Trump and a post-truth world

Civis Mundi Digitaal #63

door Toon van Eijk

Bespreking van: Ken Wilber, Trump and a post-truth world. Shambala Publications, 2017.

De Amerikaanse filosoof Ken Wilber heeft in 2017, drie maanden na de inauguratie van Donald Trump, een interessant boekje geschreven over de maatschappelijke situatie in de VS die tot de verkiezing van Trump kon leiden. Het boekje is geen wetenschappelijke studie (het bevat bijvoorbeeld geen literatuurverwijzingen) maar is wel gebaseerd op eerdere grondige publicaties van Wilber.[1] Het enigszins pamfletachtige karakter resulteert in iets te veel herhalingen, maar desalniettemin is het een belangrijke bijdrage aan de analyse van Trump’s verkiezing tot president van de VS.

 

Stadia van maatschappelijk-culturele en persoonlijke evolutie

 

Wilber onderscheidt verscheidene stadia of niveaus van maatschappelijk-culturele en persoonlijke ontwikkeling of evolutie. In onderstaande tabel heb ik getracht de belangrijkste kenmerken van deze stadia schematisch weer te geven. Deze tabel komt niet bij Wilber voor, maar heb ik samengesteld aan de hand van de tekst in zijn publicatie.

 

Stages or levels of societal (cultural) and personal growth and development (evolution)

Red

Amber

Orange

Green

Extreme green

Turquoise

‘warrior’ cultures

traditional

modern

postmodern

extreme postmodern

integral

- egocentric

- 1st-person perspective

- selfish

- ‘me’

- ethnocentric

- 2nd-person perspective

- local

- ‘us’

- worldcentric

- 3rd-person perspective

- global

- ‘all-of-us’

- worldcentric

- ‘all-of-us’

- worldcentric

- ‘all-of-us’

 

- kosmocentric, truly integral

- ‘all of reality’ or ‘cosmic consciousness’

tribal magic-mythic  

mythic-literal

- fundamentalist religious beliefs  

- ‘evangelicals’ 

rational

- post-religious

- post-mythic

post-rational

post-truth

- ‘there is no truth’

higher-level wholeness

- ‘2nd tier’ 

- recognition of ‘growth holarchies’ and ‘holons’

 

60% of USA population*

10-15%**

20-25%

 

5%

- self-serving

- narcissistic

 

- conformist

- absolutistic

- tendency toward racism and sexism

- highly patriotic

- reason

- scientific materialism

- merit

- profit

- progress

- pluralistic

- relativistic

- individualistic

- self-actualization

- multicultural

runaway relativism:

- nihilism

- narcissism

- radical equality

- extreme political correctness

just-emerging

- systemic

- self-transforming

 

 

 

 

- dominant mythic belief systems

- less common ‘esoteric’ or inner teachings that focus on changing states of consciousness

- objectivism

- individualism

 

 

- three ‘true but partial’ concepts:

- contextualism 

- constructivism

- aperspectivism 

- these concepts need to be transcended and included in a higher stage of evolution

- deconstructive ‘aperspectival madness’:

- no judging or ranking

- is self-contradictory

- results into worldwide regression to earlier stages 

- ‘order out of chaos’

- a comprehensive knowledge quest demands the inclusion of all developmental worldviews

- co-create your world from the highest level of development that you can reach

* 60% of the USA population has this as a central identity (or a lower stage) and 70% of the world’s population.

** Wilber says that most Americans reach the capacity to at least think from the orange stage, even if their center of gravity remains at one of the earlier stages (p.20). This 10-15% is not mentioned in Wilber’s text, but I calculated it from the other given percentages.

 

Wilber onderscheidt bijvoorbeeld een traditioneel, modern en postmodern stadium in zowel de maatschappelijke ontwikkeling als in het persoonlijke leven van ieder individu. Hij duidt de verschillende stadia ook aan met kleuren.[2] De kenmerken van deze stadia zullen hieronder verduidelijkt worden. Nu volgen een aantal cruciale opmerkingen van Wilber met daaronder mijn commentaar.

