Blijft het bewustzijn na de dood voortbestaan? Deel 1: introductie van F.W.H. Myers, Human Personality and Its Survival of Bodily Death

Civis Mundi Digitaal #74

door Piet Ransijn

 

De omslag van bovenstaande editie verwijst naar het verlies van zijn geliefde, dat Myers motiveerde tot zijn onderzoek

 

Inleiding: het werk van Myers in de context van zijn tijd en de moderne tijd

In mijn bespreking van het boek De zielenreis van Michael Newton in nr 66 en 68 schreef ik over een droom over het boek van Myers met de bedoeling dat te bestuderen in de nacht van het overlijden van mijn zwager. Het resultaat is dit artikel. Er zijn drie delen:

1. Een inleiding waarin het werk van Myers en zijn grondbegrippen in de context van zijn leven en zijn tijd worden geplaatst.

2. Een samenvatting van een deel van zijn belangrijkste werk, nl. A. empirisch onderzoek met een overzicht van indicaties van het ‘subliminale zelf’ in de hoofdstukken over de ‘meervoudige persoonlijkheid’ en andere abnormale toestanden, genialiteit als een soort bovenpersoonlijke inspiratie, slapen en dromen, hypnose als bewustzijnstoestand tussen waken en slapen en B. zijn algemene theorie van het subliminale bewustzijn onder de bewustzijnsdrempel.

3. Commentaar op het werk van Myers

Op de hoofdstukken over sensorische en motorische automatismen waaronder buitenzintuiglijke en andere paranormale ervaringen, mediums en automatisch schrijven ben ik nog niet inhoudelijk ingegaan omdat dit voor alsnog te ver voert en zijn belangwekkende theorie associeert met een omstreden gebied. Het kan de vraag oproepen in hoeverre buitenzintuiglijke ervaringen empirische gegevens zijn. Volgens Myers is dat het geval als zij empirisch geverifieerd kunnen worden door anderen. Adequate weergave van dit gebied vraagt grondigere studie van het werk van Myers, William James en anderen, waarmee hier een begin gemaakt is.

Frederic Myers (1843-1901) was een Engelse dichter, classicus en medeoprichter van de Engelse Society for Psychical Research. Hij kan hij beschouwd worden als een grondlegger van de parapsychologie en de dieptepsychologie, ofwel de psychologie van het onbewuste, dat door Myers in kaart werd gebracht als het subliminale bewustzijn onder de bewustzijnsdrempel. Hij verrichtte baanbrekend onderzoek naar een breed spectrum van samenhangende psychische en fysiologische verschijnselen. Daarnaast schreef hij onder meer een bundel gedichten en boeken over de dichter Wordsworth en klassieke schrijvers. Hij bracht het brede gebied van het paranormale in kaart in een systematisch wetenschappelijk opgezet kader. Bovendien probeerde hij dit gebied te verklaren met een bewustzijnstheorie, die verschillende lagen van de persoonlijkheid onderscheidt.

Het boek verscheen postuum in 1903 met vele herdrukken, zoals de hier gebruikte University Books Edition, New York, 1961. De vraag naar een al of niet persoonlijk voortbestaan na de dood blijft bij velen de gemoederen beroeren en daarbij ook de vraag of de zin van het leven zich beperkt tot dit leven of ruimer is. Deze kwestie hangt samen met het klassieke mind-body probleem wat betreft de relatie tussen mentale en fysieke processen en de vraag hoe wij als persoon een eenheid kunnen vormen in de verscheidenheid van bewuste en onbewuste processen. Ondanks de toenemende kennis van hersenwerking is er nog veel onduidelijk. 

