Civis Mundi Digitaal #72
De ontmanteling van de Nederlandse zuilenstructuur sinds de jaren 60 viel samen met de individualisering, de verdere globalisering van de economie en de Europeanisering van het openbaar bestuur. Nederland werd een post-verzuilde maatschappij, met meer individuele keuzevrijheid, maar ook met minder gevoelens van lotsverbondenheid binnen en tussen groepen. Ook verzwakten de permanente overlegkanalen die ervoor zorgden dat de belangen van de verschillende groepen, van hoog tot laag, een ingang in het beleidsproces vonden.
Lange tijd kende die post-verzuilde samenleving geen duidelijke nieuwe ordening. De afgelopen paar jaar tekent die nieuwe ordening zich toch steeds duidelijker af. Die ordening heeft naast de bekende sociaal-economische en culturele dimensies, ook een regionale dimensie, die tot op heden weinig onderkend is.
Verschillende leefwerelden
Sinds het eind van de jaren negentig is duidelijk dat sommige groepen in de samenleving veel meer dan gemiddeld van globalisering profiteren en andere groepen veel minder dan gemiddeld. Grosso modo leven zij ook in steeds sterker verschillende leefwerelden: een progressief-individualistische leerwereld waarin open grenzen economisch voordelig en cultureel verrijkend zijn versus een nationaal-traditioneel-georienteerde leefwereld waarin open grenzen economisch onvoordelig en cultureel bedreigend zijn.
De Britse auteur David Goodhart heeft deze analyse onder woorden gebracht met zijn indeling van de maatschappij in somewheres en anywheres in het boek The Road to Somewhere (2017). Ook in Nederland signaleert het SCP dat 60 procent van de bevolking verliesgevoelens, bijvoorbeeld van zeggenschap, cultuur en identiteit ervaren, ondanks dat objectief gezien hun kwaliteit van leven stijgt. Verliesgevoelens verminderen de bereidheid om compromissen te sluiten, wat terug te zien is in het stemgedrag van somewheres, weg van de partijen die erom bekend staan het compromis te zoeken.
Regionale dimensie
Een tweede, en in Nederland tot op heden onderbelichte dimensie van de nieuwe maatschappelijke orde is de regionale dimensie. Andres Rodriguez toont met politieke en economische data op regio-niveau aan dat de uitkomst van het Brexit-referendum in het VK, de verkiezing van Trump, en de afgelopen verkiezingsuitslagen in Frankrijk, Duitsland, Oostenrijk en Italie te verklaren zijn door de toegenomen verschillen in leefwereld die tussen regio’s zijn ontstaan. Het gaat om regio’s die in de geglobaliseerde economie bruisen versus regio’s die krimpen. Rodriguez noemt dit verschijnsel the revenge of the places that don’t matter anymore. Hij geeft aan dat toenemende kloof tussen bruis en krimp de economische en sociale stabiliteit van landen begint te bedreigen.
Bubbels in plaats van zuilen
Als wij de inzichten van Goodhart en Rodrigeuz combineren en projecteren op Nederland, dan zien we ook hier een nieuwe maatschappelijke ordening ontstaan, een van bubbels in plaats van zuilen. Actuele gebeurtenissen wijzen ook in die richting: de afgelopen gemeenteraadsverkiezingen lieten zien dat de klassieke middenpartijen verliezen, in de grote steden vooral ten gunste van de kosmopolitische partijen, en in de landelijke gebieden vooral ten gunste van de niet-kosmopolitische, maar wel op identiteit-gerichte partijen. Ook de opmerkelijke scheidslijn bij de uitkomst van het WIV-referendum tussen Noord-Nederland en de rest, de casus Groninger gaswinning en de discussie rondom de #blokkeerfriezen leggen deze nieuwe maatschappelijke scheidslijnen bloot.
Op basis van de getalsmatige verdeling tussen somewheres en anywheres en gegevens van het NIDI over bruis- en krimpregio’s, kunnen we de omvang van verschillende bubbels bij benadering vaststellen, en dus ook de electorale potentie van de bubbels. Zo zien we de bubbel van randstedelijke meritocraten (15 procent) die politiek-bestuurlijk en cultureel de toon zetten. Ook zien we midden- en laagopgeleiden in het stedelijk gebied (21 procent), die in economische sterke regio’s wonen maar zelf weinig meeprofiteren. Aan de randen van ons land komen we bubbels tegen van mensen die zowel de economische vitaliteit van hun gebied zien stagneren, als zich in hun cultureleidentiteit bedreigd voelen door de dominantie van de randstedelijke meritocraten (naar schatting 33 procent).
Nieuwe structuren
Het is te verwachten dat deze nieuwe scheidslijnen de komende jaren een toenemende invloed op het Nederlandse openbaar bestuur zullen hebben. Op electoraal vlak wordt duidelijk binnen welke bubbels de mensen het snelst geneigd zijn hun rug naar het politieke systeem toe te keren, maar ook waar het potentieel voor nieuwe partijen zit. Ook wordt de teloorgang van de PvdA inzichtelijker: het partijkader leeft in een andere bubbel dan de achterban van weleer.
Ook op bestuurlijk vlak worden de gevolgen gevoeld: de structuur van bubbels ontbreekt het aan de verticale verbindingen tussen elites en hun achterbannen, en de horitzontale coördinatie tussen de bubbels onderling, die de verzuilde structuur zo effectief maakte. Ook zijn de sterke permanente overlegstructuren tussen middenveld en overheid die maatschappelijke spanningen snel konden adresseren, verzwakt of opgeheven. Deze ontwikkelingen, tezamen met de dieper wordende scheidslijnen tussen regio’s, beperken de ruimte voor het besturen met grote, stabiele meerderheden in de toekomst aanzienlijk.
Dit stelt ons voor belangrijke vragen ten aanzien van de politiek en het bestuur op het nationale, regionale en lokale niveau. Voorbeelden hiervan zijn de noodzaak tot het vormen van nieuwe structuren die spanningen tussen bubbels kunnen kanaliseren, en de noodzaak tot het verder verstevigen van het regionale bestuur.
Caspar van den Berg is hoogleraar Global and Local Governance aan de Campus Fryslan van de Rijksuniversiteit Groningen. Op 16 oktober jl. sprak hij zijn oratie uit, getiteld:Van Zuilen naar Bubbels: De toekomst van consensusbestuur in een geglobaliseerde samenleving.