 

1. “Evolutionary biologists in general tend to deny any sort of directedness or telic drives to evolution, seeing all of it as a random series of events and a blind natural selection. But this view is just a holdover from the reductionistic scientific materialism of the nineteenth century. It overlooks more current scientific concepts, starting with Ilya Prigogine’s Nobel Prize-winning discoveries, that even insentient material systems have an inherent drive to self-organization. When physical systems get pushed ‘far from equilibrium,’ they escape this chaos by leaping into a higher-level state of organized order - as when water that is chaotically rushing down the drain suddenly leaps into a perfect downward-swirling whirlpool - referred to simply as ‘order out of chaos’.” (Wilber 2017: p.10).

 

Wilber veronderstelt de aanwezigheid van een inherent vermogen tot zelforganisatie in de gehele natuur, zowel in materiële, anorganische fysieke systemen als in levende organische systemen. Alle systemen neigen tot ‘order out of chaos’. De plotselinge overgangen naar een hoger stadium van georganiseerde orde vinden plaats bij zogenaamde ‘kantelpunten’. Dit inherent vermogen tot zelforganisatie omschrijft Spinoza als conatus, een immanent ontologisch principe. Het belang van afstemming op de conatus of de ‘Rede’ of de ‘Natuurwet’ staat bij Spinoza centraal.[3]

 

2. Each stage ‘transcends but includes’ its predecessor, each stage brings forth new and emergent truths but also embraces previous truths (p.14). Evolution has a self-organizing drive of ‘transcend and include’ or ‘differentiate and integrate’ (p.52, 99). Wilber speaks of ‘holarchies’ or growth hierarchies (nested hierarchies). The sequence of evolutionary leaps in the table above - from egocentric to ethnocentric to worldcentric to integral - is a type of growth holarchy (p.64). Each higher level is more inclusive, more embracing and more conscious. Each level ‘transcends and includes’ its predecessor. Arthur Koestler speaks of a ‘holon’ or ‘whole/part’, a whole that is also a part of a larger, next-higher whole (p.64). The inherent drive in the universe - as well as the inherent drive in human beings - is the construction of ever-higher, more integrated wholes, the drive toward ‘order out of chaos’ (p.64/5).

 

Koestler benadrukt de betrekkelijkheid en dubbelzinnigheid van de termen deel en geheel en introduceert het begrip holon: een geheel dat ook deel van een groter geheel is.[4] Het begrip holon en het geassocieerde ‘transcenderen en omvatten’ van eerdere stadia komen ook ter sprake in Van Eijk 2017.[5]

 

De verschillende stadia die Wilber in bovenstaande tabel onderscheidt - van rood (egocentrisch) naar amber (traditioneel: etnocentrisch) naar oranje (modern: wereldcentrisch) naar groen (postmodern: wereldcentrisch) naar turquoise (integraal: kosmocentrisch) - worden steeds omvattender. In het rode, tribaal magisch-mythische stadium staat het ‘ik’ centraal, terwijl in het amber, mythisch-letterlijke stadium het ‘wij’ centraal staat.  In het amberkleurige etnocentrische stadium impliceert de centrale positie van het ‘wij’ ook onvermijdelijk een ‘us-versus-them’ houding, een buitensluiten of afstand nemen van ‘anderen’. Volgens Wilber behoort zo’n 60% van de Amerikaanse bevolking en 70% van de wereldbevolking tot dit stadium. Trump’s slogan ‘make America great again’ is karakteristiek voor dit ontwikkelingsstadium. Het amber traditionele stadium wordt tevens gekenmerkt door een dominant mythisch geloofssysteem: fundamentalistische religieuze overtuigingen, zoals gebruikelijk bij de conformistische, absolutistische evangelicals, zijn gangbaar.