In 2007 werd een boek van 800 blz. opgedragen aan Myers: Irreducible Mind. Toward A Psychology of The 21th Century door Edward en Emily Kelly e.a. Het bouwt voort op zijn werk, dat uitvoerig wordt besproken en uitgebreid met met meer dan een eeuw onderzoek van gebieden die hij als eerste systematisch onderzocht. Deze studie laat zien dat materialistische psychologie de relatie tussen lichaam en geest niet kan verklaren en evenmin complexe mentale processen en vermogens zoals het bewustzijn, het geheugen, het willen, spirituele ervaringen, fysieke effecten van suggestie, psychosomatische aandoeningen, enz. niet adequaat te verklaren zijn uit hersenprocessen. Zie ook hun vervolgstudie Beyond Physicalism: Toward Reconciliation of Science and Spirituality. ‘Physicalism’ komt overeen met materialisme, zie Popper en Eccles, The Self and Its Brain (p 8). De studie van Kelly bevat vier blz. met publicaties van Myers, voornamelijk artikelen. In dit artikel wordt alleen zijn postume hoofdwerk samengevat. De aanzet tot zijn theorie van het subliminale bewustzijn heeft hij reeds gegeven in een artikelen in 1885 over de memnselijke persoonlijkheid. Zijn persoonlijkheidstheorie is niet alleen ouder dan die van Freud, maar ook omvattender en op diverse punten beter toetsbaar. Er zijn weinig theorieën die een brder bereik van psychische verschijnselen omvat, die niet alleen worden beschreven maar ook geclassificeerd, vergeleken en geanalyseerd en voor zover mogelijk verklaard vanuit het subliminale bewustzijn, dat volgens hem een meer adequate verklaringsgrond biedt dan alleen de daarmee gerelateerde hersenprocessen.

 

Ontvangst en invloed van het werk van Myers

De ideeën van Myers over het onbewuste of ‘subliminal self’ waren in spirituele kringen invloedrijk, maar drongen in wetenschappelijke kringen slechts beperkt door bij William James, een van de grondleggers van de psychologie en van de filosofie van het pragmatisme; bij de veelzijdige psycholoog Gardner Murphy, en bij de schrijver Aldous Huxley en de studie van Kelly c.s. De meeste critici verwerpen het werk van Myers als een vorm van ‘modern spiritualisme’ met aanvechtbare wetenschappelijke pretenties. Volgens Kelly is zijn werk te eenzijdig begrepen en blijken etiketten vaak niet adequaat. Achteraf gezien lijkt Myers zijn tijd vooruit te zijn geweest. Maar hij was ook een kind van zijn tijd: de late Romantiek. De belangstelling voor het paranormale, onbewuste en onverklaarbare en voor wetenschappelijke onderzoeksmethoden en materialistische verklaringen nam toen een hoge vlucht.

De laatste decennia zagen we een opleving van de belangstelling voor bijna-doodervaringen en voor regressie naar vorige levens. Zie o.m. de boeken van Van Lommel, Newton en Verbrugh en de artikelen van Couwenberg (zie nr 64, 66, 68). In Civis Mundi is geregeld aandacht besteed aan een al of niet voortbestaan na de dood en aan reïncarnatie. Dit thema heeft dit ook in het westen meer belangstelling gekregen. Bijna-doodervaringen en regressie-ervaringen werden ook al in door Myers behandeld, maar nog niet zo genoemd.

De kwestie van ons voortbestaan na de dood is voor Myers net als bij Tolstoj de grote vraag die hem zijn leven lang bezig hield en hem zou hebben geobsedeerd volgens biograaf Trevor Hamilton, Immortal Longings: F.W.H. Myers and the Victorian Search for Life After Death. Zie ook de biografie van George M. Johnson, F. W. H. Myers: Loss and the Obsessive Study of Survival.

Het werk van Myers betreft meer een onderzoeken dan een zoeken, in de zin van het verzamelen, categoriseren en analyseren van aanwijzingen, die de bewijsgrond zouden kunnen bieden, die hij zocht. Hij schrijft dat het verlangen naar eeuwig leven elke ander verlangen heeft overtroffen, maar “dat een verlangen niet noodzakelijkerwijs een vooroordeel is” (Kelly, p 113). Het verlangen naar onsterfelijkheid en eeuwig leven is een eeuwenoud gegeven in haast alle religies. De bevlogen, dichterlijke persoonlijkheid en de levens- en liefdesgeschiedenis van Myers verklaart waarom dit verlangen zo sterk is. Voor een cultuurhistorisch overzicht zie C van Bergen, Verlangen naar onsterfelijkheid.

 

 

Een boek over Myers in de context van zijn Victoriaanse tijd

 

Wie was Myers en wat bezielde hem?

