Verrassende visie op Spinoza. Toename van weldenkenden als voorwaarde voor betere samenleving

Civis Mundi Digitaal #55

door Patricia van Bosse

Aandacht voor bewustzijnsontwikkeling als vereiste

Spinoza (1632-1677) is vaak de grootste filosoof van Nederland genoemd. Hij was een van de grondleggers van de Verlichting en benadrukte het belang van de rede. Wellicht is hij het meest bekend door zijn stelling dat God samenvalt met de Natuur, in zijn tijd een radicale uitspraak. God werd in het christendom destijds immers gezien als een wezen dat alles had geschapen, maar zelf buiten de schepping stond en in die zin transcendent was. Een andere opvatting was niet toegestaan. Spinoza keerde zich tegen dat beeld.

Het ligt voor mij op het eerste gezicht niet voor de hand dat van Eijk Spinoza heeft gekozen om te bespreken in het licht van wat hij het ’transcendentalistische paradigma’ noemt. In dit paradigma staat de ervaring van een universeel transcendent bewustzijn voorbij alle invullingen en vormen centraal. Spinoza heeft zelf nooit iets aangeduid als transcendent. Buiten de natuur was er niets volgens hem. Van Eijk en Spinoza blijken elkaar op een aantal punten echter wel degelijk te vinden. Met name in wat hij de kern van Spinoza’s ethiek noemt: de bevrijding van bevoogding en het streven om in overeenstemming met mijzelf en de wereld te leven. Hoe dat te realiseren is de centrale vraag van het boek. Volgens van Eijk is een groeiproces van bewustzijn en van spiritualiteit noodzakelijk naast de door Spinoza gepropageerde ontwikkeling van de rede. Dat was de belangrijkste reden het boek te schrijven. Dan blijkt dat Van Eijk veel raakpunten heeft met de filosofie van Spinoza.

Hij heeft 20 jaar in Afrika gewoond en gemerkt dat de praktijk van landbouwhervormingen weerbarstig was. In zijn proefschrift over de ontwikkeling van landbouwsystemen trok hij de conclusie dat aandacht voor bewustzijnsontwikkeling een vereiste was voor de vele actoren in dit proces. Hij is een langdurige beoefenaar van Transcendente Meditatie. Deze methode gebruikt hij als model voor bewustzijnsontwikkeling. Deze meditatievorm kan door iedereen toegepast worden en de effecten ervan zijn wetenschappelijk onderzocht.

Analoog aan de bevindingen in zijn werk in Afrika, gaat hij na hoe de inzichten die Spinoza aanreikt gerealiseerd kunnen worden. Daarbij gaat hij uit van Maarten van Buuren’s analyse van sleutelbegrippen in Spinoza’s werk.[1] Er worden veel fundamentele thema’s besproken in dit boek. Voor een deel heeft van Eijk daar eerder over gepubliceerd o.a. in Civis Mundi: over het transcendentalistische paradigma, collectief bewustzijn, transcendent bewustzijn, verschillende wijzen van kennen en toepassingen van zulke begrippen op maatschappelijke verschijnselen [2]. Van grote waarde is dat van Eijk dit in deze artikelen en in dit boek zorgvuldig en overtuigend doet vanuit een nog betrekkelijk onbekend paradigma, dat mijns inziens een zeer nuttige aanvulling is op meer dominante paradigma’s. Het levert nieuwe inzichten op en aanzetten voor de praktische verwerkelijking van de ontwikkeling van bewustzijn. In deze boekbespreking zal ik enkele voorbeelden geven wat de confrontatie van Spinoza en het transcendentalistische paradigma oplevert.

 

Explicitering vooronderstellingen en paradigma’s

Hun impliciete uitgangspunten worden door wetenschappers en filosofen veel te weinig kritisch bezien. Het boek geeft een goede aanzet daartoe, door drie paradigma’s naast elkaar te zetten. Dat doet Van Eijk mede om zijn eigen vooronderstellingen te expliciteren.

1. In deze tijd is het positivistisch paradigma dominant. Kort samengevat heeft dit de volgende uitgangspunten:

-de wereld bestaat uit materie

      -wetenschap bestudeert objecten door waarnemingen experimenteel te testen.

-er wordt gebruik gemaakt van instrumentele en strategische rationaliteit

-er worden modellen gecreëerd over hoe de natuurlijke wereld in elkaar zit en

daarmee kan technologie verder ontwikkeld worden

- binnen dit paradigma kunnen geen uitspraken gedaan worden over waarden en normen.