 

In het oranje, moderne, rationele en wereldcentrische stadium staat het ‘all-of-us’ centraal. Dit stadium wordt gekenmerkt door een globale, post-religieuze focus. Het daaropvolgende groene, postmoderne, post-rationele stadium is relativistisch, pluralistisch en individualistisch van aard. Volgens Wilber verkeert zo’n 20-25% van de Amerikaanse bevolking in dit ontwikkelingsstadium. Het postmodernisme wordt volgens Wilber gekenmerkt door drie ‘true but partial’ concepten: het contextualisme, het constructivisme en het ‘a-perspectivisme’. Deze ‘ware maar tegelijkertijd partiële’ concepten zijn een belangrijke verworvenheid van het postmodernisme, het zijn essentiële onderdelen van een gezonde evolutionaire ontwikkeling, maar ze dienen niet overdreven te worden (hetgeen in het extreem groene, ‘post-truth’ stadium geschiedt). Het contextualisme houdt in dat er geen universele waarheden zijn: alle waarheid is context afhankelijk. Het constructivisme houdt in dat alle waarheid ‘geconstrueerd’ wordt door individuen, maar meestal in samenspraak met anderen (co-constructie). Het a-perspectivisme houdt in dat er geen ahistorische, vooraf-gegeven, geprivilegieerde perspectieven zijn.[6] Deze drie ‘ware-maar-partiële’ concepten dienen volgens Wilber getranscendeerd en ingebed te worden in een hoger stadium van evolutie, i.c., het integrale stadium.

 

Momenteel woedt er volgens Wilber een cultuur-oorlog of waarden-oorlog in de VS tussen aanhangers van het traditionele, moderne en postmoderne stadium. Ieder hoger stadium van evolutie omvat meer perspectieven, meer waarheid en meer feiten, volgens Wilber. In die zin bevat het groene, postmoderne stadium meer waarheid dan het oranje, moderne stadium. Het groene postmoderne stadium is echter doorgeslagen in een extreem groen, extreem postmodern, ‘post-truth’ stadium. Er is sprake van een op hol geslagen relativisme, dat in nihilisme, narcisme, radicale (uiterlijke) gelijkheid en een extreme politieke correctheid heeft geresulteerd. Wilber schrijft dat er in het extreem postmoderne stadium sprake is van een deconstructieve aperspectival madness, een doorgeslagen a-perspectieve idioterie, een ontregelende absurditeit die gekenmerkt wordt door een overdreven houding van vooral ‘niet oordelen en niet rangschikken’. Aangezien in het extreem postmoderne stadium het adagium geldt ‘er is geen waarheid’, vallen alle hiërarchieën of rangordes weg en kan er geen sprake meer zijn van ‘hogere’, waardevollere, meer omvattende of meer geïntegreerde stadia van evolutionaire ontwikkeling. Het extreme relativisme in dit ontwikkelingsstadium maakt echter dat het extreme postmodernisme zichzelf tegenspreekt: ook dit stadium zelf is dan relatief en betrekkelijk en kan geen aanspraak maken op (haar eigen) waarheid. Bovendien zullen we hieronder zien dat de aperspectival madness van het extreme postmodernisme in een wereldwijde regressie naar eerdere ontwikkelingsstadia heeft geresulteerd.

 

3. Wilber describes the culture of post-truth in the extreme postmodernism as a “blanket, background, morphogenetic, leading-edge field” (p.9). According to Wilber, Trump rode to a victory on a powerful anti-green morphic field (p.50). “Trump is being driven not only by his red egocentric narcissism, not only by his amber ethnocentrism (especially noticeable), and not only by his occasional orange worldcentrism, but always also by this overarching morphogenetic anti-green field” (p.53). In the context of cultural evolution Wilber speaks of ‘self-correcting’ evolutionary realignments driven by a deeper morphic field (p.4). The current ‘anti-green’ atmosphere is due to evolution’s self-correcting capacity trying to repair the damage caused by extreme green (p.44).

