Woorden uit de stilte: gedichten over dichten

Civis Mundi Digitaal #56

door Piet Ransijn

 

De zingende stilte               Biarritz 1975/76

 

Liefde en schoonheid

zou ik willen bezingen

in huiveringwekkend

mooie melodieën

 

Maar mijn stem stamelt

slechts stomme woorden

als een papagaai die poogt

een nachtegaal na te bootsen

 

Na enig pogen

sluit ik mijn ogen

Mijn gestamel verstomt

in een zingende stilte

 

In huiveringwekkend

mooie melodieën

die de liefde bezingen

en hebben bezongen

in klanken die de schepping

overal doordringen

 

 

Het kleine licht                    Hengelo Gld 1979

 

Het beetje licht

in ieder klein gedicht

is als een glimp

van het grote licht

 

waarvan de dichters

in hun hart

een glans bewaren

en in gedichten

trachten te verklaren

 

 

Voor U alleen                       Egmond aan Zee 1979

 

Voor een bekende schrijver                                                                                            

van een onbekende dichter

 

Graag zou ik ook boeken en gedichten schrijven

Maar tegelijk wil ik ook naamloos blijven*

 

Al mijn dichten en mijn schrijven

dient eigenlijk alleen

voor U alleen

 

*Zoals bij Middeleeuwse kunstenaars

 

 

Het Zelf spreekt                         Egmond aan Zee 1979

 

Het Zelf spreekt zonder woorden

in een taal van louter licht

 

Wat ik ervan zag en hoorde

schreef ik op in dichterlijke woorden

in menig licht gedicht

 

Zo spreekt zonder woorden

ook het Zelf in iedere man of vrouw

Ook in mijn gedichten

spreekt jouw Zelf tot jou

 

 

Bloemen langs de weg                Laag Soeren 1980

 

Terwijl ik sneller voort wil gaan

gebeurt het vaak dat ik blijf staan

om naar een bloem te bukken

die ik wil bekijken of wil plukken

 

Bloemen die langs onze wegen bloeien

kunnen mij soms zozeer boeien

dat ik er stil van word, moet blijven

staan, hun schoonheid moet beschrijven

 

Wat ik in mijn gedichten zeg

beschrijft de bloemen langs de weg

beschenen door het licht

waarop de reis is gericht

 

 

Bloemen tussen het puin                  Lelystad 1985

 

Veel van wat ik schreef

was puin

 

Een paar gedichten

zijn als bloemen

tussen het puin

vandaan geplukt

 

Sommige gebroken

andere geknakt

enkele te mooi

om waar te zijn

 

 

Lucht verplaatsen                          Lelystad 1985

 

Zoals kinderen kluitjes

in het water werpen

en kijken hoe de kringen

zich verplaatsen

 

Zo werp ik woorden

de wereld in

die lucht verplaatsen

en een beetje licht

 

 

Mijn hart klopt in mijn pen                        Lelystad 1985

 

Mijn pen hapert

en mijn hoofd

voelt opgedroogd

 

Mijn hart stroomt

niet meer door

mijn hoofd maar

van hart tot hart

 

Ondoorgrondelijk

in ondergrondse stromen

waar mijn hoofd

niet bij kan komen

 

Mijn hart klopt

vaak te hard

en soms te zacht

Mijn hart klopt

in mijn hoofd

en in mijn pen

 

Misschien dat ik daarom

zo’n rare schrijver ben

 

 

Gegeven                        De Steeg 1996

 

Dat ik gedichten heb geschreven

hoeft niet iedereen te weten

Want ze zijn niet van mij

Ze zijn me gegeven

 

Ik heb opgeschreven

wat mij werd ingegeven

Ik heb vorm gegeven

aan een innerlijk weten

 

In het dagelijks leven

wil ik weinig van gedichten weten

Wil ik eigenlijk niet weten

wat veel dichters schreven

 

Mijn dichterlijke ik

wil daarom anders heten

De dichter in mij is een ander

ik dan in het dagelijks leven

 

En toch zijn wij hetzelfde ik

de buiten- en de binnenkant

van een niet te vatten wezen

 

 

Leven uit het hart                       De Steeg 1996

 

Genoeg gedichten geschreven

Nu nog ernaar leven:

Leven uit het hart

 

Kun je niet beter

anderen helpen

dan gedichten schrijven?

Of kan het ook beide?

 

 

Liever luisteren                         De Steeg 1998, 14 maart

 

Liever luister ik

naar kinderliedjes

die de vogels

uit de hemel halen

 

Naar de bomen

die verhalen

van de wind

voor ons vertalen

 

Naar de stilte

die een stem krijgt

als mijn stem

van binnen zwijgt

 

Liever luister ik

naar kinderliedjes

die vertellen

dat het leven lichter

is dan dichters

het verdichten

 

 

Woorden en stilte                   De Steeg 1996

 

Dat de juiste woorden

mogen komen

op het juiste ogenblik

 

En de stilte over moge komen

die in woorden is verholen

en onder woorden zit

 

Niet teveel en niet te weinig woorden

en dat op het juiste ogenblik

de stilte moge komen

 

Laat de wegen van het woord

leiden tot de zegen van de stilte

die de woorden moge wijden

 

Opdat het Hogere ons hoort

in stilte die ons meer bekoort

dan het mooiste woord

 

Als het Hogere mij heeft verhoord

geeft het mij het juiste woord

of geeft het mij geen enkel woord

 

Maar de zegen van de stilte

die mij meer bekoort

dan het mooiste woord

 

 

Naar de overkant*                    Laag Soeren 1982

 

Ware Schoonheid zag ik staan

met hoegenaamd geen kleren aan

door geen enkel woord bedekt

en geen begrenst begrip beperkt

Mooi en maagdelijk zag ik haar staan

Wenkte zij, keek zij mij aan?

