Civis Mundi Digitaal #71
In de oosterse culturen is meer dan in onze westerse cultuur aandacht besteed aan het onderzoeken van de innerlijke mechanismen van het bewustzijn, met het doel bevrijd of verlicht te worden. Er zijn veel meditatietechnieken ontwikkeld om dat proces te bevorderen. Men is daarbij gestuit op de ervaring van wat in verschillende tradities wordt aangeduid als transcendent, zuiver bewustzijn, leegte of Tao, de diepste aard van onszelf als subject. Het eerste deel van het artikel over oosterse filosofie in nummer 66 was daaraan gewijd. In dit artikel wil ik enkele mechanismen van de aandacht bespreken die we kunnen leren van die innerlijke technologieën.
Identificatie met de persoon
Dat pure zuivere bewustzijn, leegte of Tao is zonder vorm. Het is openheid of beschikbaarheid. In de gewone situatie in het dagelijkse leven van de mens leven we in de wereld van vormen. Er zijn ’de tienduizend dingen’, zoals dat in het Taoïsme gezegd wordt. We ervaren onszelf als een persoon geïdentificeerd met ons lichaam, karaktereigenschappen, onze persoonlijke geschiedenis, gevoelens, gedachten, gewoonten en ook met de cultuur waarin we leven, de gewoonten van onze sociale omgeving. De persoon ervaren we als een min of meer stabiele, vaste werkelijkheid. Het is het oriëntatiepunt om de werkelijkheid tegemoet te treden, het is ons standpunt in de wereld. De wereld buiten ons die we zien, beleven en ervaren past bij dat standpunt.
Hoewel we een stabiele overtuiging van wat we zijn en een duidelijke en stevige identiteit hoog waarderen in onze cultuur, is er ruimte voor dynamiek en flexibiliteit. We onderkennen zeker dat we onze leefwereld kunnen uitbreiden, dat we kunnen groeien, ons kunnen openstellen voor andere standpunten, dingen vanuit een ander perspectief kunnen bekijken etc. Als we dat doen, krijgen we een andere ervaring van de wereld en is soms ook onze stijl van kennen veranderd. We kunnen leren uit de oosterse filosofieën om niet alleen de inhoud van onze ervaringen te registreren, maar ook de veranderde ervaring van onszelf als we een ander standpunt innemen op te merken.
Subject en object
Als we ergens naar kijken, laten we het beeld binnenkomen en onze (subjectieve) ervaring krijgt vorm. Als we ergens naar luisteren, bepaalt wat we horen onze ervaring. Ook wellen er in ons stemmingen op, ervaren we emoties en komen gedachten op. In de oosterse filosofieën worden tegen de achtergrond van het zuivere, lege bewustzijn die innerlijke verschijnselen ook als objecten beschouwd. ’Alles waarvan we ons bewust kunnen worden, is niet het bewustzijn zelf’, is een veelgebruikte uitdrukking om het verschil duidelijk te maken tussen de diepste aard van onszelf als subject en de innerlijke verschijnselen, de gedachten en emoties. Voor iemand die zich met de persoon heeft geïdentificeerd bepalen de zintuiglijke ervaringen in de buitenwereld en de bewegingen in de binnenwereld de subjectieve beleving. Het gevoel van zelf dat een persoon heeft is door deze ervaringen geconditioneerd.
Van iedere ervaring en waarneming in de wereld van de vormen kunnen we zeggen dat er twee polen zijn: subject en object, degene die kent, waarneemt of ervaart en dat wat gekend wordt. Deze gaan altijd samen. Wanneer de een verandert, verandert de andere ook. Er is een onderlinge afhankelijkheid, een onderlinge betrokkenheid van subject en object in kennen en zijn. Gezamenlijk ontstaan ze, variëren ze en verdwijnen ze weer.[1]
Onderschrift: Though this was probably not what Nietzsche had in mind, you cannot unsee this.