 

Wilber claimt dat het extreme postmodernisme veel schade heeft aangericht door zijn aperspectival madness, dat in een post-truth cultuur van fake news en alternative facts heeft geresulteerd. Het zelfcorrigerende vermogen van de culturele evolutie (zie paragraaf 1) resulteerde daarop in een algemene anti-groen atmosfeer, die Wilber omschrijft als een soort ‘morfogenetisch veld’ dat alle eerdere ontwikkelingsstadia doordringt. De term ‘morfogenetisch veld’ is afkomstig van Rupert Sheldrake.[7] Het doorgeslagen ‘er is geen waarheid’ aspect van het extreme postmodernisme heeft ook het gematigde groene postmodernisme aangetast, waardoor het niet langer als een leading-edge kon functioneren. Wanneer er überhaupt geen waarheid meer is, kan er ook geen kompas of evolutionaire richting meer zijn en verliest het gematigde postmodernisme zijn rol als richtinggevend kader. Regressie naar overdreven patriotisme, etnocentrisme, politiek populisme en religieus fundamentalisme was het gevolg, niet alleen in de VS maar wereldwijd.

 

4. Wilber says that a higher development, such as green values or beliefs, emerged evolutionarily. “It is not true that lack of green = presence of oppression; it is that lack of green = lack of development” (p.62). According to Wilber green confuses necessary differentiation with oppression (p.86).

 

Volgens veel gematigde groene postmodernisten is het ontbreken van postmoderne waarden in de moderne en traditionele ontwikkelingsstadia te wijten aan een onderdrukking van deze postmoderne waarden door machthebbers in de moderne en traditionele segmenten van de samenleving. Wilber zegt dat dit een foutieve conclusie is en dat het ontbreken van postmoderne waarden eenvoudigweg een gebrek aan evolutionaire ontwikkeling weerspiegelt. Wanneer individuen in de eerdere evolutionaire stadia een verdere ontwikkeling doormaken, komen postmoderne waarden vanzelf tot ontwikkeling. Men moet de noodzakelijke verdere individuele groei en ontwikkeling, en de daaruit volgende differentiëring in maatschappelijk-culturele ontwikkelingsstadia, niet verwarren met onderdrukking.

 

5. The American philosopher Charles Peirce speaks of ‘nature’s habits’ instead of ‘nature’s laws’. There may be no eternal, never-changing laws of the universe, but “repetition of regular patterns that have become habitual” does occur (p.94). Wilber speaks of recurring, regularly repeating patterns or habits of reality, which are ‘intrinsic features’ that can ground truth in the different realms of existence (such as the human, biological, physical realm, etc.) (p.95). An example of an ‘intrinsic feature’ of the real world are growth holarchies (p.101). Growth holarchies are the morphogenetic background of increasing interior growth and development (p.103). The recognition of holarchies is an intrinsic feature of the 2nd-tier integral stage (p.127).

 

Volgens Wilber zijn groei holarchies (zie paragraaf 2) een intrinsiek kenmerk van de wereld. Dit betekent eenvoudigweg dat ieder hoger ontwikkelingsstadium eerdere stadia transcendeert en omvat. Ieder ontwikkelingsstadium is een holon. De (h)erkenning van holarchies en holons is een intrinsiek kenmerk van het laatste ontwikkelingsstadium in bovenstaande tabel: het turquoise integrale stadium. Wilber noemt dit integrale stadium een 2nd-tier stadium, omdat het alle eerdere stadia (die hij 1st-tier stadia noemt) transcendeert en omvat. In het integrale stadium wordt de aperspectival madness van het voorafgaande extreme postmodernisme getransformeerd tot een onderscheidende wijsheid: de noodzakelijkheid en het belang van de eerdere ontwikkelingsstadia wordt onderkend en gewaardeerd. Volgens Wilber behoort momenteel slechts ongeveer 5% van de Amerikaanse bevolking tot dit opkomende integrale ontwikkelingsstadium.

