Civis Mundi Digitaal #72
Motivatie
Weer tovert de Heiligman een blijde glimlach op vele gezichten. Maar wie kent het mysterieuze verleden van de Sint en zeker ook van zijn knecht, verrassend vol ondeugende erotiek? Tonny van Renterghem (1996) noemde de oorsprong van Sinterklaas en zijn knecht een waar detective verhaal, dat tienduizenden jaren terug gaat naar oeroude mysteriën en niet uit te roeien rituelen. Het is inderdaad spannend je daar in te verdiepen.
Mijn motivatie. Geboren en getogen in Amsterdam had ik een groot ontzag voor sint Nicolaas, de schutspatroon van mijn stad. Nu hangt naast mijn boekenplank vol met boeken over Sint en kerst het ouderlijk schilderij van de 19e-eeuwse St. Nicolaas kerk aan de Prins Hendrikkade, met het al uit de verte zo herkenbare silhouet. Ik, een kind gek op sprookjes, las en herlas de oude Sint legendes, zoals over de Heiligman die buidels met geld bij drie verarmde meisjes naar binnen gooide zodat ze konden trouwen (en niet de prostitutie in hoefden, maar dat stond er niet bij). De onthulling dat Sinterklaas niet bestaat was een enorme schok. De eerste rite de passage voor Nederlandse kinderen. Maar al snel voelde ik me trots dit geheim nu te kennen en zo bij de grote mensen te horen en ik wierp me, aanvankelijk zeer stuntelend, op het maken van surprises en malle gedichten. Door mijn familienaam Roede voelde ik me heimelijk verbonden met die speels met zijn roede dreigend rondspringende knecht. Totaal onwetend van een heel andere betekenis van dat woord tot ik Gerard van het Reve las. Pas bij het me verdiepen in de oer achtergronden van Sinterklaas gebruiken ontdekte ik de fallische betekenis van Piets instrument. Geboren en getogen in de Donarstraat, met vlakbij de Wodanstraat waar mijn oudere zusje was geboren, wilde ik als kind ook alles weten over die wilde woeste Germaanse Goden waar naar onze straten waren vernoemd. Voor donder was ik niet bang, maar ik luisterde vol aandacht hoe ‘mijn’ Donar weer bezig was zijn hamer door het zwerk te gooien. Blij verrast ontdekte ik later de relatie tussen zijn vader Wodan/Odin en Sinterklaas. Ik noemde mijn pikzwarte honden pup Odin, maar riep zo wel het noodlot over hem af, want enige jaren later werd hij eenogig, als zijn naamgenoot de hemelgod. Geschrokken dat enkelen nu zelfs aan de poten van Sints troon willen zagen, zocht ik oude aantekeningen bijeen.
Archaïsche angsten. Volgens C.G. Jung stamden legendes en mythes uit de periode vlak voor het ontstaan van onze huidige beschaving, toen archetypes waaronder demonen en saters een belangrijke rol speelden in het geestelijk leven. Hij introduceerde het concept van een ‘collectief onbewuste’, de geestelijke erfenis van de hele mensheid. Zijn niet te bewijzen ideeën zijn verworpen, maar wel is er consensus dat oude volksvertellingen een zweem van waarheid bevatten. Huidige religies absorbeerden vroegere legendes en mythes en bevatten zo resten van archaïsche gedachten en angsten. Ook in huidig tradities kunnen nog sporen van vergeten natuurreligies sluimeren. Volgens Joseph Campbell zit de angst voor het dagelijkse vallen van de duisternis na de zonsondergang en de vreugde over het iedere morgen weer terugkeren van het licht, even imponerend en onbegrepen als het wisselen van de seizoenen met de lange koude donkere winters en de zo belangrijke zonnewende, nog diep in ons verankerd. Ooit werd getracht deze angsten te bedwingen door verering van de ondoorgrondelijke hogere natuurmachten en het scheppen van een verklarende godenwereld. Het natuurfenomeen van licht en donker werd gezien als de strijd tussen goed en kwaad. In de donkere midwinterdagen kwamen de geesten van de duistere onderwereld boven, zo geloofde men. Wanneer in het voorjaar de zon terugkeerde verdwenen de duivelse zwarte demonen weer onder de grond. Ze leefden lang voort in de talloze verhalen over een zwarte figuur, soms afgebeeld gehuld in dierenhuiden, vaak met angstaanjagende hoorns, woeste ogen en een lange fel rode tong. Hij werd de boeman figuur, de boze man die kindertjes mee nam in zijn zak. In die vroege dagen was men onbekend met de ver weg levende donkerder mensen; de zwarte figuur verwees zeker niet naar zwarte Afrikanen.