- evenmin kan iets zinnigs over spiritualiteit en intuïtie gezegd worden.

Dit paradigma wordt bij uitstek gebruikt in de (natuur)wetenschappen. Door het gebruik van dit paradigma zijn enorme ontwikkelingen tot stand gekomen. Wellicht daardoor is het voor mensen ook in hun dagelijkse leven en niet alleen in de wetenschap en techniek het dominante paradigma geworden.[3]

Ik voeg hier nog aan toe dat de werkelijkheid zich zo toont bij een bepaalde instelling van de aandacht. De wetenschapper en de waarnemer in het algemeen maakt de afstand tussen zichzelf als subject en de te bestuderen of waar te nemen objecten zo groot mogelijk. Alle aandacht gaat naar de objecten.

 

2. In het constructivistisch paradigma spreekt men zich niet uit over een wel of niet bestaan van een uiteindelijke werkelijkheid.

- kennis wordt gezien als sociaal geconstrueerd en er zijn meerdere perspectieven

- in dit paradigma bestudeert men de menselijke activiteit zelf, het wordt noodzakelijkerwijs veel toegepast in de sociale wetenschappen

- uitgangspunt zijn waarden, intellect, rede, communicatie

- spiritualiteit bestaat als een intellectueel concept,

- intuïtie bestaat in dit paradigma, maar is als een black box

- er is interactie tussen het subject en objecten, in deze interactie speelt communicatie en een besef van de constructie van de natuurlijke en sociale werkelijkheid een rol.

Dit paradigma komt overeen met een instelling van de aandacht waarin we ons zowel gedeeltelijk verbinden met het object van aandacht, maar niet volledig, zodat er ook enige afstand is. Dit is bijvoorbeeld vrijwel altijd de situatie in een gesprek. Inderdaad is dit de meest gebruikelijke instelling van de aandacht in situaties waarin we te maken hebben met mensen, die net als wijzelf een innerlijke werkelijkheid hebben. Als er interpretatie nodig is, als betekenis een rol speelt, is deze instelling van bewustzijn noodzakelijk. 

 

3. Het transcendentalistische paradigma hanteert van Eijk in zijn boek bij het bespreken van begrippen en uitspraken van Spinoza. Het is als volgt te karakteriseren:

-waarneming en kennis zijn gestructureerd in bewustzijn, de werkelijkheid toont zich verschillend en wordt verschillend ervaren afhankelijk van de bewustzijnstoestand van degene die ervaart.

     -alles is gegrondvest in het veld van creatieve intelligentie (wordt later toegelicht)

-een relatieve en universele werkelijkheid co-existeren, ze kunnen onderscheiden maar niet gescheiden worden. Daarom wordt het ook wel het paradoxale paradigma genoemd, het non-duale paradigma.

-Er is ervaringskennis mogelijk van deze non-dualiteit. Hierbinnen kunnen de verschillende benaderingen van de relatieve werkelijkheid gebruikt worden om kennis te verkrijgen.

-Als methode zal bewustzijnsontwikkeling dienen plaats te vinden. De onderliggende basis van menselijke activiteit, het bewustzijn, is de fundamentele doorslaggevende factor. 

-Ervaringskennis van dit veld van creatieve intelligentie faciliteert de cultivering van ecologisch en maatschappelijk verantwoorde waarden en normen door de directe ervaring van een betekenisvolle eenheid. Er is immers de subjectieve ervaring tot het grote geheel te behoren.

-De collectieve handelingsbekwaamheid wordt bevorderd evenals de intuïtieve vaardigheid.

-Een synthese van discursief en intuïtief denken is mogelijk. 

Waar de eerdere twee paradigma’s één manier van functioneren van de mens centraal stellen, is het transcendentalistische paradigma het meest inclusief en doet het recht aan al de verschillende aspecten van het menselijke zijn. Over transcendent bewustzijn en de directe ervaring daarvan staat veel behartenswaardige uitleg in het boek, zoals al aangegeven heeft van Eijk ook in eerdere artikelen in CM daarover veel gepubliceerd.

Een grote waarde van het boek is dat van Eijk een alternatief aanreikt voor het dominante paradigma dat meer recht lijkt te doen aan de complexe menselijke aard. Het is meer inclusief en biedt meer mogelijkheden voor mensen zich op een harmonische, redelijke, sociaal ingestelde manier te ontwikkelen.