 

Het integrale ontwikkelingsstadium wordt vooral gekenmerkt door een omvattend streven naar kennis, door een zoektocht naar kennis die alle bestaande evolutionaire wereldbeelden insluit. Het postmoderne contextualisme, het constructivisme en het ‘a-perspectivisme’ worden omarmd, maar in gematigde vorm. Elk individu co-creëert zijn/haar wereld of werkelijkheid, maar doet dit vanuit het hoogste ontwikkelingsstadium dat men kan bereiken. Op deze manier ontstaat de meeste kans op order out of chaos. Wilber karakteriseert het integrale ontwikkelingsstadium als ‘kosmocentrisch’ omdat het ‘all of reality’ omvat. Deze werkelijkheid omvat niet alleen de mensen, maar ook bijvoorbeeld dieren en planten.

 

6. Wilber says that any attempts at effective ‘social engineering’ need to take growth holarchies into account (p.65). The cure is to move development forward, “not to criminalize earlier stages” (p.69). The so-called ‘basket of deplorables’ (Hillary Clinton’s words) or the people at the premodern, amber, ethnocentric stage of development, are uncomfortable with modern and postmodern (orange and green) worldcentric values, simply because “they do not (and cannot) see them [yet] in the first place” (p.69). Although culture’s center of gravity has moved upward over the millennia, “everybody today is still born at square one … and thus even worldcentric cultures everywhere continue to possess individuals at, for example, deeply ethnocentric stages of development” (p.73). Green has no understanding of, or ignores, these interior realities. “The mind has to grow and develop its capacity to identify with larger and larger and larger wholes” (from an identity with just ‘me’, to ‘us’, to ‘all of us’, to ‘all of reality’) (p.76).

 

Hoewel social engineering vaak (terecht) een negatieve bijklank heeft, draaien het individuele leven en het maatschappelijke ontwikkelingsproces uiteindelijk wel om het doorlopen van de verschillende ontwikkelingsstadia in de bovenstaande tabel. Hierbij is het belangrijk om eerdere ontwikkelingsstadia niet te criminaliseren of belachelijk te maken. Mensen in bijvoorbeeld het traditionele ontwikkelingsstadium kunnen de moderne en postmoderne waarden eenvoudigweg nog niet onderscheiden. Elk individu start bij zijn geboorte in het rode egocentrische ontwikkelingsstadium en velen van ons komen niet voorbij het traditionele etnocentrische ontwikkelingsstadium. De culturele en politieke elites in het postmoderne wereldcentrische ontwikkelingsstadium hebben het cruciale belang van innerlijke groei niet onderkend of gewoonweg verwaarloosd.

 

7. Says Wilber: “Green has a correct (and very high) goal of all-inclusiveness, but it doesn’t have a single path that actually works to get us there, nor can it truly address the real barriers to its fervently desired ideals” (p.82). The actual path is interior growth in consciousness and culture (p.109). According to Wilber there are “literally hundreds of growth techniques, exercises, and practices demonstrated to accelerate interior growth and evolution” (p.104).

 

Wilber benadrukt hier terecht dat het uiteindelijk gaat om het bewandelen van een concreet en effectief pad van bewustzijnsontwikkeling. Het grote belang van individuele en collectieve bewustzijnsontwikkeling heb ik al in eerdere bijdragen in Civis Mundi onderbouwd: zie bijvoorbeeld het artikel Nationale identiteit en wereldburgerschap. Wat te doen? in Civis Mundi digitaal # 45.[8] In dit artikel komen belangwekkende opmerkingen van Wim Couwenberg, Bas Heijne, Eelco Runia, Richard Rorty, Kees Vuyk, Frank Koerselman en vele andere ter sprake, die vervolgens door mij in de wijdere context van individuele en collectieve bewustzijnsontwikkeling geplaatst worden. Zo zegt Vuyk dat ‘woede uit miskenning’ een belangrijk aspect is van de kloof tussen de ‘boze burger’ en de intelligentsia.  Ook Koerselman zegt dat de ‘boze witte man’ in de huidige samenleving zich minderwaardig voelt. De volgende paragraaf stamt uit het hierboven vermelde artikel.