Goden. De bezwerende verering schiep in latere tijden goden. De Germaans/Scandinavische zonnegod Wodan/Odin joeg vergezeld door zijn twee zwarte raven op zijn achtbenige witte paard Sleipnir over de wolken, zijn donkere duivelse slaaf Eckhart aan een ketting meeslepend, en leidde de Woeste Jacht om de boze, donkere machten te onderwerpen. Hij bracht zonneschijn en geschenken, maar aan zijn strijdros moesten oogstoffers worden gebracht. In Noordelijk Europa herinneren meerdere tradities aan Wodans hemeltochten, zoals Sinterklaasprocessies waarbij luid lawaai wordt gemaakt om de demonen van de koude, donkere winter af te weren. Ook op sommige plaatsen in Nederland, zoals de vrij gemoedelijke ‘Ouwe Sinterklaas’ viering op Texel, de mannen vermomd met hoge witte kappen. Ameland viert grimmiger op 4 en 5 december het ‘Klein en Groot Sinterklaas,’ waarbij de mannen vermomd als Sunneklaas rondtrekken met veel gerammel van kettingen, dierengeluiden, koeienhorens, dreigend met stokken. Zeker geen kinderfeest maar een (vergeten) dramatisering van Wodan’s Wilde Jacht. Hun benaming hoeft niet te verbazen. Lang kende men naast de waardige bisschop met mijter een angstaanjagende boeren (Zwarte) Klaas, dikwijls met een zwart masker of een met roet of kurk zwart gemaakt gezicht. Meerdere heidense rituelen werden later getransformeerd, Wodan op zijn Sleipnir werd de op zijn schimmel over de daken rijdende Sinterklaas. Ook Sint Nicolaas en zijn donkere knecht zouden de strijd tussen licht en duisternis symboliseren. Het zingen bij de schoorsteen bij de schoen met hooi zou terug te voeren zijn tot de vroegere plaggenhutten waar het rookgat boven de centrale stookplaat ook de verbinding vormde tussen de aardse en de bovenaardse wereld. Om de geesten gunstig te stemmen werden offergiften bij de stookplaats gelegd; ons speculaas met vaak dierfiguren zijn de Germaanse offerkoeken van toen.
Erotische achtergronden
Erotische achtergronden van de heilige Nicolaas. Ooit speelde naast het ontzag voor het donker ook het eren van de vruchtbaarheid, de groeikracht van de natuur, een belangrijk rol. Zoals in de meeste oeroude sprookjes zit in de legenden rond Sint Nicolaas - beschermer van vruchtbaarheid, voortplanting en het gezinsleven – ook veel seksuele en vruchtbaarheidssymboliek. Zijn bisschopsstaf was aanvankelijk een symbool voor de levensboom en de rituele twijg. Een verre herinnering aan de oude Germanen waar de jongens bij hun initiatie rite werden aangeraakt met een twijg, symbool van vruchtbaarheid. Aanvankelijk sloeg Sint zelf met de fallische roe, pas later nam zijn knecht die taak over. Een man die over de daken rijdt en zijn knecht de schoorsteen instuurt om wat lekkers te stoppen in de klaarstaande schoen zou een verkapte Freudiaanse seksuele wensdroom van vrouwen zijn. De legende over de drie door een op hun geld beluste herbergier in vaten gepekelde studenten die door de Sint na zeven jaar weer tot leven werden gebracht, zou bevruchting, zwangerschap en geboorte verzinnebeelden.
