Civis Mundi Digitaal #62
Bespreking van: Puck van der Land, De Commune van Rotterdam. Het failliet van de vrije liefde. Uitgeverij Aspekt, Soesterberg, 2016.
Inleiding (red.)
Herinnert u zich nog de commune van Rotterdam, en haar linkse idealen? In dit boek wordt van het in de praktijk brengen ervan feitelijk verslag gedaan, evenals van de diepe teleurstellingen als resultante ervan. Het is goed dat daarvan nog eens een uit het leven gegrepen beeld geschetst wordt, te meer omdat toen al teruggegrepen werd op wat nu als cultuurmarxisme zo sterk de aandacht trekt.
K.E.N. als ontstaansbeweging en de SP als afsplitsing
In november 2016 verscheen bij de uitgeverij Aspekt, het boek De Commune van Rotterdam, met als ondertitel het failliet van de vrije liefde, geschreven door Puck van der Land, die zelf actief deel uitmaakte van deze commune.
De Commune, bestaande uit verschillende woongroepen en kindercollectieven, zowel in als buiten Rotterdam, was eind 1980 ontstaan vanuit de toenmalige politieke beweging, de K.E.N. ml, in Rotterdam vooral bekend vanwege haar prominente rol tijdens de havenstaking van 1970 en later de S.P. die daarvan een afsplitsing was. In de eerste 100 pagina’s van het hier besproken boek wordt de ontstaansgeschiedenis daarvan beschreven.
Na het ontluisterende resultaat van deze marxistisch geïnspireerde politieke beweging bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer, kwam er intern een discussie van de grond waarbij afgestapt werd van de traditionele aandacht voor de klassenstrijd op het terrein van wat marxisten noemen, de onderbouw.
Van onderbouw naar bovenbouw als strijdtoneel
Er werd afstand genomen van de traditionele economische strijd voor de belangen van de arbeidersklasse. De ontwikkelingen in de Sovjet-Unie en Oost-Europa, leerden dat de socialistische samenleving die men vorm had gegeven, niets meer was dan een nieuwe vorm van staatskapitalisme. Er was een nieuwe heersende klasse ontstaan. Een maatschappij, niet gebaseerd op uitbuiting en onderdrukking, en waar niet egoïsme en eigenbelang voorop zouden staan, maar gelijkheid, solidariteit en altruïsme, kwam blijkbaar niet zomaar tot stand in een socialistische samenleving. De Culturele revolutie in China leerde dat dit niet voldoende was. Er diende bovenal een verandering in de bovenbouw, de cultuur, het onderwijs en de wetenschap tot stand gebracht te worden.
Maar na een aantal bezoeken van de leiding van de KEN aan China werd al snel duidelijk, dat de situatie van China een geheel andere was dan die van een hoogontwikkelde kapitalistische maatschappij als de onze. Vandaar dat de aandacht zich volledig richtte op de wijze waarop de socialisatie en psychische ontwikkeling van mensen in onze maatschappij plaats vond. De aandacht werd dan ook volledig verlegd naar radicaal andere ideeën en opvattingen over met name relaties tussen volwassenen en opvoeding van kinderen. Niet gebaseerd op bezitsverhoudingen en traditionele rolpatronen.
Cultuurmarxisme als feitelijke grondslag
Daarbij ging het niet alleen om het uitdragen van die nieuwe ideeën maar ook en vooral om die in de praktijk uit te proberen. De commune van Rotterdam werd dan ook een experiment om aan de hand van de praktijk ervaringen op te doen, die als voorbeeld zouden kunnen dienen om op deze en allerlei andere terreinen van de bovenbouw radicale maatschappelijke veranderingen door te voeren. Om die reden gingen persoonlijke relaties volledig op de schop, huwelijken werden ontbonden en alle leden zouden zich moeten richten op het ontwikkelen van vrije liefdesrelaties. Kinderen zouden in een meer collectief verband moeten worden opgevoed. Essentieel voor de leden van de commune was dat hun kinderen voortaan in collectief verband werden opgevoed door de groep van ouders en meeouders in een daarvoor speciaal voor hen ingericht Kinderhuis, om zo de “burgerlijke rolpatronen” van de ouders te doorbreken en niet over te dragen op de kinderen.
Het opheffen van de gezinnen en vaste relaties vroeg ook om een voorziening waar gegeten en vergaderd kon worden: er kwam een “eethuis” dat de spil werd van het nieuwe “gemeenschapsleven”. Dat een en ander niet succesvol verliep verklaart de ondertitel.
De ideologie van de commune was enerzijds gebaseerd op het werk van Marx en Engels, in het bijzonder de tekst van Engels “Over de oorsprong van het gezin, de particuliere huishouding en opvoeding”, en anderzijds op de ideologie van Antonio Gramsci waar in dit boek echter niet naar wordt verwezen.
