Civis Mundi Digitaal #66
Er is een overvloed aan uitspraken van filosofen en schrijvers over de onvolkomenheden van onze menselijke situatie. We zijn onaf uit de handen van God gekomen als ’een nog niet vastgesteld dier’ (Nietzsche), uit gekromd hout gemaakt (Kant). ’We zijn te hemels voor de aarde en te aards voor de hemel’.[1]
Door religies en ideologieën, door romanschrijvers en ook in de evolutieleer zijn ons verklaringen en diagnoses gepresenteerd [2]. Afhankelijk van de visie op onze wonderlijke aard worden remedies aangeraden om te zorgen dat het leven zo goed mogelijk verloopt. Er zijn mij echter geen stabiele samenlevingen bekend waar gedurende een langere tijd de menselijke aard goed recht gedaan kon worden.[3] Hooguit zijn er verhalen over gouden tijden in een mythisch verleden. Dit laat zien dat we ons een voorstelling kunnen maken en wellicht ook een verlangen hebben naar een werkelijk harmonieuze samenleving.
Onze visie op de menselijke aard is tijd- en cultuurgebonden. Uit het verleden kunnen we leren dat er een enorme flexibiliteit is in de menselijke aard. De Duitse filosoof en socioloog Arnold Gehlen spreekt in dit verband van ’Weltoffenheit’ in zijn boek Anthropologische Forschung. Het antwoord op de eeuwige vraag: hoe moeten we leven? is in de loop van de tijd zeer gevarieerd ingevuld. Hoe kunnen we zo goed mogelijk lering trekken uit de beschikbare kennis? Dit is een heel ruime vraag.
In dit artikel wil ik enkele inzichten aanstippen uit oosterse filosofieën, die een aanvulling kunnen zijn op de visie op de menselijke aard in onze moderene westerse cultuur. In dit artikel ga ik in op de ervaring van zuiver of transcendent bewustzijn, die eerder in diverse artikelen in Civis Mundi al ter sprake kwam. Bijvoorbeeld in artikelen van Toon van Eijk, in gedichten van Piet Ransijn en in mijn artikel over ervaringen van transcendentie bij Nederlandse dichters. In volgende artikelen wil ik andere inzichten bespreken, nl. hoe het varieren van de instelling van de aandacht de ervaren werkelijkheid verandert (deel 2), welke gevolgen dat heeft voor de opvattingen over de geest-lichaam relatie (deel 3) en onze sociale relaties.(deel 4)
Het probleem
We hebben een intuïtief idee van vrijheid, maar worden geconfronteerd met beperkingen. We hebben in onszelf op sommige momenten weet van onbegrensdheid en hebben een idee van een meer volledig leven, maar ervaren dat zelden. Wel zijn dat vaak indrukwekkende ervaringen in ons leven. Het overkwam ons soms zittend aan zee op een mooie zomeravond, toen we verliefd waren of toen een kind geboren werd...
Vaak voelen we ons afgescheiden van de natuur. Dieren zijn een onderdeel van de natuur en kunnen zich daaruit niet losmaken. Wij wel, en hoewel dat een vorm van vrijheid is, weten we vaak niet goed wat we ermee aanmoeten. We verlangen dan juist weer naar verbinding met de ons omringende wereld, we verlangen naar heelheid.
Dat we sociale wezens zijn, zal niemand betwisten, maar we hechten ook sterk aan onze unieke individualiteit. We kunnen zeer altruïstisch, loyaal en verbonden zijn met wat we als onze eigen groep beschouwen, maar ook in staat om meedogenloos te zijn tegenover anderen die daar niet bij horen.
We willen onze wereld verkennen en uitbreiden, groeien, onze vleugels uitslaan.Maar op andere momenten willen we veiligheid en koestering van het vertrouwde. We willen avontuur en ‘groots en meeslepend leven’ (Marsman).Maar het dagelijks leven kenmerkt zich al te vaak door routine en kleinzieligheid. Zie bijv. De boeken der kleine zielen van Couperus. We zoeken steeds wat nieuws, maar als we daar weer aan zijn gewend, wordt wat eerst een nieuwe wereld opende, opgenomen in de gewone routine van onze leefwereld.
Op onze beste momenten willen we in liefde met alles verbonden zijn, maar we worden geconfronteerd met angsten en eigenbelang van onszelf en anderen. Geest en lichaam, verstand en gevoel, individu en gemeenschap, avontuur en angst, liefde en eigenbelang, al zulke tegenstellingen horen bij wat we beschouwen als de ’normale’ menselijke situatie.
