Civis Mundi Digitaal #65
In de Groene Amsterdammer stond onlangs een reportage over schrijvershuizen in Engeland. Wat een contrast met de situatie in Nederland. Slechts tien schrijvershuizen kennen we hier, die alle te lijden hebben gehad onder de kunstbezuinigingen van 2012. Een elfde schrijvershuis, dat van wijlen Harry Mulisch, staat al jaren in de startblokken, maar kan mede vanwege geldgebrek niet op reguliere basis de deuren openen. Ligt die slordige omgang met dat literaire erfgoed wellicht aan de kwaliteit van onze dode schrijvers, zo vraagt een columnist zich af. Hij besluit dat commentaar als volgt:
“Vanaf 2012 werd er op de gehele kunstsector 200 miljoen euro bezuinigd. Ter vergelijking: dat is een tiende van het cadeautje dat het huidige kabinet van plan is te geven aan Shell en Unilever. Dat cadeautje aan buitenlandse aandeelhouders draagt niets bij aan onze cultuur. Dan liever een paar miljoen euro investeren in die schrijvershuizen. Kom op, Mark, je kunt dat regelen.”
Maar diens vlotte babbel stuit op de aard van onze natie, want vanouds met een krachtige koopmans- en domineestraditie, en daarmee als topprioriteit de economie, vergezeld van de morele superioriteit die we ontlenen aan de domineestraditie, en de daarmee gepaard gaande gidslandpretentie.
Als zodanig is ons land een uitgesproken exponent van een bourgeois cultuur, zoals die in dit nummer toegelicht wordt door Lode Goukens, waarin kunst altijd ondergeschikt is aan economische prioriteiten.