(website Philosophy Matters)
Relativiteit van werkelijkheid
Als we onszelf ervaren als een persoon houdt dat in dat we ons (lege, beschikbare, open )bewustzijn hebben laten samenvallen met een bepaalde vorm. Omdat het standpunt van onszelf als persoon ’samengetrokken onbepaaldheid’ is en de basis-substantie daarvan (zuiver bewustzijn) in wezen onuitputtelijk en oneindig is, zijn er in principe ook een oneindig aantal standpunten mogelijk. Maar als we onszelf eenmaal op een bepaalde manier gedefinieerd hebben, zijn we onderhevig aan het karakter en de wetmatigheden van de werkelijkheid die bij dat standpunt hoort.
Als we ons standpunt in de gewone wereld ´samengetrokken onbepaaldheid´ noemen, begint onze redenering bij het transcendente bewustzijn. Deze samentrekking en beperking van het bewustzijn in de wereld gaat altijd met enige spanning gepaard, vandaar dat meditatie-techieken zo vaak de nadruk leggen op ontspanning. Bij het wegvallen van die spanning komt de onderliggende werkelijkheid van het transcendente in het bewustzijn. Omdat een dergelijke instelling een gewoonte wordt, ervaren we die spanning meestal niet. Bij het helder worden van die diepere en meer ontspannen laag in het bewustzijn wordt dit duidelijk.
We hebben als mensen de mogelijkheid om onze ervaring als meer of minder waar of werkelijk te bestempelen. Als baby is de werkelijkheid nog ongedifferentieerd. We leren bij het opgroeien om een selectie te maken uit die ongeordende wereld, om een bepaalde wereld vorm te geven. Daarbij laten we ons uiteraard leiden door de betekenisvolle anderen, in eerste instantie de ouders en ook door de eigenschappen van onszelf als uniek individu. Met zijn allen zijn we onderhevig aan een vormgeving van onze tijd en cultuur.
Onze cultuur nu
In een cultuur zal in een bepaalde historische periode een stijl van aanwezig zijn de overhand hebben. De moderniteit waarin wij nu leven heeft zijn wortels in de Renaissance, waarin het individu belangrijker werd. Later in de tijd van de Verlichting kwam een grote nadruk te liggen op het gebruik van de rede en het denken. Het denken bood de mogelijkheid de als benauwd ervaren dogma´s van de religie te bevragen. Dat voelde destijds als een bevrijding. Het individu – opgevat als persoon – kon zelfstandig nadenken. Sapere aude (durf te denken) was Kant’s motto voor de Verlichting. Dit autonome individu zou nu zelf de wereld tegemoet kunnen treden, in plaats van beperkt en beheerst te worden door de religie, de natuur en de autoriteiten. Sindsdien zijn mensen in toenemende mate gebruik gaan maken van de rede, het verstand, het denken. Dit heeft geleid tot de wetenschappelijke revoluties. De wereld werd steeds meer gezien als onderworpen aan wetmatigheden, waarop mathematische bewerkingen uitgevoerd kunnen worden. Dit ging samen met een instelling van de aandacht, waarbij het subject de werkelijkheid op een afstand observeert. Wat dan gezien wordt, is een wereld van dingen, van objecten waar de waarnemer niet bij betrokken is. De wereld van de Verlichting is helder en ruim. Er gelden universele waarden. Ze biedt een perspectief van vooruitgang en ontwikkeling... maar de wereld raakt wel onttoverd. Niet alle mensen voelen zich daarbij thuis.