Origine en verering. Algemeen wordt verteld dat de origine van de Sint terug gaat tot de heilige Nicolas, begin 4e eeuw bisschop van het nu Turkse Myra (Anatolië) en beroemd om de vele wonderen die hij verrichtte. Historische bewijzen ontbreken echter. Hij zou het concilie van Nicacea in 325 hebben bijgewoond, maar is niet op de lijst met aanwezigen te vinden. Tenslotte werd Nicolaas uit Myra in 1959 door het Vaticaan van de liturgische kalender verwijderd. Wel is zeker dat in de zesde eeuw de eenvoudige monnik Nicolas leefde die zieken genas en als exorcist duivels wist uit te bannen. Welke Nicolaas ook, hij werd als ‘eerste Heilige na de Moeder Gods’ in de 7e eeuw in Griekenland en daarna al snel in het hele orthodoxe Oosten van Europa zeer vereerd. In de achtste eeuw bracht Ludger, bisschop van Munter, bij zijn preken in Friesland en Groningen de Nicolaas verering naar ons land en kwam er waarschijnlijk al een eerste, houten Nicolaas kerk in Amsterdam, waarvan hij de schutspatroon werd. Vanaf de 13e eeuw was Nicolaas ook overal in het Westen een historisch fenomeen. Veel plaatsen, vooral havensteden, werden naar hem vernoemd. Ook in ons land verrezen Nicolaas kerken en parochies, verscheen zijn beeltenis in het gemeentewapen en in afbeeldingen in de kerk, op gevelstenen en soms als boegbeeld van een schip. Hij groeide ook hier uit tot de beschermheilige van huwbare maagden, reizigers en kooplieden, vissers en zeevaarders. Zo kozen de schippers van Maastricht, eens een belangrijke havenstad, Sint Nicolaas tot hun schutspatroon en bouwden vanaf 1343 op het Onze Lieve Vrouweplein een grote sint Nicolaas kerk, die helaas in 1838 werd afgebroken. In 1404 werd in Amsterdam een St. Nicolaasgilde opgericht en werd enige eeuwen een tot diep in de nacht druk bezochte Sinterklaas markt gehouden.
Ouder dan Nicolaas
De oeroude knecht. Tonny van Renterghem (1995, 1996) verrichtte veel speurwerk en betoogt met mooie illustraties dat de oorsprong van de vrolijke knecht veel verder terug gaat dan die van Nicolaas. Terug tot de dikwijls gehoornd en met stijve penis uitgebeelde sjamanistische halfgod Herne of de dansende en grappen makende Pan, de met vruchtbaarheidsrituelen omgeven bosgeest, ook bekend als onder meer Faun, Priapus of Satyr. Tienduizend jaar oude grottekeningen in de Dordogne tonen al gemaskerde dansende sjamanen. De sjamaan of medicijnman(vrouw) trad in trance in contact met de zo belangrijke zowel gevreesde als bewonderde geesteswereld. De aanbeden halfgod werd later door de Kelten, Grieken en Romeinen overgenomen, maar gereduceerd tot een ondergeschikte. De Kerk zag in hem een satan. In de vroege Middeleeuwen schilderde de Kerk Sint Nicolaas af met een donkere geketende satanische slaaf – duidelijk een reminiscentie van Wodans slaaf Eckhart - die stoute kinderen en geile meiden naar de christelijke hel mocht slepen, later in de zak naar Spanje, naar de hel van de inquisitie. In Duitsland is de helper van Sint-Nicolaas nog steeds een griezelig zwart mannetje met een bezem of roede, knecht Ruprecht, ook bekend als Klaubau (Tirol), Sankt Peter of Grampus. Maar de ondeugende, wat losbandige figuur die achter de rug van de Heiligman gekke gezichten trok, de draak stak met de Kerk, werd verbannen door de inquisitie en zeker door de protestantse reformatie. Eeuwenlang trad Sint alleen op, zonder knecht. Tot op de 6-cents-prent De Nieuwe Sint Nicolaas uit 1775naast de heilige te paard een grote staande blanke man werd afgebeeld; zijn knecht, werd gezegd.
Familiefeest
Familiefeest. Vanaf de 15e eeuw werd de eens kerkelijke feestdag bij rijke katholieke families steeds meer tot een gezellig familiefeest, maar de protestanten waren aanvankelijk fel tegen het paapse gedoe. Tijdens de Reformatie moesten de roomse heiligen verdwijnen; calvinistische dominees probeerden een verbod van het sinterklaasfeest in te voeren. De gezellige pret was echter niet tegen te houden en het werd een populair feest voor iedereen. Meerdere schilderijen getuigen hiervan, zoals twee bekende doeken van Jan Steen uit de 17e eeuw. Dagblad de Tijd schreef op 6 december 1859: “St. Nicolaas. Het is opmerkenswaard dat bij de groote afkeer, die gedurende drie eeuwen in ons land door de regerende klassen tegen de Katholieke plegtigheden en kerkgebruiken aan de dag werd gelegd, er toch zoveel in het volksleven bleef bestaan. … Het is waar dat de moker van de beeldenstormers zijn beeld hadden verbrijzeld, maar in het hart des volks bleef het geliefd. … Zo viert heden het gansche land de Katholiek, de Protestant en de Israëliet, in broederlijke eendracht den St. Nicolaas”. (Wikipedia). Ook Nederlands-Indië vierde uitbundig Sinterklaas; het was daar een soort zomercarnaval. Zijn uitbanning lukte wel in Engeland, Frankrijk en Duitsland waar als vervanging de Kerstman populair zou worden. Aanvankelijk liep die soms ook met kettingen rond. Begin 19e eeuw begon het bezoek van de heiligman aan huis. Hij werd hierbij - ook door De Génestet in 1849 - veelvuldig afgeschilderd als een bullebak, die met veel geraas en gerammel van kettingen verscheen en er met een zweep of roede op los kon slaan, want naast kindervriend was Sint ook een kinderschrik en ongemeen streng. Later nam zijn knecht (met een zwart masker of beroet gezicht) de rol van boeman over. Tot men vond dat je kinderen niet zo bang moest maken en hij om pedagogische redenen tot grapjas werd, en zo weer meer vertoonde van de archaïsche speelse, plagende Pan.