Cartoon overgenomen van website Philosophy matters
Uitgebroken uit Plato’s grot
In vele culturen en tijden zijn er getuigenissen van mensen die een manier lijken te hebben gevonden om de tegenstrijdigheden te overbruggen en die een wezenlijk andere existentiële ervaring hebben. Mensen die als het ware zijn uitgebroken uit Plato´s grot en in het licht van een andere werkelijkheid leven waarin het spanningsveld van de ’normale’ tegenstellingen is opgelost of overbrugd.
Deze mensen worden vaak mystici of verlichte wijzen genoemd. Zij maken melding van een ervaring van verruiming, van een helderder ervaren, van meer lichtheid in plaats van zwaarte en van eenheid in wat ze ervaren en zien. De spanning van de tegenstellingen in de beperkte menselijke situatie speelt voor hen niet op dezelfde manier als voor de meeste mensen. Dit lijkt vooralsnog uitzonderlijk te zijn en slechts betrekking te hebben op enkele individuen. [4]
We kunnen veronderstellen dat stichters van religies dergelijke ervaringen hadden. Hoe authentiek dergelijke ervaringen ook lijken te zijn, aan de volgelingen vallen deze ervaringen niet automatisch ten deel. Zeker na verloop van tijd lijken dogma’s steeds meer de plaats in te nemen van directe mystieke of religieuze ervaringen.
Oosterse bewustzijnstechnologie
In tegenstelling tot het westen vinden we in de oosterse culturen, in het hindoeïsme, boeddhisme en taoïsme, het concept van een wijze, een verlichte of bevrijde mens, die een dergelijke heelheid gevonden heeft. Er wordt gezegd dat deze toestand in principe door iedereen gerealiseerd kan worden, maar er dient wel een scholingsweg te worden afgelegd . Een dergelijke realisatie lijkt echter ook in die culturen uitzonderlijk te zijn, maar het concept van een dergelijke verlichte toestand bestaat wel. Bovendien wordt deze toestand gezien en in de literatuur beschreven als de ware, natuurlijke aard van de mens.
Het vertrekpunt voor de niet-bevrijde mens is ook daar echter dat het leven lijden is (boeddhisme). Ook wil men zich bevrijden uit de kringloop van volgende levens (hindoeïsme). In die culturen heeft men praktische ’technologieën’ in de vorm van meditatiemethodes ontwikkeld. Ook heeft men gereflecteerd op de ervaringen die dat opleverde in uitgebreide filosofieën. Er is veel praktische kennis ontwikkeld om deze scholingsweg te volgen en dit proces van realisatie te laten plaatsvinden.
In deze opmerkingen over ´oosterse culturen´ generaliseer ik natuurlijk zeer. Ook in die culturen is er een grote verscheidenheid en hebben er over het verloop van eeuwen ontwikkelingen plaatsgevonden. We beperken ons hier tot een aantal globale uitspraken toegespitst op twee aspecten waarin deze oosterse culturen verschillen van onze westerse cultuur.
1. In het westen zijn wij meer naar buiten gericht dan in de culturen in Azië. Daar heeft ’onderzoek naar bewustzijn’ vaker plaatsgevonden op grond van een systematische en radicaal doorgezette introspectie. Het ging dan niet zozeer om de inhoud van gedachten en gevoelens, maar vooral om de aard en structuur van het subject ’dat wat ervaart, kent of ziet’. We kunnen dat ook het ’eerstepersoonsperspectief’ noemen.
2. Het daarmee sdamenhangende belangrijke aspect is dat men het bestaan erkent van zuiver, transcendent bewustzijn/leegte/Tao. In de Aziatische culturen stond filosofie steeds in dienst van een bevrijdingsweg: verlicht of bevrijd te worden, of te leven volgens de Tao. Het ging dus niet om een concept dat men had geformuleerd, maar om een directe existentiele ervaring. Je zou misschien kunnen zeggen dat men op deze dimensie is gestuit bij het beoefenen van de methodes om het bewustzijn te onderzoeken. Het betreft een altijd aanwezige onderliggende sfeer of veld van bewustzijn zonder inhouden zoals waarnemingen, gedachten of gevoelens. De directe ervaring daarvan is centraal in het proces van realisatie van de meest natuurlijke èn hoogste toestand die voor de mens mogelijk zou zijn. Men kan beschrijvingen van deze bewustzijnstoestand in veel meer culturen terugvinden, maar in de Aziatische culturen is het een centrale notie.
