Beter Onderwijs Nederland: Vonnis rechter in kwestie Engelstalig hoger onderwijs: bal ligt bij inspectie

Civis Mundi Digitaal #62

De rechter wil niet vooruitlopen op het rapport van de Onderwijsinspectie en spreekt zich niet uit over de wettigheid van volledig Engelstalige bacheloropleidingen. Maar de uitspraak schept een belangrijk precedent.

Gisteren heeft de rechter uitspraak gedaan (zie hier de tekst van het vonnis) in ons kort geding tegen de Universiteit Twente en de Universiteit Maastricht. Hoewel onze specifieke eis (namelijk een moratorium op verdere verengelsing van opleidingen) is afgewezen, wat wij natuurlijk jammer vinden, zijn wij toch verheugd over andere elementen van de uitspraak. De rechter heeft namelijk vele aanknopingspunten geboden waarmee verengelsing om oneigenlijke redenen in de toekomst kan worden bestreden. Onder meer de volgende:

  • BON is ontvankelijk verklaard in deze kwestie. Hoewel de advocaten van de tegenpartij uitgebreid hebben beargumenteerd waarom wij geen partij zouden zijn in deze zaak, is de rechter niet door deze argumenten overtuigd. Hiermee ligt de weg in de toekomst open (voor anderen of voor onszelf) om via de rechter handhaving van de wet af te dwingen. Artikel 1.3.5 en 7.2 van de Wet op het hoger onderwijs zijn hiermee springlevend gebleken, en niet de dode letter waar men ze voorheen soms voor hield.
  • Tijdens de zitting heeft de rechter de aandacht gevestigd op de gedragscodes van de universiteiten. Hieruit moet de noodzaak blijken van een andere taal dan het Nederlands als voertaal van opleidingen. De Onderwijsinspectie besloot nadat wij het kort geding hadden aangespannen, haar onderzoek naar de gedragscodes in versneld tempo uit te voeren. Voor het eind van het jaar is dit onderzoek afgerond. Hierop wil de rechter niet vooruitlopen: “De voorzieningenrechter zal zich daarom onthouden van een beoordeling van de vraag of de inhoud van de gedragscodes van UM en UT voldoen aan artikel 7.2 WHW.” Hiermee laat de rechter de kwestie of universiteiten op dit moment aan de wet voldoen uitdrukkelijk in het midden. De rechter zegt met deze uitspraak dus niet – zoals sommige media ten onrechte berichtten – dat de universiteiten met deze Engelstalige bachelors aan de wet voldoen en dat ze probleemloos op de ingeslagen weg voort kunnen. Nee, zij doet juist nadrukkelijk géén uitspraak over de wettigheid van deze opleidingen, omdat ze het onderzoek van de Onderwijsinspectie wil afwachten.
  • In 2.43 zegt de rechter: “[BON] heeft daarmee onvoldoende concreet gemaakt waarom UM en UT in redelijkheid niet zouden hebben kunnen besluiten om de bacheloropleiding Psychologie in het Engels aan te bieden. De voorzieningenrechter heeft dus voor die conclusie onvoldoende aanknopingspunten aangereikt gekregen.” Dit klinkt als een aanmoediging (aan BON of aan een andere partij) om in een volgende zaak meer van zulke aanknopingspunten aan te reiken (die er zeker zijn), waarna de rechter de huidige praktijk alsnog onwettig zou kunnen verklaren. Hiermee laat de rechter dus alle ruimte aan een eventuele volgende rechtszaak, zeker nadat de Onderwijsinspectie haar onderzoek heeft afgerond. Dit vergroot de druk op universiteiten en maakt het minder waarschijnlijk dat zij in de toekomst om ongeldige redenen het Nederlands uit opleidingen zullen verbannen.
  • Bovendien sluit de rechter het vonnis als volgt af: “Het bovenstaande laat onverlet dat uit bijvoorbeeld het onderzoek dat de Inspectie momenteel naar de gedragscodes en de internationalisering van het hoger onderwijs verricht, zal kunnen blijken dat UM, UT of andere Nederlandse universiteiten zonder aangetoonde noodzaak zijn overgegaan tot het aanbieden van Engelstalige opleidingen, naar aanleiding waarvan verdere actie nodig kan zijn. Dit valt echter buiten het bestek van deze procedure.” Hiermee benadrukt de rechter nog eens extra de mogelijkheid dat de huidige praktijk van de universiteiten niet aan de wet voldoet. De bal ligt nu bij de Onderwijsinspectie.

De minister en de Onderwijsinspectie hebben dus nog veel werk te verrichten, en BON zal deze werkzaamheden kritisch volgen en haar invloed hierbij doen gelden. Los van de vraag of er een volgende zaak dan wel een bodemprocedure komt (hierop is BON zich nog aan het beraden), verhoogt deze uitspraak de druk op de minister van OCW, op de Onderwijsinspectie en op de universiteiten en hogescholen om zich aan de wet te houden en om de positie van het Nederlands in het hoger onderwijs te versterken. De uitspraak zou voor de universiteiten weleens een pyrrusoverwinning kunnen blijken, en een echte overwinning voor goed Nederlandstalig hoger onderwijs. Dit vonnis schept een mooi precedent en heeft duidelijk gemaakt dat de weg naar de rechter in dergelijke kwesties openligt. In die zin is deze rechtszaak een belangrijk succes geweest.