De Spaanse Moor. Dan introduceert in 1850 de Amsterdamse onderwijzer Jan Schenkman naast het stoomboot verhaal een naamloze Spaanse Moor in het kinderboekje ‘St Nikolaas en zijn Knecht’ (J. Vlieger, Amsterdam; de naam van de illustrator is onbekend). Op de buitenkant prijkt een op een bruin paard gezeten Sint, aan zoete kinderen appels uitdelend, en een op een grauw paard gezeten man in een soort Middeleeuws kostuum, die de vuist heft naar angstige belhamels. Zijn pak lijkt geïnspireerd op de Morenpages die in de 16e eeuw populair waren bij adellijke en rijke families. De naam Piet verschijnt in De Tijd van 6 december 1859: “Hier en daar treedt een goedhartige peetoom of een oude huisknecht vermomd met mijter en staf getooid, het huisvertrek binnen. Menigeen laat hem vergezellen door een ander personaadje, een …., die onder de naam van Pieter mijn knecht niet minder populair is dan de Heilige Bisschop zelf”. Door een vouw in de krant is het woord …. vrijwel onzichtbaar, maar sterk vergroot is ‘neger’ leesbaar. (Wikipedia, Zwarte Piet). Het is een geheel nieuwe, onverwachte ontwikkeling om een als een donkere Afrikaan vermomde de knecht van Sinterklaas te laten zijn. In de eeuwen ervoor toen de slavenhandel bloeide, nooit was de knecht een plantageslaaf. Het werd het begin van een ware geschiedvervalsing en begripsverwarring. Want de islamitische Moren uit Spanje en Noord-Afrika - die zelf eeuwenlang christenslaven hielden - zijn geen ‘zwarten’, zijn nooit als slaven over de oceaan versleept. Ruim anderhalve eeuw later zal dit leiden tot hevige controverses.
Met de tijd mee. In 1888 werd Sinterklaas voor de eerste keer officieel ingehaald, met een rijtuig in Venray. In 1934 vond de eerste officiële intocht in Amsterdam plaats. Na de oorlog trad Piet niet langer solitair op toen in december 1945 de Canadese bevrijders en medeorganisatoren van de optocht met weinig besef van de aloude traditie een hele stoet Pieten inschakelden. Het bleef zo. Sint weet zich immers altijd aan te passen. In 1987 bezocht hij in Abu Dabi per kameel met twee Arabische knechten de bemanning van twee Nederlandse mijnenvegers. Want het is niet alleen een kinderfeest, ook volwassen genieten ervan. De traditie wordt steeds weer aangepast, het rollenspel verschuift. In het jaarlijks tv kinderverhaal werd de aanvankelijk onderdanige, wat onnozele Piet de onmisbare assistent die alles moet regelen voor de steeds onhandiger Sint.
In de West. Tweemaal maakte ik op Curaçao de aankomst van Sint mee. Ik genoot van het zichtbaar plezier waarmee de vele donkere en wat minder blanke kinderen Sint en de pikzwart geschminkte Pieten toejuichten. Kleine kinderen letten niet op huidkleur, ze gingen ook hier op in het magisch sprookje. Ook in Suriname werd Sinterklaas jaarlijks groots ingehaald. Volwassen kunnen het echter anders beleven. November 1965 hekelt in dagblad Amigoe di Curacao in een ingezonden brief de Surinamer Ewald Ong-A-Kwie het Zwarte Pieten gedoe. Instemmende reacties volgen. In 1968 werd de schrijver W.F. Hermans tijdens een verblijf op Curaçao toen hij aanvoerde dat een snoep uitdelende Piet toch minder autoritair was dan Sinterklaas, beschuldigd van het goedpraten van het kolonialisme. (De laatste resten van Tropisch Nederland, 1969). In 1970, een jaar na de grote arbeidersoproer, wordt op Dushi Kòrsou de intocht afgelast. Maar hoewel de daar bekende actievoerder Stanley Brown blijft ageren tegen ‘dat model van rassendiscriminatie’, keert de intocht van de Heiligman er weer terug, de laatste jaren met zwart geschminkte en veelkleurige Pieten. In Suriname mislukt in de jaren zeventig het willen vervangen van het sinterklaasfeest door een kinderdag, maar na de staatsgreep van 1980 wordt ‘het oer-Hollandse feestje’ afgeschaft. Ook hier blijkt de traditie hardnekkig, Sint en Piet keren terug, tot na enige jaren het vieren door de overheid wordt verboden; privé vieren mag. Tegenwoordig verzorgt McDonald’s een soort Disneyland-Sint optocht door Paramaribo (In de West zijn ze allang klaar met Zwarte Piet; John Jansen van Galen, ARGUS 13 november 2018).
