Civis Mundi Digitaal #68
De moderne cultuur is steeds meer in de ban geraakt van het lineaire en reductionistisch-analytische (of-of) denken. Dit splitsende denken dat in de natuurwetenschappen zijn meest geprononceerde expressie vindt, heeft geleid tot een continu en zich versnellend proces van splitsing en opdeling van al wat zich daartoe leent: voortgaande splitsing van de materie en deling van de arbeid; splitsing van het menselijke denkvermogen en wetenschappelijk onderzoek, uitmondend in een fragmentarische en verkokerde denkwijze; splitsing ook van de menselijke samenleving in een steeds grotere verscheidenheid van functies en rolpatronen. Dat is tevens de voedingsbodem geworden van een proces van ideologische polarisatie zoals eerder al gesignaleerd, d.w.z. de neiging tot het verabsoluteren van bepaalde polaire aspecten van de werkelijkheid (antagonistische dialectiek), i.h.b. het reduceren van de realiteit van het menselijk bestaan als tweepolig spanningsveld tot één van die polen om daardoor meer greep op die werkelijkheid te krijgen. Dit leidt tot een gepolariseerd, ééndimensionaal mens -en wereldbeeld. Dat heeft zoals gezegd gestalte gekregen in de talrijke ‘ismen’ van het moderne denken (idealisme vs. materialisme, rationalisme vs. irrationalisme, voluntarisme vs. determinisme, individualisme vs. collectivisme enz.) Die polarisatietendens manifesteert zich ook in het links-rechts schema als indeling van het politieke krachtenveld. Het reductionistisch-analytische en splitsende denken bemoeilijkt in toenemende mate de politieke en maatschappelijke communicatie en doet de samenhang in staat en maatschappij, in het overheidsbeleid en in de moderne cultuur in het algemeen steeds meer teloor gaan. Bovendien is dat denken in hoge mate verantwoordelijk voor de huidige ecologische problematiek.
Intellectuele revolutie
Maar die dominerende denkwijze is niet onweersproken gebleven dankzij de ontwikkeling van een integrale manier van denken. We maken, zo wordt in dit verband gesteld[1], een intellectuele revolutie door, die even fundamenteel is als die van de Renaissance. Die introduceerde het machinetijdperk. Dat stoelt op een reductionistisch-analytische en mechanische denkwijze met de industriële revolutie als uitvloeisel. De daaruit voortvloeiende intellectuele revolutie leidt ons binnen in een nieuw tijdperk; het tijdperk van de Systems Age. Met de ontwikkeling van een nieuwe wetenschappelijke attitude, waarin niet langer het geïsoleerde deel centraal staat, maar het systeem, d.w.z. het geheel van elementen die met elkaar in voortdurende interactie verkeren voltrekt zich een postindustriële revolutie in het denken.