 

Koerselman schrijft: “Hoe meer ik vermoed dat die ander mij dwarszit om mij te vernederen, hoe meer ik gekrenkt ben.” In de psychiatrie spreekt men dan van ‘de narcistische krenking of boosheid’. Naast deze disproportionele boosheid speelt er echter nog iets anders mee bij de zogenaamde tweedeling tussen ‘elite en volk’. Koerselman wijst hierbij op een curieus taboe: “mensen zijn helemaal niet gelijk. De helft van de mensen heeft nou eenmaal per definitie een IQ van onder de honderd.” Ondanks de opwaartse sociale mobiliteit zal er altijd een grote groep zijn “die gewoon minder begaafd is. Het lijkt wel of dat niet gezegd mag worden.” In de westerse liberale samenleving wordt ieder geacht om voor zichzelf te kunnen zorgen. Maar zelfs als sociaal onrecht, ongelijke kansen en pech worden weggenomen “blijft er nog altijd een grote groep over die het gewoon nooit zal kunnen. Die mensen voelen dat zelf natuurlijk ook.” Deze groep vergelijkt zich met anderen en voelt zich achtergesteld. Juist de heersende ideologie - iedereen kan alles bereiken, als hij zijn best maar doet - “is vernederend voor wie dat niet kan - en dat maakt heel boos.”

 

Ook Wilber verwijst regelmatig naar de grote groep van boze Amerikaanse burgers die, vaak tegen hun economische eigenbelang in, op Trump gestemd hebben. Hillary Clinton’s spreken over een basket of deplorables heeft zeker bijgedragen aan de ‘woede uit miskenning’ maar ook de intellectuele en economische ongelijkheid tussen mensen speelt een belangrijke rol. In het boven vermelde artikel uit 2017 schrijf ik dat het verantwoordelijkheid nemen van de hoogopgeleiden voor de minderbedeelden noodzakelijk is om een vreedzame samenleving te vestigen. “Mededogen en vriendelijkheid, compassie met de (toevallig) lichamelijk en mentaal minderbedeelden, is nodig. Dit vereist spirituele ontwikkeling”. Ook schrijf ik dat het paradoxale vestigen van een sterke nationale identiteit (amber) in de context van waarlijk wereldburgerschap (oranje en groen) vraagt om bewustzijnsontwikkeling.

 

8. Interior stages of consciousness development are essential (p.21). Exteriors such as economic factors, technological currents, political factions and geographical realities can and do play a contributing role as oppressive forces (p.73/4).

 

Hoewel Wilber zegt dat bewustzijnsontwikkeling essentieel is, ontkent hij niet dat externe of uitwendige economische, technologische, politieke en geografische factoren een onderdrukkende rol kunnen spelen in het individuele en maatschappelijke ontwikkelingsproces. Maar uiteindelijk vindt ook hij dat interne bewustzijnsontwikkeling doorslaggevend is.

 

9. Wilber maintains that there are very real worlds of red realities or facts, amber realities or facts, etc. Each level of being and awareness has a different context and a different co-construction of facts (p.31). There are different but real facts at each level. Wilber speaks of the delicacy of deciding what ‘fake news’ is in a holarchical world of developmental levels where higher level truths simply cannot be seen by lower levels. “How could a green news agency accurately report turquoise truths?” (p.101). Turquoise just sees more than green.