Persoonlijke ervaringen
De schrijfster bespreekt al deze ontwikkelingen aan de hand van haar persoonlijke ervaringen en geeft een heel concreet en boeiend beeld van hoe individuen en persoonlijke relaties voortdurend onder druk stonden door de nadrukkelijke moraal dat alles collectief moest gebeuren. Daarbij komt sterk het beeld naar voren dat er geen afstand is gedaan van het democratisch centralistische organisatie model dat voorheen in de marxistische beweging werd gehanteerd. In de praktijk betekende dat er in feite al gauw sprake is van een sterke hiërarchie en weinig inspraak van de deelnemers. Afwijkend gedrag of meningen werden op zeer geraffineerde wijze gecorrigeerd. De schrijfster geeft daarvan tal van voorbeelden, waarbij zij zelf het onderwerp van discussie en vernederingen is, dat bij de lezer de vraag oproept, hoe het mogelijk is dat de schrijfster dat allemaal heeft gepikt. Voor de lezer is het vaak onbegrijpelijk hoe schrijfster in de praktijk omging met haar idealen en de werkelijkheid, die veelal benauwend en bedreigend was. Daardoor is het in feite een verhaal over een afgesloten naar binnen gekeerde sekte en wat dat met de psyché van een mens doet.
Tijdsdocument van linkse splinters
Maar het boek vertelt veel meer: In zeker opzicht is dit manuscript ook een tijdsdocument over linkse splintergroepen en de vrouwenbeweging in Rotterdam in de jaren 70 en 80. De koers van de commune van vrije seksuele relaties tussen volwassenen was bepaald niet uniek, ook in de homobeweging werd gewerkt aan persoonlijke bevrijding, de vrijmoedige seksuele opvoeding van de kinderen trok de aandacht van zowel de pedofielenvereniging Martijn als van de Rotterdamse politie en justitie. De grenzen tussen wat vrije opvoeding was en waar een club als Martijn duidelijk over de schreef ging, waren niet duidelijk. Men worstelde bij de overheid om daar vat op te krijgen. Een anoniem telefoontje dat de commune belasterde, was voor justitie en politie aanleiding om een grootscheepse inval te organiseren die diep ingreep in het leven van de commune leden en hun kinderen. Rapporten van het Sophia kinderziekenhuis en geraadpleegde deskundigen werden door justitie echter terzijde gelegd. Uiteindelijk bleek de hele “bewijsvoering” gebaseerd op leugens van de anonieme getuigen en verdraaiingen, voornamelijk als gevolg van de tunnelvisie van de rechercheurs. De zaak werd vervolgens geseponeerd. Uiteindelijk werd de Commune van Rotterdam in februari 1990 opgeheven.
De schrijfstijl maakt dat het boek gemakkelijk te lezen is, maar de situaties die aan de orde komen zijn niet zomaar te begrijpen. Daarom is het ook een dik boek geworden, dat van de lezer oplettendheid vraagt om de complexiteit van de grote groep met talloze deelnemers, te kunnen volgen.
Politiek correct gedrag zonder inhoudelijke discussie als actueel cultuurmarxisme
Jammer is dat bij het uitkomen van het boek, nog geen link kon worden gelegd met de nu lopende discussie over het “cultuurmarxisme”, want dat is in feite wat dit boek beschrijft: de omvorming van het traditionele gezinssysteem in een collectief samenlevingsverband; de wens om de persoonlijke identiteit om te vormen tot een groepsidentiteit die bij voorkeur “gender neutraal” zou moeten zijn. Toentertijd werd dit het streven naar androgynie genoemd.
Ook wordt heel duidelijk dat het corrigeren van personen in het groepsproces uiteindelijk leidt tot aanpassing en politiek correct gedrag zoals dat momenteel soms zichtbaar is in de mainstream media. Wat de discussie over cultuurmarxisme duidelijk maakt is dat genoemde aanpassing en politiek correct gedrag niet alleen plaats vindt bij duidelijk afgebakende groepen of sekten, zoals genoemde commune, maar ook en vooral in tal van sectoren van onderwijs, cultuur en media. Daar treedt dezelfde mechanismen op, waarbij afwijkende meningen direct worden gelabeld zonder dat er sprake is van een inhoudelijke discussie of op feiten gebaseerd onderzoek met als gevolg, aanpassing en politiek correct gedrag .
Het belang van dit boek zit in de concrete beschrijving van waar en hoe marxistische ideeën in de persoonlijke sfeer, in de bovenbouw dus, doorgevoerd kunnen worden, zonder dat mensen er een duidelijk besef van hebben. En tot wat voor gevolgen dit kan leiden.
Het is een bij tijd en wijle ongelofelijk en afschuwelijk verhaal. Een waarschuwing ook voor mensen die nu nog geloven in de ideologie van een linkse heilstaat. In plaats van Marx lijkt me Spinoza een verstandiger keuze als inspiratiebron.
* Mr. Drs. G.J. Tabbers studeerde economie en rechten, en was werkzaam als advocaat.