De vader van Frederic Myers was een Anglicaans geestelijke. Mede door zijn studie van de klassieken en de moderne wetenschap raakte zoon Myers in religieus opzicht gedesillusioneerd en geneigd tot agnosticisme en materialisme. Religie zag hij als ‘vanishing hope’. Vanuit zijn klassieke literaire en filosofische achtergrond zag hij ook de beperkingen van de materialistische wetenschap. Hij vroeg zich of (de studie van) paranormale verschijnselen licht zou kunnen werpen op de werking van het universum en de menselijke geest. Daardoor kreeg hij belangstelling voor ‘psychical research’. Samen met enkele collega onderzoekers stichtte de Society for Psychical Research. Daarnaast werkte hij een jaar of tien als classicus en docent aan het Trinity College te Cambridge, was nadien 30 jaar onderwijsinspecteur en had zo genoeg tijd voor zijn research. Hij beijverde zich ook voor meer onderwijs voor vrouwen en werd geïnspireerd door het sociale liberalisme van John Stuart Mill.

 

 

Twee andere boeken van Myers

 

Toen hij 30 was, werd hij verliefd op de vrouw van zijn neef. Een hartstochtelijke onmogelijke liefde, die slechts werd beantwoord voor zover dat overeenstemde met de loyaliteit aan haar man. Dat belette hen niet samen te wandelen en te praten. Ze stierf drie jaar later plotseling, volgens onderstaande biografische bronnen door eigen toedoen. Dat was een harde klap voor Myers. Zijn passie voor haar gaf hem de overtuiging dat hun liefde de dood kon trotseren. Hij was toen al bezig met zijn ‘psychical research’. Dat kreeg een speciale wending: hij hoopte daarmee haar voortbestaan te kunnen aantonen. Zo werd het onderzoek naar (haar) persoonlijk voortbestaan na haar dood door passie gedreven de missie van zijn leven. Hij transformeerde zich in een interdisciplinair expert en bestudeerde diverse gerelateerde onderzoeksgebieden, waarbij hij zich afwendde van het toenemende materialisme van zijn tijd, maar zijn hoop bleef vestigen op wetenschappelijke methoden. De combinatie van gepassioneerde betrokkenheid, een kritisch ‘geloof’ in wetenschappelijk onderzoek en het grote bereik van zijn verzamelde onderzoeksgegevens maakt zijn werk fascinerend volgens de onderzoekers die zich op eenzelfde onderzoekterrein bewegen.

 

 

Myers  met twee van zijn drie kinderen gefotografeerd door zijn vrouw Eveleen

 

Aldous Huxley over Myers

Aldous Huxley, de bekende schrijver van o.m. Brave New World en Perennial Philosophy, schrijft in zijn voorwoord dat Myers meer aandacht had voor de positieve eigenschappen van het ‘subliminale zelf’ dan aan de negatieve ziekmakende aspecten, die bij Freud meer aandacht krijgen. Het theoretisch kader van Myers vindt hij meer spiritueel dan bij Freud en is ook gebaseerd op meer omvattende gedocumenteerde ervaringen. Myers gaat voorbij het lichaam, waar het ‘subliminale zelf’, dat volgens hem het lichaam bezielt en doordringt, ook zonder het lichaam zou kunnen blijven bestaan. Volgens Huxley en William James geeft Myers meer complete beschrijvingen en verklaringen van de menselijke persoonlijkheid dan Freud, Jung en andere psychologen. Edward Kelly en collega’s sluiten daarbij aan.

Omdat hij dichter en classicus is, wordt hij door Aldous Huxley een ‘amateur wetenschapper’ genoemd. Zijn interdisciplinaire studie gaat echter verder dan bij een amateur. Opvallend is zijn wetenschappelijke curiositeit, zijn kritische open mentaliteit en zijn virtuoze taalgebruik. Hij combineert een typisch Engelse understatement en afstandelijkheid met grote betrokkenheid en intensiteit. Hij heeft zich verdiept in de geneeskunde, psychiatrie, psychologie, antropologie en etnologie en parapsychologie en heeft “alle onderzoekstechnieken van de menselijke persoonlijkheid eigen gemaakt die aan het eind van de 19e eeuw vorm aannamen” (p 9). Mede door alle verbazingwekkende, buitensporige en extreme ervaringen, die worden beschreven door de personen in kwestie, is zijn studie een veelomvattend compendium van het subliminale bewustzijn.