 

De immanente God

We geven een aantal voorbeelden van begrippen van Spinoza die van Eijk bespreekt vanuit het transcendentalistische paradigma.

Ten eerste de bekende uitspraken van Spinoza dat God en de Natuur samenvallen. Hij wees het beeld van de transcendente persoonlijke God af, zoals dat in het christendom ’verplicht’ was om te geloven.

In het eerste hoofdstuk citeert hij deze uitspraak van van Buuren over de ware God:

                        De ware God is een immanente, in de natuur-inwonende God. God is logos

                        spermatikos, hij valt samen met de natuurlijke kiemkracht waaruit alles voortkomt.                     Geluk bestaat daarin dat wij onze rede afstemmen op de goddelijke natuurwetten.[4]

Als Spinoza spreekt over de Natuur, met een hoofdletter bedoelt hij het abstracte concept, het geheel van de natuur. God-Natuur is een oorzaak in zichzelf, ofwel oorzaak en gevolg vallen daarin samen. Voor het discursieve intellect is dit een onmogelijkheid, een ’testimonium paupertatis’. Bezien vanuit een paradoxaal (transcendentalistisch) paradigma is een dergelijke uitspraak geen probleem.  God-Natuur is de onuitputtelijke bron van alle vormen, van energie en kracht en tegelijkertijd de Rede, ook weer geschreven met een hoofdletter om het te onderscheiden van de rede van menselijke individuen.

Rede heeft verschillende betekenissen in het werk van Spinoza. Het is niet alleen de oorsprong van alles, maar ook de samenhang die alle dingen bijeenhoudt. Rede komt overeen met de Natuurwetten in het algemeen, dus te onderscheiden van de specifieke natuurwetten die van toepassing zijn op bepaalde verschijnselen. Rede is ook levengevend. We kunnen een reeks van begrippen maken die hetzelfde uitdrukken. Tot nu toe hebben we dus God=Natuur=Rede.

Van Eijk introduceert vervolgens het door Maharishi Mahesh Yogi gebruikte begrip Creatieve Intelligentie. Het behoeft nauwelijks toelichting dat dit wel erg veel lijkt op de door Spinoza gebruikte begrippen. Het gaat om het onderliggende abstracte veld dat orde en scheppingskracht in zich heeft.

Er wordt nog een term, die Spinoza gebruikt aan toegevoegd: de Conatus, het levensbeginsel of de levensimpuls die Spinoza de zijnskern noemt van elk willekeurig ding. Ieder specifiek ding heeft een wezensstructuur die als een bouwplan ligt ingerold. Het feitelijke bestaan van iets is wel te onderscheiden, maar in werkelijkheid niet te scheiden van deze zijnskern. Tenslotte kan de term Logos, het ordenende principe in de kosmos daarmee ook gelijkgesteld worden.

Intussen hebben we deze reeks:

God=Rede=Natuurwet=Creatieve Intelligentie=Conatus=Natuur=Logos

Het gaat daarbij steeds om gehelen en niet om specifieke uitingen/manifestaties van deze begrippen.  Anders gezegd om de essenties en niet de existenties van de verschijnselen. In Spinoza´s visie was het voor mensen nastrevenswaardig om het bewustzijn denkend uit te breiden om uiteindelijk samen te vallen met het Geheel dat dus de Natuur en ook God is. Deze begrippen bevinden zich op de grens van het denken. Het discursieve intellect stopt op deze grens, maar intuïtief kunnen we wel meegaan met elk van deze begrippen.


Spinoza voor zijn rechters

 

Van Eijk betoogt op verschillende plaatsen dat Spinoza waarschijnlijk wel ervaringen had, die voorbijgingen aan het discursieve denken. Sommige formuleringen lijken daarop te wijzen. Aan de andere kant focust hij sterk op de ontwikkeling van de rede en het kritische denken. Intuïtie is weliswaar uiterst belangrijk, maar er wordt door Spinoza eigenlijk erg weinig over gezegd. Van Eijk veronderstelt dat het ’meer verfijnde denken’ dat we gelijk kunnen stellen aan intuïtie erg subtiel is, en moeilijk in exacte bewoordingen te bespreken. Wellicht is er daarom door Spinoza niet zo veel aandacht aan besteed.

Een methode van bewustzijnsontwikkeling die mensen leert ook deze subtiele niveaus van de geest bewust te worden zou een belangrijke aanvulling zijn op de ontwikkeling van de rede en zodoende mensen in staat stellen de Rede te ervaren. En ook onze (intuïtieve of subtiele) ervaring te openen voor de andere met een hoofdletter geschreven begrippen die daarmee overeenkomen of aan gelijk te stellen zijn.