 

Wilde zij wellicht iets vragen?

Of ik haar soms wilde dragen

van gene zijde van het bestaan

over de stroom van het vergaan

naar het bestaan aan deze zijde

Lonkte zij mij van de andere zijde?

 

Ik wilde wel het water overvaren

van mijn kant naar de hare

Met een vlot van woorden aan elkaar

begaf ik mij op weg naar haar

Maar alle woorden werden meegenomen

door onverwachte tegenstromen

 

Ik kon haar niet bereiken

Enkel naar haar kijken

Wat was zij mooi, wat was zij goed

mooier dan door dichters ooit bevroed

omgeven door een helder licht

Ik ben voor haar gezwicht

 

Ik wist toen van geen wijken

moest en zou haar eens bereiken

Een vlot ben ik gaan bouwen

van stammen, takken, touwen

Met een heel begrippenapparaat

naderde ik haar ongerepte staat

 

Ik bereik haar dacht ik even

maar ben ver weg gedreven

en weer aan mijn oever uitgekomen

meegevoerd door ongeziene stromen

Weer heb ik een poging ondernomen

om naar de overkant te komen

 

Ik ben gaan zwemmen liet mij drijven

poogde haar in beelden te beschrijven

maar alle woorden weken af

welke nuancering ik er ook aan gaf

Rustig zwemmend, zwijgend drijvend

hoopte ik haar oever te bereiken

 

Ik kon niet komen op het droge

Daar oever had een al te hoge

kant. Ik reikte toen naar haar

Maar ik was veel te zwaar

voor haar. In het water rustend

kon ik haar vluchtig kussen

 

Na een streling werd ik meegenomen

door onvoorziene onderstromen

Zonder haar te hebben meegenomen

ben ik weer aan deze zijde uitgekomen

Aan de andere zijde bleef zij staan

Door de stroom van het vergaan

 

Ik kon haar niet bereiken

Zij is nog van mij gescheiden

Mijn pogen heb ik niet gestaakt

Sinds zij mij heeft aangeraakt

weet ik van geen wijken

moet en zal haar eens bereiken

 

Mijn passie laat zich niet beperken

zal mij meer en meer versterken

opdat de stroom van het gebeuren

mij niet meer mee kan sleuren

Schoonheid heeft mijn hart gestolen

en dat toon ik onverholen

 

Als zij mij wenkt van de overzijde

zie ik uit naar andere tijden

Hoe ik haar dan zal bevrijden

en zij mij dan zal verblijden

Haar glimlach straalt mij tegemoet

Zij mooi is zo, zij is zo goed

 

In mijn verlangen gesterkt

heb ik een dichterlijk bouwwerk

voor de Schoonheid opgetrokken

maar zij is er niet ingetrokken

Zij wilde daar niet wonen

en bleef in haar onderkomen

 

En het hele woordenapparaat

liet zij staan in ongerepte staat

Zij wilde slechts vertoeven

op haar eigen verre oever

buiten in de open lucht

Ze is mij weer ontvlucht

 

Ik vormde toen een woordeloos gedicht

Het was gemaakt van louter licht

Ben van mijn oever naar de hare

in dat lichte bootje toen gevaren

Ik heb daar zachtjes aangemeerd

liet het scheepje even onbeheerd

 

Zij kwam van haar plaats vandaan

en is er voorzichtig in gegaan

In het lichte schip van licht

zag ik haar ware gezicht

van louter liefde en licht

 

* Met de overkant wordt het transcendente bedoeld, dat niet veranderd. De onvergankelijke Schoonheid die Plato beschrijft in Symposion, zie mijn artikel over dichten. Met de andere zijde wordt niet gene zijde in de zin van het dodenrijk bedoeld.