Symbolen van de grote Aziatische religies, resp. het teken van de oerklank Om uit het hindoeisme, een beeld van de Buddha en het yinyang symbool van het taoisme
Objectieve kennis
Aan de praktische kennis van het bewustzijn vanuit dit eerstepersoonsperspectief hebben we in onze westerse cultuur relatief weinig aandacht besteed. In deze tijd is de aandacht vooral gericht op neurofysiologische processen als het gaat om onderzoek naar bewustzijn. Dat is ’derdepersoonskennis’. Het levert objectieve gegevens op over correlaties van de fysieke verschijnselen in het brein met bewustzijnsinhouden of gedrag. Hoeveel nuttige informatie hersenonderzoek ook geeft, het is een andere benadering en levert andere resultaten op. Het leidt niet tot een interne, eigen directe vaststelling van de eerstepersoonssituatie van degene die het onderzoek doet of er kennis van neemt.
Deze praktische (eerstepersoons-) kennis is ook in het westen niet onbekend. De belangstelling ervoor fluctueert en lijkt toegenomen. Sinds de jaren zestig van de vorige eeuw wordt steeds vaker een of andere vorm van meditatie beoefend. Typerend was toen het boekje Oosterse Renaissance van de cultuurspycholoog Han Fortmann. Momenteel is er een uitgebreid aanbod aan yoga-, meditatie- en mindfulnesscursussen. De invalshoek daarvan lijkt vooral te zijn gericht op de effecten op de gezondheid, het welbevinden of de therapeutische werking, met als doel een beter individueel functioneren binnen de horizon van onze ´normale´ situatie. In hoeverre er een perspectief is voor een existentiële ervaring, die verder reikt dan een succesvol individu worden, lijkt niet altijd even duidelijk. Naar mindfulness wordt intussen wetenschappelijk onderzoek gedaan. Ook naar de effecten van een methode als Transcendente Meditatie is veel wetenschappelijk onderzoek beschikbaar.
Transcendent bewustzijn
In de Aziatisce culturen erkent men naast het alledaagse bewustzijn de toestand van transcendent bewustzijn. We kennen de drie bewustzijnstoestanden: waken, slapen en dromen. Daarnaast wordt daar gesproken over transcendent bewustzijn als vierde bewustzijnstoestand. Veel van de meditatietechnieken hebben als doel de ervaring daarvan te bevorderen en mogelijk te maken. Die ervaring is er als de gedachten en gevoelens tot rust zijn gekomen en er stilte, ontspanning en helderheid is. Wat dan ervaren wordt, is bewustzijn in zijn pure vorm, het subject (d.w.z. het bewustzijn. Dat wat de essentie is als iemand ’ik’ zegt, degene die denkt, voelt en ervaart) en te onderscheiden is van een object. Dat ervaren is uiteraard geen denkproces, de mentale activiteit is immers tot rust gekomen of getranscendeerd.
Er zijn vele manieren van introspectief bewustzijnsonderzoek ontwikkeld in de oosterse tradities. Zo zijn er methoden die zelfonderzoek en inzicht gebruiken om tot ervaringen van de transcendente bewustzijnstoestand te komen. Ook dan zal het denken losgelaten moeten worden en gaat het proces verder met een intuitief voelen en waarnemen, waarbij trainen van onderscheidingsvermogen essentieel is. Het leerproces lijkt meer op het beoefenen van een kunst of een sporttraining dan op cognitief leren.
Andere methoden nemen als aangrijpingspunt het lichaam en brengen dat in een toestand van harmonie en ontspanning, de geest ontspant dan ook. Veel methoden gebruiken een hulpmiddel om de aandacht te beinvloeden, zoals het letten op de ademhaling, of het herhalen van een mantra e.d. Dit brengt de meestal voortdurend doorgaande activiteit van het denken tot rust, waardoor zuiver bewustzijn ervaren kan worden.