Wetenschapsbeoefening wordt dienovereenkomstig opgevat als een interdependent systeem van disciplines. Illustratief zijn ook nieuwe ontwikkelingen in de moderne fysica die door de theoretische fysicus F. Capra[2] geïnterpreteerd zijn als illustratie van de juistheid van die integrale denkwijze. De moderne fysica, zo stelt hij, gaat uit van de fundamentele eenheid van het universum. Zij laat zien dat de werkelijkheid niet bestaat uit op zichzelf staande dingen, maar dat al het bestaande op elkaar betrokken is en deel uitmaakt van een organisch zich ontwikkelend geheel. Ook de Amerikaanse neurobioloog Steven Rose is fel gekant tegen het reductionisme dat sinds Darwin de dominerende wetenschappelijke attitude is geworden. Evenals Capra pleit hij voor een holistische benadering van het leven. De totaliteit van de natuur en van de mens bepaalt de werking van de delen en niet omgekeerd.[3]
In de psychologie komt die integrale denkwijze tot uiting in de z.g. ‘Gestalt’- (Ganzheit-) psychologie, die haar oorsprong vindt in de waarnemingsleer en daarin uitdrukkelijk het primaat van het geheel voorop stelt. In de opvoedkunde manifesteert die denkwijze zich in het idee van de holistische educatie, de groei en ontplooiing van alle niveaus van het mens-zijn: lichamelijk, emotioneel, intellectueel en spiritueel. Die educatie wordt gezien als een proces vanaf de geboorte tot de dood (permanente educatie). Ook in de confrontatie tussen de reguliere, natuurwetenschappelijk-georiënteerde en de z.g. alternatieve geneeskunde.groeit langzamerhand het besef dat het polariserend of/of denken (reguliere of alternatieve geneeskunde) steriel is en beter vervangen kan worden door een en/en denken. De balansgedachte die ten grondslag ligt aan de alternatieve geneeskunde, begint ook in de reguliere geneeskunde ingang te vinden. Bij de studie van ziekten zullen we met twee ogen, bifocaal, moeten leren waarnemen: zowel met een ‘analytisch’ als met een ‘synthetisch’ oog.[4]
Ook in andere wetenschappen is die tendens te bespeuren. Zo heeft de historicus J. Romein tegenover de ver doorgevoerde specialisatie van de geschiedwetenschap in politieke, economische, sociale, cultuur-, kunst-, enz. geschiedenis een belangwekkende poging gedaan om tot een integrale geschiedschrijving te komen.[5] In het wetenschappelijk denken over recht en staat zijn eveneens tendenties te bespeuren naar een meer integrale denkwijze. Zelf heb ik op dit terrein een poging gedaan de samenhang in de rechtsontwikkeling, die door de toenemende specialisatie steeds meer op de achtergrond raakt, en de samenhang tussen de rechtsontwikkeling en de politieke en maatschappelijke ontwikkeling meer tot haar recht te laten komen.[6]
Interdisciplinaire wetenschapsbeoefening
Zoals uit het voorgaande blijkt, betekent integraal denken uiteraard een relativering van het specialistische wetenschappelijke denken, als exponent van een gefragmenteerde wereld, die steeds meer een doolhof wordt, tenzij dat specialisme wordt aangevuld door een integrerende denkwijze en wetenschapsbeoefening. Door de heerschappij van het specialisme en de hiermee gepaard gaande wetenschappelijke verzuiling was hiervoor lange tijd weinig intellectuele ruimte, maar dat begint langzamerhand te veranderen. Sinds de jaren ‘60 is er een groeiende belangstelling gekomen voor inter- en multidisciplinaire wetenschapsbeoefening, waarop wij zoals gezegd ingehaakt hebben met onze doorbraakgedachte op wetenschappelijk terrein. (sub 1.3) Een nieuwe wetenschappelijke discipline als bestuurskunde is zelfs geheel geënt op een interdisciplinaire aanpak van het onderzoeksobject (de overheidsorganisatie en het overheidsbeleid.) De wiskundige R. Thorn heeft in verband met die interdisciplinaire trend de stelling geponeerd dat mathematisering een noodzakelijke voorwaarde is voor werkelijke interdisciplinariteit. Theorieën die interdisciplinair pogen te zijn zonder zich op de wiskunde te baseren hebben z.i. een wankel fundament;[7] een standpunt dat vooralsnog weinig weerklank heeft gekregen.
Bevordering van een integrale denkwijze is niet minder van belang als tegenwicht tegen monomane tendenties in het politieke en sociale denken als een onontbeerlijke voorwaarde voor een grotere consistentie in dat denken. Die is nu vaak ver te zoeken door de overheersing van het fragmentarische en gespecialiseerde denken. Ook in het overheidsbeleid is er groeiende behoefte aan een meer integrale denkwijze. Op alle bestuursniveaus worstelt men al jarenlang met het probleem van de verkokering van overheidsbeleid, d.w.z. de opsplitsing van het beleid in afzonderlijke belangen, die los van elkaar behartigd worden, dus zonder een adequate onderlinge afweging. In ettelijke publicaties en rapporten is dat al uit de doeken gedaan. Zelfs als het om een belang gaat dat bepaalde instanties gemeen hebben, bijvoorbeeld rechtshandhaving, valt die tendens op. Wat voorgesteld wordt als een keten van strafrechtelijke instanties die zich hand in hand inzetten voor een adequate rechtshandhaving (politie, justitie en strafrechtspraak) blijkt in de praktijk een losse combinatie te zijn van organen met ieder een eigen bestuurlijke werkelijkheid zoals geregistreerd wordt in een recent rapport van de algemene rekenkamer.