Wellicht had het in de tijd van Spinoza de allerhoogste prioriteit om te vechten voor de zeer geringe vrijheid van denken. Zonder dat een bevrijding van de dwingende invloed van religie gerealiseerd was, kon er immers geen sprake zijn van zelfstandig kritisch denken. We zijn nu een aantal eeuwen verder. Het discursieve intellect hebben we op steeds grotere schaal kunnen gebruiken, hoewel het de vraag is of dat geleid heeft tot een groter aantal ’weldenkenden’. Deze ontwikkeling is vooral samengegaan met het positivistische paradigma en zoals al betoogd, doet dat de menselijke ervaringswereld maar gedeeltelijk recht, helaas.

 

Collectief bewustzijn

Vrijheid was voor Spinoza uitermate belangrijk als een kernpunt van zijn ethiek. Zie de ’bevrijding van bevoogding …’. Voor Spinoza is vrijheid van denken onvervreemdbaar. Kritisch denken, reflexief denken over onze indrukken en gedachten en ze plaatsten in de juiste volgorde van oorzaak en gevolg doet onze vrijheid toenemen. Anders volgen we slechts onze passies, een woord dat een heel andere betekenis had voor Spinoza dan die we er nu aan geven. In zijn definitie zijn passies dat wat we lijdelijk ondergaan, waar we onderworpen zijn aan krachten die de mens alle kanten op drijven en verhinderen dat hij autonoom wordt. Kritisch en zelfstandig denken ’sui juris’ , is echter niet voor iedereen in dezelfde mate weggelegd, en niemand kan helemaal zonder ’alteris juris’, zonder te vertrouwen op andermans kennis en inzichten.

Vrijheid raakt aan zelfbeschikking, aan authenticiteit, aan autonomie. Omdat Spinoza het beeld van een transcendente persoonlijke God aan wie gehoorzaamheid is verschuldigd afwijst, moet de mens nu te rade gaan bij zichzelf. Hoe verhouden zich de externe gedragsregels, nodig als je op een bevredigende wijze wilt deelnemen aan de wereld zich met de interne intuïtieve gedragsrichtlijnen? Van Eijk presenteert het onderstaande schema. Ik gebruik dat nu als een zeer korte samenvatting van wat hij stapsgewijs uit de doeken doet in het boek [5]


In het schema staan de processen van gehoorzaamheid en identificatie, dus aanpassing aan een externe wereld in de bovenste route. Dat zijn de passies van Spinoza. De innerlijke ontwikkeling die interne waarden cultiveert en leidt tot altruïstisch, vrij en pro-actief gedrag, zien we in de onderste route. Deze onderste route maakt vrij en het is aannemelijk te maken dat dit het type vrijheid was wat Spinoza zo centraal stelde. Wat betreft dit punt is heel aannemelijk dat van autonomie weinig sprake kan zijn zonder dat een individu een spirituele ontwikkeling doormaakt. Het collectieve bewustzijn is cruciaal voor de wisselwerking tussen het bewustzijn van het individu en de sociale structuren. Het is de ’binnenkant’ van de maatschappij, een bewustzijnsveld waaraan iedereen bijdraagt met zijn eigen bewustzijn. Hij noemt het ook wel de onzichtbare hand (ja inderdaad, analoog aan de onzichtbare hand van de markt) die ons bij elkaar houdt en een orkestrerende invloed heeft.

 

Holons en identiteit

Het concept van een collectief bewustzijn zou Spinoza wellicht niet zo vreemd in de oren klinken. Zijn visie heeft een andere invalshoek, maar in praktische zin zijn er veel overeenkomsten. Ieder individueel lichaam, ieder individueel mens, maakt deel uit van een groter lichaam, dat op zijn beurt deel uit maakt van een nog groter lichaam. Op alle niveaus is elk enkelvoudig lichaam dus op zijn beurt weer een onderdeel van een meer omvattend Lichaam. Op deze manier vormen menselijke lichamen het collectieve Lichaam dat samenleving heet. Als individuen vervangen worden door andere enkelvoudige lichamen blijft de identiteit van het collectieve Lichaam bewaard, zoals ook gebeurt bij de vervanging van cellen in ons lichaam door andere cellen. Deze omschrijving van Spinoza lijkt bijzonder veel op het begrip holon dat Koestler heeft geïntroduceerd. Ieder individueel ding, is een geheel dat uit delen bestaat, maar zelf ook weer onderdeel van een groter geheel. Ieder individueel ding heeft zelf-assertieve en zelf-transcenderende neigingen. Van Eijk zegt: ´In Spinoza´s visie valt het ´ik´ niet langer samen met het beeld dat in de spiegel verschijnt,          maar vormt een concentrisch ik dat opgebouwd is uit steeds omvangrijker confederaties van   lichamen die elkaar omgeven als ringen´. [6] 