Beschrijvingen in de oude geschriften
In de geschriften van zowel het hindoeisme, taoisme en boeddhisme is deze bewustzijnstoestand een centraal thema. Hieronder wat citaten zodat we een indruk krijgen hoe daarover gesproken werd. Overigens is er overeenstemming dat deze bewustzijnstoestand eigenlijk niet adequaat beschreven kan worden, omdat het voorbij het talige en conceptuele ligt. Voor zover er iets over gezegd wordt, is het veelal in paradoxen.
Het eerste vers van de Tao Te Ching van de wijze Lau Tse (6e eeuw v Chr), het belangrijke taoistische geschrift is: De eeuwige Tao kan niet in woorden worden uitgedrukt, de eeuwige naam kan niet worden genoemd.
Een van de grote taoïsten Tswang Tse (ofwel Zhuang Zi, rond 300 v Chr) gebruikt naast uitdrukkingen als het onbegrensde, het onuitputtelijke, ook tot de verbeelding sprekende termen als de oceaan, het land van niemendal, het veld van de wijde wildernis, het rondom waar geen orientatiepunt is.[5]
In vers 14 van de Tao Te Ching staat het zo:
We kijken, maar zien het niet; dat is het onzichtbare,
We luisteren, maar horen het niet: dat is het onhoorbare.
We reiken, maar raken het niet; dat is het ontastbare.
Deze drie kunnen we niet van elkaar onderscheiden,
en zo vloeien ze samen en vormen ze het Ene.
In de Upanishaden, Indiase geschriften ontstaan tussen 800 tot 400 voor Chr. wordt het zo beschreven: Het Ene, zelf zonder beweging, is sneller dan de gedachte. De zintuigen kunnen het niet bereiken, omdat het voor hen uit gaat. Onbeweeglijk, laat het alles achter zich. In dat Ene draagt de levensadem het bestaan van al wat leeft.(Isha Upanishad)
Het laatste wat er nog te zeggen valt over deze ervaring, zo zeggen Indiase geschriften is dat het sat-chit-ananda is: zijn-bewustzijn-geluk. Zijn en kennen vallen samen, het is een toestand van gelukkig of vredig zijn.
Tenslotte nog een citaat uit de Tibetaans Buddhistische traditie:
Het aantal synoniemen en namen voor ’geest’ is ontelbaar. Weet daarom wat hij werkelijk is. Ken hem uit eigen ervaring, in het hier en nu. Kom tot rust in de natuurlijke staat van je eigen geest. Als hij tot rust komt, is de geest gewoon waarnemen, naakt en ongekunsteld. Als je er rechtstreeks naar kijkt, is er niets te zien behalve helder licht. Als gewaarzijn is hij schittering en de ontspannen alerheid van een ontwaakte bewustzijnsstaat. Als ’niets bijzonders’ is hij een verborgen volheid. Hij is de ultieme openheid van niet-dualistische schittering en leegte.
Hij is niet eeuwig, want niets ervan bestaat werkelijk.
Hij is niet niets, want er is schittering en alertheid.
Hij is niet één, want vele dingen worden waargenomen.
Hij is geen veelheid, want we kennen de enkele smaak van eenheid.
Hij is niet ergens anders, want gewaarzijn is inherent aan de onmiddellijke werkelijkheid. (De vlucht van de Garoeda, Shabkar Lama, vers 6 )
De eerder genoemde verlichte of bevrijde mensen, wijzen of mystici hebben deze dimensie van het bestaan geintegreerd in hun leven. Daar wil ik in dit artikel niet verder op ingaan. Het gaat hier vooral om te wijzen op de mogelijkheid van de ervaring van deze dimensie en de eigenschappen ervan.
Spontane ervaringen
Een dergelijke ervaring waarbij het bewustzijn tot zichzelf komt, kan ook zonder meditatieoefeningen voor iedereen weleens spontaan zijn opgetreden, gewoon in het dagelijks leven. Misschien niet dat alles wegvalt en alleen dat stille, lege bewustzijn overblijft, maar wel een verandering van perspectief, waardoor de werkelijkheid zich opeens anders toont of dat onze beleving ervan verandert. De aard van het bewustzijn zelf is dan duidelijker of doet zich sterker gelden dan de objecten waarvan we ons bewust zijn. J. C. Bloem doelde hier wellicht op: ’domweg gelukkig in de Dapperstraat’.
Geef mij de grauwe, stedelijke wegen,
De’ in kaden vastgeklonken waterkant,
De wolken, nooit zo schoon dan als ze, omrand
Door zolderramen, langs de lucht bewegen.
Alles is veel voor wie niet veel verwacht.