Mensen bij wie de gevoelsmatige aard zich sterker doet gelden kunnen de wereld zoals die door Verlichtingsogen gezien wordt, ervaren als kaal en zinloos. Ze hebben het gevoel niet volledig te leven. Vervolgens kwam de Romantiek op, als tegenhanger. Romantici benadrukten het gevoel, de geworteldheid in het fysieke leven, de unieke eigenschappen van ieder individu en van iedere cultuur en het verlangen naar intensiteit en onbegrensdheid. Deze stroming gaat samen met een instelling van de aandacht waarbij men als subject meer verweven is met de omringende wereld en daardoor zijn ‘zelfgevoel’ steeds uitbreidt. In eerdere artikelen in Civis Mundi is dit een aantal keren besproken, zie ook de artikelen over Novalis, degene die de Romantiek haar naam gaf.
Verschillende expressies van hoe de mens de wereld kan benaderen
In onze tijd lijken nog steeds de verlichtingsideeën de overhand te hebben. Maar als we kijken naar de nadruk op ’beleving’, op het verlangen uniek en authentiek te zijn van ieder individu en de aandacht voor nationale of andere groepsidentiteiten, is er ook veel van de Romantiek aanwezig in onze tijd.
Verwevenheid van subject en object
Door het succes van de natuurwetenschap is geprobeerd de sociale wetenschappen op diezelfde leest te schoeien. In de psychologie zijn veel experimenten opgezet om het gedrag in allerlei gecontroleerde situaties te observeren. In de sociologie door vooral antwoorden op enquêtes statistisch te bewerken. In de economie door modellen te bouwen en daarmee mathematische berekeningen uit te voeren. Dat dit reductionistisch is, is men zich altijd wel min om meer bewust geweest. Er zijn daarom ook andere methodes gebruikt, zoals verstehen, participerende observatie etc. Als men als kenner op afstand, onbetrokken blijft, ziet men immers alleen buitenkanten, terwijl dat wat onderzocht wordt ook een interne werkelijkheid heeft waarmee men de ’buitenwereld’ interpreteert en zin geeft. Het is nodig om zich meer open te stellen voor deze innerlijke werkelijkheid als men de menselijke belevingswereld bij zijn onderzoek wil betrekken.
In de geesteswetenschappen kan men vrijwel alleen maar uit de voeten met een instelling van de aandacht waarbij men als kenner niet op afstand blijft. Het veld van studie bestaat daar immers uit interpretaties en betekenissen. De filosofie, de kunsten en religie zijn de gebieden waar men niet om de vrijheid van de geest heen kan.
Kunstwerk van de Indiase kunstenares Shilpa Gupta in de tuin van museum Voorlinden in Wassenaar
Objectiveren en verbonden zijn
Individuele mensen kunnen en zullen in hun dagelijks leven altijd variëren tussen zulke verschillende manieren van kijken. In al onze sociale contacten en relaties hebben we noodzakelijkerwijs de instelling, waarbij we ons gedeeltelijk verbinden met degenen met wie we contact hebben. Anders zou er geen gedeelde sfeer zijn waarin communicatie kan plaatsvinden. Gedurende ons dagelijks leven schuiven we continu en ongemerkt heen en weer tussen zulke verschillende subjectieve instellingen: objectiverend of meer verbonden. We zijn ons daarvan meestal niet bewust.
Bij de afstandelijke, de objectiverende instelling heeft alles een eenduidige identiteit. Als we dat waar we op gericht zijn dichterbij ons laten komen en niet op afstand houden, dan gaan de twee polen van de waarneming of ervaring, subject en object meer in elkaar overvloeien, meer door elkaar lopen: ze verbinden zich meer met elkaar. Dan wordt alles dubbelzinniger, maar dan zal de beleving betekenisvoller worden. Dan is het mogelijk dat de waargenomen wereld weer betoverend is.
We kunnen een schaal maken wat betreft onze eerste-persoons-instelling waarin we de afstand en verwevenheid variëren. Als de afstand maximaal is, objectiveren we wat we zien/ervaren, op de tussenniveaus verbinden we er ons min of meer mee. Tenslotte kunnen subject en object ook samenvallen en een geheel worden. We merken gewoonlijk zulke verschillen niet op, omdat we er niet aan gewend zijn er op te letten en geen waarde hechten aan het onderscheid.