 

Pieter Huys, De verleiding van de heilige Antonius

 

Poëet en asceet                    2018 02 28

 

Roerloos alleen

zat een asceet

Hij trok zich stug

in stilte terug

 

Dat gaf meer vreugde

dan andere geneugten

Waar diepe stilte is

daar is geen droefenis

 

Hij zat daar alleen

Verlangen verdween

naar het scheen

in stilte alleen

 

De kluizenaar, Carel Willink

 

Hij was geen asceet

Hij was een poëet

En hij was alleen

Zijn geliefde verdween

 

Hij trok zich stug

in stilte terug

Een bevlogen poëet

werd gedwongen asceet

Zijn onvervuld verlangen

was niet in verzen te vangen

 

Waar het in de diepte

van zijn hart om ging

dat was vereniging

met zijn geliefde

die naar het scheen

bij hem verdween

 

Ongrijpbaar als een nimf

toonde zij zich in een glimp

die telkens om hem heen

weer even verscheen

Maar als een vlinder

verdween zij naar ginder

 

Niet wetend wat dit deed

bij de ascetische poëet

die leek gevangen

in mateloos verlangen

 

Zij fladderde om hem heen

maar liet hem toch alleen

Zij naderde geleidelijk

dikwijls verleidelijk

 

Liet zich soms verwarmen

en lag even in zijn armen

Dan was er even tijd

voor een moment van tederheid

 

In een moment van eeuwigheid

dat in ons wezen altijd blijft

verenigde zich tijd en eeuwigheid

die in ons wezen ons verblijdt

 

 

Goethe, Faust 1: Zijn leven is pas de moeite waard als hij een moment beleeft waarin hij eeuwig wil verweilen en verblijven en zijn leven wil voleindigen:

 

Und Schlag auf Schlag!
Werd ich zum Augenblicke sagen:
Verweile doch! du bist so schön!


Dann magst du mich in Fesseln schlagen,
Dann will ich gern zugrunde gehn!
Dann mag die Totenglocke schallen,


Dann bist du deines Dienstes frei,
Die Uhr mag stehn, der Zeiger fallen,
Es sei die Zeit für mich vorbei!

 

’Verweile doch! du bist so schön’: Faust meint: wenn er einen Moment erlebt, der so schön ist, dass er ihn für immer festhalten will - in dem Moment soll er dem Teufel gehören. Fürs Leben lernen kann man daraus, dass man sich an nichts und niemanden klammert - jeden Moment als ein Geschenk nimmt - und dieses Geschenk wieder gehen lässt. So wie die Stundenblumen*: jede Blume ist einzigartig, wunderschön - und nach einer Stunde vorbei. *in Momo von Michael Ende

Alles Vergängliche ist nur ein Gleichnis / Al het vergankelijke is slechts een gelijkenis

Das Unzulängliche hier wird’s Ereignis / Het ontoereikende wordt hier gebeurtenis

Das Unbeschreibliche hier ist‘s getan / Het onbeschrijflijke wordt hier gedaan

Das Ewig-Weibliche zieht uns hinan / Het eeuwig-vrouwelijke trekt ons aan [de liefde]

Goethe, Faust, slot

 

 

Gedichten in het stof                2018 02 03

 

In het stof in een hoek

bedekt door een doek

ligt een stapeltje gedichten

die tot niets verplichten

 

Opgeschreven om te delen

Grotendeels nog ongelezen

door andere plichten gedreven

zoals zorgen voor het eten

 

Wat in mijn dichterlijke ziel

allemaal te binnen viel

al die opgeschreven kreten

hoeft een ander niet te weten

 

Soms heeft het indruk gemaakt

mensen vaker diep geraakt

Het leek een beetje weggesleten

maar niet geheel vergeten

 

In het stof in een hoek

overdekt door een doek

ligt een stapeltje gedichten

die nergens toe verplichten 

 

 

Non-conformist                          2018 01 28

Een non-conformist

die het geldende geloof betwist

heeft zo zijn eigen kijk

Onaangepast en onafhankelijk

Door een ander niet geremd

vrij van geest en ongetemd

 

Ongrijpbaar als de wind

onstuimig als een kind

dat nog als onbedorven geldt

en dikwijls vragen stelt

 

Dat liefst voorbij wil gaan

aan opgelegde meningen

en groepsgewijze strevingen

als algemeen aanvaarde waan:

 

Een toonbeeld van kleingeestigheid

is vaak de zelf beleefde werkelijkheid

Men gelooft de eigen groepswaarheid

en voert met andere meningen strijd

 

De oude wijsheid wordt vermeden

Pseudowetenschap als geloof aanbeden

En al wat zweemt naar zweverigheid

geldt als een relict van een voorbije tijd

 

Men denkt het liefst in één dimensie

zonder enig zicht op transcendentie

Verstoken van een ruim bewustzijn

denkt men korzelig en klein

 

Tot transcenderen van gedachten

in een andere staat van zijn

is men zelden slechts bij machte

In het transcendent bewustzijn

openen zich onverwachte krachten

 

Zoals in het licht van de zon

mogelijk is wat eerder niet kon

een nieuwe lente langzaam opbloeit

een weelderig gewas onstuimig groeit

Zo komen slapende krachten tot leven

die naar het zonlicht omhoog streven

 

In een lichte wereld vol van vrede

wordt een ander geloof beleden

dat de oude waan doorbreekt

die zo onomstreden duidelijk leek

 

We geloven weer in wonderen

en horen het in Keulen donderen

We leven in een wereld van mysteries

waarin voor ons beduidend meer is

dan waar onze ogen kunnen kijken

en menselijke vermogens kunnen reiken

 

De wereld van het onbegrensde

onbegrijpelijke transcendente

waarin wij leven, bewegen en zijn*                          Handelingen van de apostelen 17:28

in een onuitputtelijk bewustzijn

 

Een non-conformistisch dier