor een interculturele levenskunst als een zoektocht naar wijsheid, die mede door concrete actuele praktijken van de stichting Quest for wisdom foundation wordt gedragen, onder meer door de ontwikkeling van een Wijsheidsweb met (inter)culturele vormen van wijsheid uit Oost en West, Noord en Zuid. Zou interculturele wijsheid ons juist in ‘vloeibare’ en ‘grenzeloze’ tijden van angst, misverstand en polarisatie waardevols kunnen bieden voor het ontwikkelen van een ‘canon’ van interculturele deugden? Hiertoe lijkt een nog meer elementaire vorm — een grondhouding van openheid en bereidheid tot ontmoeting en dialoog — van levenskunst voorwaardelijk. Deze levenskunst vraagt enerzijds een proces van het zich dé-identificeren, door zich minder met één bepaalde (exclusieve) culturele of religieuze identiteit en wijsheidstraditie te verbinden. Anderzijds is er juist de ontwikkeling van een ruimere identiteit nodig, door zich open te stellen voor elementaire vormen van wijsheid die tradities met elkaar delen.
In het tiende deel benader ik de vraag naar interculturele levenskunst vanuit cultureel-historisch perspectief. De geschiedenis leert dat interculturele levenskunst en deugdethiek niet vanzelf ontstaan en dat er meer voor nodig is om geen ‘botsingen’ maar ontmoetingen tussen culturen te laten ontstaan, zoals in wereldmuziek bijvoorbeeld. Analoog aan deze muziekmetafoor betoog ik dat het beluisteren van een transculturele taal van de ziel ― zoals de symboliek van de elementen en de weg van de held (Campbell, 2008) ― een geschoold oor vraagt. Verbeeldingskracht, spel en dialoog openen een speelruimte ― die mensen als spelers met elkaar verbindt ― door juist verschillen te waarderen.
In het elfde deel schets ik een Rad van interculturele levenskunst als richting waarin interculturele deugden en praktijken ontwikkeld kunnen worden, bij wijze van voorlopig antwoord op de vraag van deze reeks. Dit Rad dat verschillende elementaire wegen van wijsheid schetst naar een transculturele ofwel elementaire grondhouding van openheid en verbinding, draait rond een spil van liefde, de quintessence, de liefdevolle bereidheid tot ontmoeting en dialoog. Die spil vormt het hart van diverse traditionele praktijken (van yoga, gebedsvormen, meditatie en mindfulness) en vormen van een deugdenethiek met een couleur locale van de betreffende cultuur en tijd. Het Rad van interculturele levenskunst geeft een interpretatiesleutel hoe het elementaire te herkennen in cultureel bepaalde verhalen, rituelen, praxis en visies. Door zich voorbij de tegenstellingen op het oppervlakte niveau van (collectieve) meningen en belangenstrijd naar de dieptedimensie van medemenselijkheid (de naaf) te richten, naar datgene wat mensen met elkaar verbindt.
Heidi S.C.A. Muijen (1959) heeft wijsbegeerte gestudeerd en een post-HBO opleiding beeldende creatieve therapie gevolgd. Zij is werkzaam geweest aan een dagbehandeling voor dementerenden en heeft onderzoek gedaan en onderwijs gegeven; onder meer aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, de Universiteit Leiden, de Vrije Universiteit Amsterdam, aan de bachelor en (internationale) master opleiding Creatieve Therapie. In 2001 is zij gepromoveerd op het onderwerp metaforen in communicatie en veranderingsprocessen en publiceert zij in diverse vakbladen, zoals het tijdschrift voor Creatieve Therapie, het Tijdschrift voor Begeleidingskunde, Filosofie in Bedrijf, Filosofie, en Civis Mundi. Op dit moment is zij betrokken bij de masteropleiding Begeleidingskunde (Human & Organisational Behaviour) in Rotterdam en in Nijmegen. In het kader van Thymia, haar filosofische Praktijk voor Creatieve Ontwikkeling en Levenskunst, geeft zij individuele en groepsbegeleiding ten behoeve van heroriëntatie in leven en loopbaan. Hiertoe heeft zij dialogische spelvormen Mens, ken je Zelf! en speelse dialoogvormen Wat is de kwestie? — Wat is de kwestie! en een digitaal spel ontwikkeld, de game Quest for wisdom. In 2016 richtte zij de Quest for wisdom foundation op en is met betrokkenen bij de stichting een Wijsheidsweb aan het opbouwen, questforwisdom.org, een forum voor het beoefenen van interculturele levenskunst.