 

Wilber zegt dat op verschillende niveaus van bewustzijn verschillende, voor de betreffende personen daadwerkelijk echte, feiten bestaan. De Indiase filosoof Maharishi Mahesh Yogi zei altijd dat kennis is gestructureerd in bewustzijn. Dit gegeven maakt het moeilijk om te beslissen wat fake news is. Op lagere niveaus van bewustzijnsontwikkeling kan men eenvoudigweg de waarheden van hogere niveaus nog niet inzien of onderkennen. Op verschillende niveaus van bewustzijnsontwikkeling worden verschillende werkelijkheden waargenomen en ervaren.

 

10. Green itself is an actual stage of development, a worldview or a paradigm and paradigms are “notoriously hard to get rid of” (p.130). Wilber paraphrases Max Planck: ‘Old paradigms die when the believers in old paradigms die’ or in his own words: ‘The knowledge quest proceeds funeral by funeral’ (p.131).

 

Wilber zegt dat ontwikkelingsstadia en de daarmee samenhangende wereldbeelden of paradigma’s moeilijk te veranderen zijn. Laten we hopen dat de overgang van het groene postmoderne ontwikkelingsstadium naar het turquoise integrale ontwikkelingsstadium soepeler verloopt dan Max Planck aangeeft.

 

11. Wilber writes: “When around 10 percent of the population reaches the same level as that of the leading-edge itself, then there is something of a ‘tipping point’ reached, and the generic qualities of the leading-edge tend to seep into or permeate the entire culture. We already have around 5 percent that is already at integral, and it might reach 10 percent within a decade or two. At that time, there would be a transformative shift in the interior domains the likes of which humanity has never, but never, seen” (p.135).

 

Kantelpunten zijn al eerder ter sprake gekomen in paragraaf 1. Ik weet niet waarop Wilber’s getal van 10% van de bevolking gebaseerd is en hoe snel dit percentage bereikt kan worden. Wanneer de integrale leading-edge daadwerkelijk 10% van de bevolking omvat, kunnen opzienbarende maatschappelijke transformaties naar mijn gevoel inderdaad verwacht worden.

 

De laatste twee pagina’s van Wilber’s boekje zijn in mijn (Nederlandse) ogen helaas te bombastisch, te pretentieus geformuleerd (maar Wilber is tenslotte een Amerikaan). Ik vrees dat deze twee pagina’s niet of moeilijk te begrijpen zijn voor mensen zonder grondige kennis van, en vooral persoonlijke ervaring met, het integrale ontwikkelingsstadium. Desalniettemin is Wilber’s publicatie een aanrader.

 

 

Brengt religie meer vrede of meer oorlog?

Tenslotte wil ik graag verwijzen naar een artikel van Wim Couwenberg in Civis Mundi Digitaal #60 over de vraag of religie meer vrede of meer oorlog brengt.[9] In dit artikel spreekt ook Couwenberg over de premoderniteit, moderniteit en postmoderniteit. Couwenberg schrijft:

 

“Wat mij telkens weer opvalt, is dat die antireligieuze atheïsten [zoals de filosofen Floris van den Berg en Paul Cliteur en de bekende neodarwinist Richard Dawkins] als authentieke of-of denkers religie plegen te vereenzelvigen met de religieuze orthodoxie in de grote wereldgodsdiensten, zoals de joodse en christelijke religies, en de islam. Die zijn alle ontstaan in een premodern geestesklimaat en in hun religieuze opvattingen en uitingen in vergaande mate getekend door het daar heersende mythologische wereldbeeld. Dat conflict woedt tot in onze tijd voort in de strijd tussen orthodoxe en fundamentalistische richtingen die zich moeilijk kunnen losmaken uit het religieuze geestesklimaat van de premoderniteit en vrijzinnige stromingen die daarentegen streven naar een adequate aanpassing van het religieus bewustzijn aan het sterk veranderde wereldbeeld en geestesklimaat van de moderniteit … Het grote manco van emancipatieprocessen tot nu toe is … geweest dat zij succesvol geweest zijn in hun streven naar uiterlijke vrijmaking van repressieve structuren (negatieve vrijheid), maar veel minder in de ontwikkeling van autonome, zichzelf bepalende burgers, zoals verondersteld in het mensbeeld van de moderniteit … We zijn vrij van alles. Maar iets anders is hoe vrij we zijn. Er is geen spirituele grondslag, erfenis van het postmodernisme.” 