Vruchtbare wisselwerking in plaats van confrontatie
De tegenstelling tussen een integrale en een reductionistische-analytische denkwijze is sinds lang een fundamenteel punt van discussie. Wij zien dat niet als een antagonistische, dus onoverbrugbare tegenstelling. Het reductionistisch-analytische denken en de specialisaties die daaruit zijn voortgekomen hebben bijgedragen tot een geweldige wetenschappelijke en technologische vooruitgang. Wat wel nodig is, is de erkenning dat dit denken niet alleen-zaligmakend is en recht zou hebben op een monopoliepositie. Een groot deel van de huidige problematiek is een uitvloeisel van de eenzijdigheid en beperktheid van dit denken. Met het oog op een gebalanceerde ontwikkeling van het wetenschappelijke en het politiek-sociale denken zijn wij als intellectuele onderneming van stonde af aan sterk geporteerd geweest voor een vruchtbare wisselwerking tussen het reductionistisch-analytische en het integrale denken. Zij dienen elkaar te leren zien en waarderen als complementaire denkwijzen die ieder hun eigen relatieve betekenis hebben.
Het splitsende en fragmentarische denken dat in de ontwikkeling van de moderniteit steeds meer de toonaangevende denktrant wordt, ziet Klaas van Egmond, faculteitshoogleraar geowetenschappen aan de Universiteit van Utrecht (milieukunde), als een van de belangrijkste oorzaken van de ecologische problematiek. Hij reageert daarop met een pleidooi voor de ontwikkeling van een integraal mens- en wereldbeeld.[8] Het is een problematiek die ons de afgelopen jaren ook sterk heeft aangesproken en bezig gehouden.[9]
[1] Zie R. Ackhoff, Redesigning the Future, 1974, pp. 3-19; en E. Laszlo, Introduction to Systems Philosophy, 1973. Een bekende toepassing van het systeemdenken vindt men in de rapporten van de Club van Rome.
[2] Zie F. Capra, The Tao of Physics, 1975; idem, The Turning Point. Science, Society and the Rise of Culture, 1984.
[3] Zie S. Rose, From brains tot Consciousness? Essays on the new sciences of the mind. Penguin 1998.
[4] Zie L.J. Menges, Conflict of synthese; slotbeschouwingen, in L.J. Menges en P.A. van Dijk (red.), Reguliere en Alternatieve Geneeskunde, 1983, p. 145 e.v.
[5] Voor een summiere theoretische fundering hiervan, zie J. Romein, Integrale geschiedschrijving, in zijn bundel Eender en anders, 1964, p. 25 e.v. Voor een poging tot integrale geschiedschrijving, zie J. Romein, Op het breukvlak van twee eeuwen – De westerse wereld rond 1900, 1976.
[6] Zie mijn Modern constitutioneel recht en emancipatie van de mens, I, 1979, II, 1981, III, 1984 en IV, 1984.
[7] R. Thorn, Alleen wiskundigen hebben het recht om intelligent te zijn, NRC-Handelsblad, 23 nov. 1983. Geciteerd bij J.A.E.E. van Nunen, Beslissingsondersteunende systemen, 1984.
[8] K. van Egmond, Een vorm van beschaving, 2010.
[9] Zie o.a. Integraal denken en reductionisme, Civis Mundi 4, 1984; en Civis Mundi Digitaal discussiethema 20.