Het leven houdt zijn wonderen verborgen
Tot het ze, opeens, toont in hun hogen staat.
Dit heb ik bij mijzelven overdacht,
Verregend, op een miezerigen morgen,
Domweg gelukkig, in de Dapperstraat.
De dichter Slauerhoff beschrijft het als volgt:
In mijn leven
In mijn leven, steeds uiteengerukt
Door de vlagen waar ‘k aan blootsta,
Daar ‘k niet kan hechten aan liefde en geluk
Die mij zullen drijven tot ik doodga,
Ontstaan soms plotseling enkele plekken,
Van stilte zoo onaangedaan,
Dat ik geloof in slaap te zijn gekomen
Bij de diepten waar geen onderstromen
Meer door ‘t eeuwig stilstaand water gaan.
Velen kennen wel een dergelijke ervaring, die vaak gerapporteerd wordt als we in de natuur zijn, maar (zie Bloem) dus evengoed kan optreden in de stad, of in wat voor situatie dan ook.
Deze ervaring van openheid, stilte, intensiteit, verbondenheid en ruimte wordt door onszelf niet altijd ervaren als even ’werkelijk’ als meer concrete ervaringen die we gewoonlijk hebben. Er treedt bij deze ’innerlijke ervaringen’ vaak een verandering in de vorm van ontspanning op wat betreft de gebruikelijke manier om de wereld tegemoet te treden. Op zo’n moment verwisselen we bijvoorbeeld de gerichtheid op iets concreets, dat we waarnemen via de lens van onze persoonlijke identiteit, voor wat er in de achtergrond wel altijd aanwezig is, maar niet wordt opgemerkt, als ’eeuwig stilstaand water’ bij Slkauwerhoff. Deze achtergrond, die volgens Bloem ’zijn wonderen verborgen houdt’, komt spontaan in het bewustzijn en dan ervaren we als een onderliggende werkelijkheid of de eigenlijke aard van het bewustzijn die er altijd is.
Zo beschrijft de filosoof en spiritueel leraar Douwe Tiemersma spontane ervaringen die bijdroegen tot zijn belangstelling voor oosterse filosofie en spiritualiteit: de eigen ervaringen van een sfeer die in ruimte, intensiteit, helderheid en vreugde die van alledag overtreft. Deze sfeer lag gedeeltelijk buiten die van het dagelijkse leven, gedeeltelijk betrof zij een transformatie van dat leven. Bijvoorbeeld was er het aspect van het ervaren van de gewone dingen in het hier en nu, een voelen, horen, zien op een zo directe wijze dat het denken met zijn noties van ik, waarnemen en waargenomen ding verdween omdat ze in elkaar waren opgegaan.
Daarbij kwam de verwondering. Het aspect van het gewone verdween uit de dingen, ze kregen een ongewoon en onherleidbaar karakter, omdat ze niet meer waren ingebed in het vanzelfsprekende. [6]
Dergelijke ervaringen zullen vermoedelijk veel vaker voorkomen, maar zullen voor de één indringender zijn dan voor de ander en op het ene moment intenser dan op het andere. Het ligt voor de hand dat sommigen ze religieus zullen interpreteren, terwijl anderen zich wenden tot de filosofie, psychologie of tot de kunsten. Hieronder als illustratie van deze ervaring in het dagelijks leven nog een gedicht van Rutger Kopland
De tafel het raam
Iemand is gaan zitten aan de tafel en
langzaam gebeurt het langzaam verdwijnt hij
uit zijn gedachten gaat hij vergeten
de tafel is leeg en het is alsof de leegte
in hem binnendringt hem vervult
langzaam gaat hij met zijn ogen
tegen de muur omhoog naar het raam
naar het uitspansel over het dorp
ziet hij de vogels van de hemel
hoe zij dwalen rond de toren van de kerk
en de wolken hoe zij voorbijwaaien
denkt hij ik ben alles wat ik zie
Zo zijn talloze gedichten en teksten te citeren [7] Of het nu spontaan gebeurt of als gevolg van het beoefenen van meditatie, het blijkt mogelijk dat bewustzijn zich bewust wordt van zijn eigen aard.