 

De amber, oranje en groene ontwikkelingsstadia van Wilber (premodern, modern en postmodern) zijn duidelijk te herkennen in Couwenberg’s artikel. Couwenberg onderscheidt echter geen extreem postmodern en integraal ontwikkelingsstadium. Met betrekking tot de emanciperende ontwikkeling van ‘autonome, zichzelf bepalende burgers’ denk ik dat het integrale ontwikkelingsstadium cruciaal is. Voor het realiseren van dit ontwikkelingsstadium is individuele en collectieve bewustzijnsontwikkeling onontbeerlijk. De altijd aanwezig gebleven onderstroom van esoterische praktijken in de grote wereldgodsdiensten, oftewel hun waarlijk spirituele erfenis, kan hiertoe een eerste aanzet geven.

 

Couwenberg schrijft ook: “Ondanks alle wetenschappelijke verlichting blijft de wereld in laatste instantie in raadsels gehuld. Hoe verder we als mensen in het heelal doordringen en hoe dieper in de materie, des te raadselachtiger de werkelijkheid van macro- en microkosmos voor ons wordt. Die raadselachtigheid blijft het menselijke brein uitdagen”. Ik denk dat deze raadselachtigheid zijn oorsprong vindt in het inherent vermogen tot zelforganisatie van de natuur (paragraaf 1) dat op ons ‘normale’ of ‘meest conventionele’ bewustzijnsniveau niet direct ervaarbaar is. Ook het hieraan gerelateerde ‘transcenderen en tegelijkertijd inbedden van lagere stadia in hogere stadia van evolutie’ (paragraaf 2) draagt bij aan de raadselachtigheid.

 

Eindnoten



[1] In een eerder artikel in Civis Mundi heb ik uitgebreid aandacht besteed aan Wilber’s ideeën: Van Eijk, T. (2015), Waarachtige en onwaarachtige kennis op wetenschappelijk en religieus gebied. Civis Mundi digitaal # 33, oktober 2015.

[2] Waarom hij dat doet wordt niet in het boekje uitgelegd. Ook niet waarom deze specifieke kleuren zijn gekozen. Wellicht wordt dat in eerdere publicaties van zijn hand verklaard.

[3] Zie Van Eijk T., 2017. Spinoza in het licht van bewustzijnsontwikkeling. Lulu

[4] Koestler, A., 1989: p.48. The ghost in the machine. Arkana Books, London [First published by Hutchinson & Co in 1967].

[5] Zie hoofdstuk 6.4 - Het welbegrepen eigenbelang van holons - in Van Eijk 2017.

[6] Voor een diepgaande discussie van drie verschillende wetenschappelijke paradigma’s (het positivistisch, constructivistisch en transcendentalistisch paradigma) aan de hand van zes criteria verwijs ik naar hoofdstuk 2 van mijn boek over Spinoza’s filosofie (Van Eijk 2017) en naar Van Eijk 1998: Van Eijk, T., 1998. Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands.

[7] Sheldrake R. (1989). The presence of the past. Morphic resonance and the habits of nature. Vintage Books, New York.

[8] Van Eijk, T. (2017), Nationale identiteit en wereldburgerschap. Wat te doen? Civis Mundi digitaal # 45, april 2017.

[9] Couwenberg, W. (2018). Brengt religie meer vrede of meer oorlog? Civis Mundi Digitaal #60, juni 2018.