Wetenschappelijke manier van kijken is algemeen geworden
De psycholoog en filosoof Charles Taylor is in zijn studie Sources of the Self nagegaan hoe we in onze tijd ons zelf ervaren. Er is een stijl van kennen ontstaan waarin de verwevenheid van het subject met zijn omgeving is vervaagd. Wat overblijft is een ’puntvormig zelf’. ‘De kernidee van het onthechte subject dat zowel tegenover de wereld als tegenover zichzelf een objectiverende houding kan aannemen doordat het zich tot een puntvormig zelf neutraliseert, is een van de belangrijkste ontwikkelingen van de moderniteit’[2]
Dit is ook de instelling van onze aandacht die gebruikt wordt in de klassieke natuurwetenschap. Het is bijna verbijsterend wat we hebben kunnen ontwikkelen door op deze manier de wereld te benaderen. Juist door die successen is deze manier van de wereld zien echter de toon aan gaan geven, ook buiten de wetenschappen. Onder andere door die vaste gewoonte om een objectiverende instelling te hebben is de materiële werkelijkheid in de ervaring de meest echte werkelijkheid geworden. De waarnemer van deze wereld, in de woorden van Taylor dat puntvormige zelf zonder uitgebreidheid, ervaart zichzelf vooral als een individu. Het gevoel van verbondenheid met anderen, de samenleving en de omringende fysieke wereld vermindert dan. Intussen wordt steeds vaker het gebrek aan verbondenheid genoemd als probleem in deze tijd.
De identiteit van het individu is wel vrijwel altijd nog wel verweven met ons lichaam, onze eigenschappen en ons persoonlijke verhaal. De emoties van de persoon zijn door die condities gekleurd. Nu gaat het moderne mensbeeld er vanuit dat iedereen de invulling van wat werkelijk belangrijk en waardevol is, baseert op zijn gevoel, een erfenis van de romantiek. Het goede leven is wat ieder individu zoekt op zijn eigen manier, het kompas daarbij is het gevoel. We zien hier dat de verschillende instellingen van de aandacht elkaar afwisselen en dat we die beiden in verschillende situaties gebruiken.
Getuigenbewustzijn
Er zijn dus verschillende wijzen waarop we ons bewustzijn kunnen instellen. We kunnen enerzijds afstand nemen tot ons object van ervaren, waarnemen en kennen. Anderzijds kunnen we de afstand juist laten verdwijnen, dan zal ons gevoel van zelf zich uitbreiden en dan kunnen we ons verbinden of zelfs samenvallen met het object. Beide bewegingen worden in oosterse meditatietechnieken gebruikt en zo ver mogelijk doorgevoerd.
Een veelgebruikte oefening in vele soorten meditaties is om de objectiverende houding verder door te zetten dan gebruikelijk ten opzichte van de interne mentale en gevoelsmatige verschijnselen. Als dit wordt gedaan, blijkt dat we steeds meer die verwevenheid met lichaam, gevoelens en geschiedenis kunnen loslaten, zodat we tenslotte alleen als spiegelend bewustzijn zonder inhoud aanwezig zijn. Er zullen nog steeds gedachten en gevoelens opkomen, maar daar zijn we niet meer bij betrokken, we nemen ze alleen waar. Dit wordt het getuige-bewustzijn genoemd.[3]
Het geeft de mogelijkheid om een andere ervaring van onszelf te hebben, anders en dieper dan het persoonlijke verhaal gekleurd door emoties, gedachten en geconditioneerd door onze geschiedenis. We ervaren een meer onpersoonlijke diepte die echter wel onmiskenbaar een deel van onszelf is We zijn dan veel minder overgeleverd aan wat ons overkomt, aan onze emoties. We krijgen meer mogelijkheden om onze positie te kiezen, dat is een vorm van vrijheid. En we zijn minder makkelijk te manipuleren, bijv. door nepnieuws. Het maakt het mogelijk om beter door de complexiteiten te navigeren die onze aard met zich meebrengt en zo kunnen we meer harmonie in en buiten onszelf ervaren.