Het welbegrepen eigenbelang is voor Spinoza een richtsnoer voor goed handelen. Maar wat verstaat hij onder eigenbelang? Niet het belang van diegene die we in de spiegel zien, maar net zo goed het belang van alle grotere gehelen waar we deel van uitmaken, dus onze naasten, de samenleving, het milieu. Van Eijk: ‘Als ik me dus inzet voor maatschappelijke belangen of voor milieubescherming, dan doe ik dat niet uit altruïstische motieven, maar uit welbegrepen eigenbelang´.[7]

 

De gevolgen voor het zelfbesef, voor de identiteit zijn enorm. Zelf is niet beperkt tot wat we gebruikelijk bedoelen met onszelf, namelijk de persoon die we in de spiegel zien, maar ook de opeenvolgende grotere structuren waar we aan deelnemen tot aan het grote Geheel. Op alle niveaus zijn we ook onszelf. Door bewustzijnsontwikkeling kunnen we ons bewustzijn zo verruimen dat we onszelf leren kennen als steeds grotere stukken van de holon. In veel spirituele tradities is nu juist dit de essentie van het leerproces: het loslaten van een beperkte identificatie met de persoon of wat vaak het ego genoemd wordt en het gevoel van wat we zijn uitbreiden naar steeds diepere niveaus totdat we ervaren dat we op het meest diepe niveau het bewustzijn zijn. Dat waarmee we alles kennen en ervaren, zodat we ook met alles verbonden zijn.

 

Toe-eigening

Spinoza´s ethiek stelt dat de mens instinctief doet wat goed is voor het verwerkelijken van zijn natuur. Doe wat je natuur je ingeeft, spoort hij ons aan. We moeten daarvoor het verstand of de rede inzetten. De rede helpt ons dus om in te stemmen met de natuur in plaats van dat deze nodig is als een correctie op de natuur. Om dit goed te laten functioneren is wel het begrip toe-eigening van belang, anders blijven de passies het leven bepalen. De passies zal de mens door toe-eigening moeten transformeren tot eigen acties. In principe is hij daartoe in staat: door met de rede te reflecteren kan de mens deze transformatie bewerkstelligen.

Spinoza meende dat alles onderworpen was aan de natuurwetten. Inzicht in de noodzakelijkheid van alles maakt dat aanvaarding kan ontstaan van de Natuur. Het hoogste wat een mens kan doen is met behulp van zijn rede inzicht krijgen in de wetmatigheden, ook in verband met zijn eigen passies en handelingen, de noodzaak daarvan inzien en deze aanvaarden. Dit inzicht en deze aanvaarding is de toe-eigening, waardoor er geen lijden meer is. Dan wordt de mens vrij en verkrijgt hij geluk. Spinoza heeft weinig illusies dat veel mensen deze toe-eigening onder de knie krijgen en tot de weldenkenden gaan behoren. De directe ervaring van transcendent bewustzijn zal bij dit proces behulpzaam zijn. Als men de directe ervaring heeft dat het eigen zelf zich niet beperkt tot alleen een individueel persoon, zal het makkelijker zijn om zicht te krijgen in hoeverre hij zich door passies laat leiden of niet. Er kan gemakkelijker inzicht ontstaan, waardoor het proces van toe-eigening kan plaatsvinden.

Liberalisme

Spinoza wordt wel beschouwd als een van de grondleggers van het liberalisme door zijn nadruk op de vrijheid die een individu zou moeten hebben om zijn aard te volgen. Vrijheid en broederschap zijn voor hem belangrijk. Gelijkheid wijst hij echter af. De macht die sterke individuen opeisen komt volgens hem uiteindelijk ten goede aan de samenleving als geheel. De mens heeft een aangeboren gemeenschapszin. Slechts de weldenkenden zijn echter in staat een harmonische samenleving te vormen. Zij hebben het innerlijke normbesef en de omgangsvormen die aan andere mensen als regeltjes moeten worden opgelegd.