Kenmerken van deze ervaringen
Het belang van de ervaring is dat ´de naakte geest´, het zuivere bewustzijn, het subject in zijn pure vorm eigenschappen blijkt te hebben van licht, helderheid, wakkerheid, onbegrensdheid, onuitputtelijkheid en geluk. Het is wel het tehuis van alle kennis, het gebied van alle mogelijkheden genoemd (Maharishi Mahesh Yogi). Het is waar alle rivieren van ons streven en onze verlangens in uitmonden, aldus de Bhagavad Gita (II-70): waar onze wensen als wateren de altijd volle en onbewogen zee instromen.
In deze toestand van stilte, van bewust te zijn zonder dat de inhouden van het bewustzijn het zicht op de ervaring van die fundamentele aard ontnemen, zijn verlangens tot rust gekomen, ´alles is goed´. Het is een ervaring van ’er zijn’ die vol-ledig is, waar niets aan hoeft te worden toegevoegd. Als die ervaring helder genoeg is, kan deze dimensie open blijven. Het wordt dan ervaren als de essentie van wat we zelf zijn. Die kan tegelijk bestaan met andere identiteiten die we hebben of aannemen in de wereld van de vormen. Die relatieve vormen van onszelf hebben bestaansrecht bij een bepaalde bandbreedte van ervaringen en zijn nuttig tijdens allerlei activiteiten in ons dagelijkse leven. Die persoonlijke identiteit(en) hoeven niet meer de functie te vervullen om ons vastigheid, geborgenheid en stabiliteit te geven, als deze al van binnen aanwezig is. Op basis van het transcendente bewustzijn kunnen onze specifieke en unieke eigenschappen zich in de wereld vrij uitdrukken.
Het blijkt voor velen een ervaring van oervertrouwen te zijn, van innerlijke overvloed en vrijheid. Omdat deze ervaring als de grond wordt ervaren van de ervaren werkelijkheid, is er een gedeelde basiservaring met anderen, met al het leven en met de hele omringende wereld. Deze overstijgt de wij/zij tegenstellingen, die ongetwijfeld zullen blijven bestaan, maar gerelativeerd worden. In die ervaring blijkt dat de lege, open sfeer niet afschrikwekkend is, zoals soms door postmoderne filosofen betoogd wordt. Integendeel: de subjectieve ervaring is er een van thuiskomen bij jezelf, van geluk dat nergens van afhankelijk is, dat samengaat met er alleen maar zijn.
Verbeteren menselijke situatie
Het bestaan van deze ervaring en het onderkennen dat dit een menselijke mogelijkheid is geeft een aanvulling op de gebruikelijke opvattingen in onze cultuur over de menselijke situatie. Deze mogelijkheid kan zich in principe voor iedereen openen, soms spontaan, zoals bij sommige dichters, meestal bij een scholingsweg. In het westen zijn we geneigd onze aandacht vooral naar buiten te richten. Als we ons naar binnen richten zijn we vooral gericht op de inhouden van ons denken en voelen. In de oosterse culturen zijn er technieken ontwikkeld voor introspectie, die weliswaar geoefend moeten worden, maar die het mogelijk maken om die open dimensie een deel van onze existentiëe ervaring te maken. Naar ik veronderstel zou een aantal moeilijke aspecten van de menselijke situatie daardoor verzacht kunnen worden.
Als we een directe ervaring hebben wat we als subject zelf zijn, wat de aard van het bewustzijn zelf is (in plaats van hoe we normaal aanwezig zijn, namelijk gericht op de concrete of subtiele verschijnselen) lost zich de problematische ervaring op ’dat de mens niet met zichzelf samenvalt’.
Als er in de diepte van onszelf een gevoel van innerlijke overvloed is, lijkt me dat het er veel positieve gevolgen zijn voor het welzijn van het individu. Het lijkt veelbelovend hoe dat maatschappelijk zou kunnen uitwerken [8]. Omdat ik geen voorbeelden ken waar deze ervaring op grotere schaal of voor langere tijd voor een groot aantal mensen beschikbaar is geweest, mogen we voor alsnog bescheiden blijven in onze verwachtingen welke menselijke problemen zich dan zouden oplossen.
Ik vraag mij af of deze veelbelovende praktische kennis van meditatie in de oosterse culturen niet vooral ´hoge cultuur´ was. Wellicht was dit voorbehouden aan een minderheid van de bevolking, terwijl de meerderheid niet mediteerde en deze technieken niet gebruikte. Er hebben in de landen met deze tradities altijd tegelijkertijd een veelheid aan devotionele en andere groepen bestaan, bijvoorbeeld gericht op magische praktijken, die een invulling gaven aan allerlei vormen van wat we ´volksgodsdienst´ kunnen noemen [9]. Sommige van de meditatiemethodes die nu in het westen onderwezen worden waren soms alleen toegankelijk voor ´ingewijden´. In onze tijd zijn geschriften en veel praktische aanwijzingen voor iedereen beschikbaar.