In deze ervaring van het getuige-bewustzijn zijn we dicht bij het transcendente bewustzijn. Als men van daaruit zichzelf de vraag stelt hoe men daar aanwezig is, zal men op kunnen gaan in de zuivere aard van het subject en transcendent bewustzijn ervaren.
Dit geldt als een oefening en we hoeven niet in het gewone leven altijd zo’n afstandelijke instelling te hebben. Het is één kant van het verhaal, maar wel een heel nuttige om bewust kennis te maken met de diepte van bewustzijn, en de diepte van de werkelijkheid, die we zonder een dergelijke oefening te doen meestal niet registreren.
Overgave
In andere meditatietechnieken wordt de beweging de andere kant op gecultiveerd. Dan laten we dat mechanisme dat we gebruiken als we ons ergens mee identificeren maximaal zijn werk doen. Dat mechanisme kennen we allemaal goed, dat gebruiken we als we ons laten meevoeren met een verhaal, met een film of boek. We ’vergeten’ ons gebruikelijke persoonlijke standpunt, geven ons over en beleven de wereld die ons wordt voorgeschoteld. We zijn verbonden met die versie van de werkelijkheid.
Als devotionele meditatieve oefening in de oosterse culturen richt men de aandacht bijvoorbeeld op een beeld van een godheid. De aanwezigheid van die godheid in het beeld wordt dan sterker ( maakt men werkelijker), de godheid zelf komt dichterbij omdat men afstand vermindert en men wordt tenslotte één met deze godheid. Dit is een uitbreiding van de zelfsfeer, een uitbreiding van het gevoel van wat men is, dat eveneens zonder die oefening te doen meestal niet ervaren zal worden.
´Als je een hindoe vraagt wie of wat hij aanbidt, terwijl hij wat rijst bij een beeldje van Krishna strooit, kan hij antwoorden: Krishna, God Vishnu of het Absolute voorbij alle vormen. Er is een geringe scheiding tussen symbool en de werkelijkheid waar dit symbool naar verwijst. Dat geldt ook voor woorden, waarvan de erbij horende werkelijkheid bij het uitspreken wordt opgeroepen, zoals bij mantra recitatie’. [4]
Primaat van de waarnemer
Als we mediteren door liefdevolle aandacht op een verheffend beeld en we uiteindelijk onze identiteit laten samenvallen met dit beeld, is de ervaring van wat we (kunnen) zijn uitgebreid. Als we bekend zijn geraakt met het getuige-bewustzijn: een zuiverder, stillere, ruimere, meer open en lege vorm van bewustzijn, dat alleen nog spiegelt, dan hebben we eveneens een dimensie toegevoegd aan ons gevoel van wat we zijn.
Die verruimde ervaring van onszelf kunnen we in principe integreren in ons leven, ook als we in het gewone leven weer op persoonlijk vlak functioneren. We hoeven niet helemaal weer terug te keren in die kleinere vorm van hoe we onszelf als persoon ervaren en onszelf daar helemaal in op te sluiten.
Het is gebruikelijk onze identiteit vast te zetten in de persoonlijke identiteit. Dat is het model dat onze cultuur ons biedt. Maar zitten we daar nu werkelijk aan vast? Het is in principe altijd mogelijk voor mensen om afstand te nemen, of om vanuit een ander perspectief te kijken naar een situatie. Aan de subjectkant van de twee polen van subject en object bevindt zich immers altijd het bewustzijn. Hoe klein dat subject zichzelf ook heeft gemaakt, altijd heeft het ook het bewust-zijn in zich. Het bewustzijn heeft als zodanig geen begrenzingen van objecten en is niet terug te voeren op wat waargenomen wordt. Wat betreft dit bewustzijnsaspect van onszelf kunnen we altijd boven de bestaande situatie uitgaan. Van daaruit kunnen we de eerdere werkelijkheid relativeren en vaststellen dat ons nieuwe standpunt een hogere, dat wil zeggen meer omvattende, meer adequate werkelijkheid is.