Het Pietendebat. Het diepgewortelde eeuwenoude warme vrolijke volksfeest met veel pakjes, surprises, elkaar plagen in bizarre rijmen en veel snoep, staat de laatste zeven jaren na de West ook in Nederland onder druk door steeds nadrukkelijker beschuldigingen van racisme. Het uiterlijk van de Pietermannen zou refereren aan de slaventijd, Piet zou de personificatie zijn van het karikaturale stereotype van de zwarte mens. Een rol speelt dat actievoerende Antillianen en Suriname, zelf afstammelingen van slaven, dichter staan bij Amerika dan onze meeste landgenoten. Daar werd vanaf 1828 in minstrels shows en vaudeville de blackface populair, een zwart geschminkte blanke die de plantageslaven imiteerde. De voormalig Russische Joodse Al Johnson werd vanaf 1904 beroemd met zijn niet racistisch bedoelde tranentrekkende Sonny Boy. Nu is in de Verenigde Staten een blackface absoluut onacceptabel. Hier geconfronteerd worden met stoeten zwart geschminkte blanken is dan een cultuurschok.
Aanpassen. De eigen mening is als een olietanker, heel moeilijk en slechts heel langzaam wendbaar. Daarom is het opmerkelijk dat in luttele jaren van actievoeren in Nederland steeds meer eerder fanate Pietenfans, waartoe ik mezelf rekende, toch voor aanpassingen zijn. Kroeshaar, dikke rode lippen, grote oorbellen en een namaak Surinaams accent kan echt niet meer. Want al gaat het om een minderheid, het is nooit goed dat kinderen huilend thuis komen omdat ze voor Zwarte Piet zijn uitgescholden. Ze hebben niet allemaal een wijze moeder die uitlegt dat de figuur in dat vrolijke gekleurde pak juist komt om ze aan het lachen te krijgen en helpt bij het pakjes uitdelen. Het is verdrietig wanneer ook volwassen donkere medebewoners voor Zwarte Piet worden uitgescholden, ja belachelijk gemaakt. Deze tactloosheid helpt helaas mee aan de ontstane polarisatie, met steeds meer morbide dreigingen.
Vijf december wens. Ik zou wel - achterop Sints witte paard - van de daken willen schreeuwen: dat zogenaamde erfgoed, die zogenaamde Nederlandse identiteit, is slechts een anderhalve eeuw oud en berust op een door Speelman geïntroduceerde onjuiste beeldvorming. In de eeuwenoude oorspronkelijke tradities was de knecht nooit een Afrikaan. Het is dan ook niet alleen verstandig, maar in de lijn van de oude historiën terug te keren naar de roetveegmannen, die eerder eeuwenlang Sint vergezelden. Dat vrijwel geen huis meer een schoorstenen heeft is niet relevant. Die verklaring voor hun besmeurde toet past in het sprookje, evenals de kleine zeker niet zeewaardige stoomboot die naar verhaald zowaar uit het verre Spanje arriveert.
Wijze vriend Pim zegt “alle tradities worden ooit geboren, verdwijnen, komen terug, worden op de proef gesteld en aangepast, zijn dynamisch”. De duizenden jaren oude mythes van Wodan-Odin/Sinterklaas en de ondeugende knecht Herne-Pan/Piet overleefden de Keltisch en Germaanse godsdiensten, de Inquisitie en de puriteinen. Hopelijk wordt er snel een bevredigend compromis gevonden waardoor heel Nederland blij kan zijn met Sint en zijn Pieten.
Voornaamste bron: Tonny van Renterghem (1995) When Santa Was a Shaman. The Ancient Origins of Santa Claus and the Christmas Tree. Llewellyn PublicationS, St. Paul, USA; (1996) Het geheim van Sinterklaas en de Kerstman. Kosmos.