Eigenbelang is een sleutelbegrip voor Spinoza. Ook is volgens Spinoza het goede datgene wat ons machtig maakt, het kwaad dat wat onze macht vermindert. Het lijkt dat Spinoza hier pleit voor het recht van de sterkste. Als we echter in herinnering roepen hoe Spinoza het individu, lichaam en eigenbelang omschrijft, ligt dat toch anders dan hoe wij dat begrip in ons huidige liberaal-kapitalistische systeem zien. Het welbegrepen eigenbelang van Spinoza slaat zowel op het enkelvoudige individu als op zijn lidmaatschap van de samenleving op alle niveaus. Een steeds hechter georganiseerd geheel, een toenemende sociale integratie zal het gevolg zijn van dat welbegrepen eigenbelang en het leidt tot meer zekerheid, veiligheid welvaart en geluk voor allen.

In de natuurlijke situatie delegeren mensen hun rechten aan een autoriteit voor zover die de belangen van de burgers behartigt. De gulden regel is van toepassing in hoe de samenleving dient te functioneren, ook voor de machthebbers ten opzichte van degenen die zij hun macht kunnen opleggen. We kunnen maar een conclusie trekken: voor we een betere samenleving kunnen hebben, is een toename van het aantal weldenkenden vereist.

 

Tot slot

Het bovenstaande zijn slechts enkele onderwerpen die in het boek aan de orde komen. Er staan nog veel meer behartenswaardige dingen in. Er is veel te leren over basisbegrippen van Spinoza alsook over het transcendentalistisch paradigma. Voor Spinozakenners zal de confrontatie met dit paradigma wellicht verrassend zijn en op veel zaken een nieuw licht werpen. Voor degenen die interesse en kennis hebben van het transcendentalistische paradigma is het mooi te zien hoe de kloof tussen de paradigma’s gedicht kan worden.

Van Eijk spreekt steeds over een techniek voor bewustzijnsontwikkeling, geeft aan dat er veel aanbod is van methoden en laat de keuze daarvan open. Wel zijn veel formuleringen zeer herkenbaar afkomstig van Maharishi Mahesh Yogi, de grondlegger van Transcendente Meditatie. Hoewel ik zelf veel waardering heb voor TM, heb ik dat ook voor andere wegen of methoden. Vergelijkend onderzoek zou een aanwinst kunnen betekenen. Andere methoden gaan bijvoorbeeld ook uit van het door van Eijk een aantal keren genoemde beginsel dat transcendent bewustzijn altijd tegelijk ook aanwezig is als fundamentele werkelijkheid met alle andere niveaus: ’er is geen weg af te leggen’. Dergelijke benaderingen hechten naast de ervaring van transcendent bewustzijn meer belang aan het inzicht.

Ons menselijk zenuwstelsel heeft mijns inziens ongelofelijk veel mogelijkheden om te ervaren die vooralsnog geen gemeengoed zijn. Op deze gebieden valt nog bijzonder veel te ontdekken en te ontwikkelen. Uitzonderlijke en verlichte individuen bestaan volgens mij en kunnen ons alvast een kijkje geven van wat er mogelijk is en wellicht in de toekomst voor meer mensen mogelijk zal worden. Zoals ook Spinoza een uitzonderlijk individu was en met zijn radicale visie zijn tijd ver vooruit was [8].

 

[1] Zie het Voorwoord van het besproken boek, verder afgekort als S en B 

[2] Zie oa CM nr 12, Vervang de onzichtbare hand van de markt door de onzichtbare hand van collectief bewustzijn,

                CM 33, Eenvoudig leven in een complexe wereld oftewel de paradox van eenheid in verscheidenheid,

                CM 33 Waarachtige en onwaarachtige kennis op wetenschappelijk en religieus gebied,

                CM 41, Evenwicht tussen verdraagzaamheid en onverdraagzaamheid, maar hoe dan? 

                CM 45 Nationale identiteit en wereldburgerschap, wat te doen?

[3] Zie ook de serie van Hans Koomen: Wat is bewustzijn in CM 40 tot en met 46 Hij laat daarin zien dat veel schrijvers bewustzijn als een materieel verschijnsel zien.

[4]  blz 11 S en B.

[5] Hfs 3, schema blz 90,

[6] blz 197, S en B

[7] blz 198, S en B

[8] Zie bijv. R.M. Bucke, Cosmic Consciousness. Kort besproken in een boekbespreking van

Novalis, De leerlingen te Saïs in Civis Mundi 36.