Conclusie
We kunnen leren van de meditatie-technologieën van de oosterse culturen dat er verschillende manieren zijn hoe onze aandacht in te stellen. Als we dat mechanisme onderkennen kan ons dat een paar dingen duidelijk maken. Ten eerste dat bij die verschillende instellingen van de aandacht, we verschillende werelden zien en ervaren. We bespraken de objectiverende, afstandelijke instelling versus die waarin we ons verbinden met wat we zien of ervaren. Dit zijn twee bewegingen die we in het dagelijkse leven steeds maken. Als we de afhankelijkheid van wat we zien en ervaren van die instelling onderkennen, hebben we een hoger standpunt ingenomen en kunnen we zien dat beiden typen werkelijkheid tot onze leefsfeer horen. Wat is het criterium om de ene wereld meer waarde te geven of als echter te ervaren dan de andere? Het traditionele antwoord daarop is dat de eigen directe ervaring van een grotere en helderder werkelijkheid intern meteen duidelijk is. Dit wordt geillustreerd met het bekende verhaal dat de angst voor een slang die men in de schemering meent te zien verdwijnt als bij daglicht duidelijk is dat het een touw is wat is achtergelaten.
Een tweede conclusie is dat de objectiverende instelling van de klassieke natuurwetenschap geen uitspraak over waarden of zingeving kan doen. Als dat het dominante model voor onze alledaagse ervaring is geworden, wordt zinloosheid een probleem, verliezen waarden hun belang en kunnen sociale verbanden verminderen of uit elkaar vallen omdat we steeds individualistischer worden. Anders gezegd: er is een negatieve vrijheid verworven, een vrijheid van, maar niet een vrijheid tot, om geïnspireerd door waarden een richting te hebben hoe ons in de wereld te bewegen.
Een derde conclusie is dat we een minder objectiverende instelling kunnen cultiveren om verbindingen en verbanden, zingeving en waarden te bevorderen. We dienen dan een meer gevoelsmatige verbinding met wat we waarnemen en ervaren toe te laten en te beamen.
Het bewust registreren van de verschillende manieren om ons bewustzijn in te stellen, en de verschillende ervaring van wat we dan zijn en hoe we de wereld ervaren, is ook relevant voor de huidige discussies over (sociale) identiteit. Het geeft een directe ervaring van de relativiteit van onze gebruikelijke identiteit. Deze blijkt een veel grotere flexibiliteit te hebben dan nu in die discussies lijkt. [5]
Het blijkt mogelijk te zijn een meer omvattende identiteit te ervaren: het bewustzijn dat alle mensen gemeen hebben, het bewustzijn dat voorbij gaat aan identificaties, aan de emoties en gedachten die erin verschijnen en verdwijnen. Als we dat helder ervaren is een andere vorm van betrokkenheid en verbinding mogelijk. Dan is ook een verbondenheid, een identificatie met grotere en andere sociale verbanden mogelijk, ongeacht de verschillen tussen mensen, omdat ons bewustzijn in essentie voorbij deze verschillen gaat.
Noten
[1] Dit inzicht vinden we ook terug in de westerse filosofieën, zeker in het postmodernisme. Tegen de achtergrond van de eigen ervaring van zuiver bewustzijn leidt het echter niet tot nihilisme ed.
[2] Zie Charles Taylor, Sources of the Self , blz 174
[3] Zie Douwe Tiemersma, Non-dualiteit, blz 126
[4] Douwe Tiemersma, Verdwijnende scheidingen, blz 48
[5] Zie ook: Over identiteit en identificaties in CM nr 40