Deze menselijke mogelijkheid van realisatie van transcendent bewustzijn, die in de oosterse culturen nagestreefd en soms gerealiseerd werd, biedt een mijns inziens gerechtvaardigde hoop dat een minder problematische ervaring van de menselijke situatie mogelijk is, zowel in opersoonlijk als in maatschappelijk opzicht. In volgende artikelen kom ik hierop terug.
Noten
[1] De bron van dit citaat heb ik niet terug kunnen vinden.
[2] Zie bijv. de boekbespreking van Helena Bloem van Denkende romans in Civis Mundi nr 58, Over de oudere en nieuwere delen van ons brein in Civis Mundi nr, in artikel Hoe autonoom zijn we.
[3] Zie bijv E Fromm, De gezonde samenleving en de humanistische psychologie van Maslow, met name Toward a Psychology of Being, Motivation and Personality en The Farther Reaches of Human Nature.
[4] Zie voor een bespreking van individuele gevallen: Cosmic Consciousness, R. Bucke
[5] Zie Filosofie met de vlinderslag
[6] Douwe Tiemersma, Verdwijnende Scheidingen, p. 15. Hij hield zich met name bezig met de filosofie van de advaïta vedanta
[7] Zie mijn eerdere artikel over poëzie en de ervaring van transcendentie in CM nr 40. Zie ook de vele gedichten van Piet Ransijn gepubliceerd in CM
[8] Dit punt is door Toon van Eijk in diverse artikelen in CM een aantal keren uitgewerkt.
Zie ook het al genoemde boek van de psychiater Richard Maurice Bucke uit 1901 Cosmic Consciousness. Een van de eerste systematische studies naar transcendent bewustzijn, dat in blijvende vorm kosmisch bewustzijn wordt genoemd. Hij noemt de ervaring van onbegrensd bewustzijn ’the cosmic sense’. Het transcendente bewustzijn wordt hierbij ervaren als ’kosmisch’, als ’iets’, als een bewustzijn dat in de kosmos aanwezig is, niet alleen in onszelf. Bucke begint met de beschrijving van zijn eigen ervaring. Hij herkent deze ervaring bij tijdgenoten zoals de dichter Walt Whitmann, de schrijvers Ralph Waldo Emerson en Henri David Thoreau en in de vele beschrijvingen van filosofen, dichters en heiligen, die hij in zijn boek weergeeft en interpreteert in termen van ’de cosmic sense’ ofwel kosmisch bewustzijn. Een vergelijkbaar boek is
The Supreme Awakening, Experiences of Enlightenment Throughout Time - and how you can cultivate them van Craig Person, geïnspireerd door Transcendente Meditatie. Het boeiende van beide werken is het overzicht van ervaringen van transcendentie bij tientallen historische figuren uit diverse culturen. Dit wijst erop dat deze ervaring vrij universeel beschikbaar is bij een select aantal begenadigde historische personen en op diverse manieren beschreven kan worden.
Toon van Eijk heeft een boek geschreven over de ervaring van transcendent bewustzijn bij Spinoza, waarover hij ook een artikele heeft geschreven. Piet Ransijn heeft een aantal artikelen over de Duitse dichter Novalis en een artikel over Goethe’s Faust geschreven, waarin hij veronderstelt dat beide ervaringen hebben gehad van een soort van kosmisch bewustzijn, die zij in gedichten hebben verwoord
[9] Ook Max Weber maakt onderscheid tussen volksreligie en religie van intelectuelen, geletterden of ‘literati’ en/of geprivilegeerde groeperingen, zie Sociology of Religion en ‘The Social Psychology of the World Religions (Wirtschaftethik der Weltreligionen’) in H Gerth en C Wright Mills, From Max Weber, Essays in Sociology, uit Gesammelte Aufsätze zur Religionssoziologie. Swami Ranganathananda van de Ramakrishna Mission maakt eenzelfde onderscheid tussen etnische religies en rituelen en de meer universele transcendente kern van religies in Eternal Values for a Changing Society.