 

De persoonlijkheid

De persoonlijkheid of zelf (met kleine letter) is voor Myers een samengesteld bewust en onbewust geheel, dat voor een deel de dood zou kunnen overleven. Hij bedoelt daarmee vooral het geheugen of wat wij ons van onszelf heugen in ketens van herinneringen, “waaronder het bewuste zelf waarvan we ons gewoonlijk bewust zijn, en ook... de zelven die gevormd kunnen worden uit ‘de elementen van ons wezen,’” aldus Kelly (p.82). In onderscheid daarvan betreft onze individualiteit of Zelf “de onderliggende psychische eenheid, die ik postuleer achter al onze manifestaties” (‘phenomenal manifestations’). Wij zijn een eenheid in verscheidenheid. Zo benadert hij de onopgeloste kwestie hoe wij onszelf als een eenheid ervaren in de verscheidenheid aan impulsen die op ons inwerken en ons vormen.

Myers citeert de omschrijving van de filosoof Reid van de persoonlijkheid als “mijn persoonlijke identiteit die het aanhoudende bestaan inhoudt van het ondeelbare ding dat ik mijzelf noem. Wat dit zelf ook mag zijn, het is iets dat denkt, overlegt, besluit, handelt en lijdt. Ik ben niet het denken, ik ben niet het handelen, ik ben niet het gevoel. Ik ben iets [of iemand] dat denkt en handelt en lijdt. Mijn gedachten, daden en gevoelens veranderen ieder moment… maar het zelf of ik, van wie ze zijn is permanent en heeft een blijvende relatie met de opeenvolgende gedachten, daden en gevoelens die ik de mijne noem...” (p 24-25). Het zelf, onze identiteit onderscheidt zich van de gedachten, daden en gevoelens die het heeft. Anders gezegd: die in het bewustzijn verschijnen, maar zich ook beneden de bewustzijnsdrempel kunnen afspelen, zoals nog wordt toegelicht.

 

Het ’subliminale bewustzijn’

Myers onderzoekt het hele gebied van paranormale ervaringen en poogt het systematisch te verklaren vanuit het centrale begrip van het ’subliminale bewustzijn’. Dat betekent ‘bewustzijn onder de bewustzijnsdrempel’ (p 26). Hij onderscheidt een bewust (deel van het) Zelf, waarmee we ons gewoonlijk identificeren en een onbewust (deel van het) Zelf, te vergelijken met het onbewuste en onderbewuste uit de psychoanalyse van Freud, Jung en anderen. +Maar bij Myers gaat dit verder, voorbij het lichaam en kan het ook een ‘hogere trap van bewustzijn’ omvatten. Zijn studie gaat over een mogelijk persoonlijk voortbestaan na de dood van het lichaam, zoals de titel aangeeft. Van begrippen als Zelf en bewustzijn, ziel en geest geeft Myers verschillende omschrijvingen. 

 

 

William James

 

Het bestaan van een onbewust psychisch gebied is nu algemeen geaccepteerd. Ook het bestaan van paranormale en andere uitzonderlijke ervaringen wordt nu min of meer algemeen erkend. Ook als deze in twijfel worden getrokken, wordt erkend dat mensen dergelijke ervaringen rapporteren. Voor Myers had men nauwelijks geprobeerd het onbewuste in kaart te brengen en te onderzoeken hoe ver dit gebied zich uitstrekt, aldus William James. Myers is weinig of niets uit de weg gegaan. De uiteenlopende fysieke en geestelijke verschijnselen die hij heeft verzameld, gesystematiseerd en geanalyseerd hebben volgens hem betrekking op een gepostuleerde geestelijke werkelijkheid, waarmee het subliminale zelf verbonden zou zijn.

Begrippen als ziel en geest en ‘geestelijke wereld’ blijven echter vaag en zijn slechts ten dele waarneembaar, waardoor zij ongeschikt zijn voor wetenschappelijk onderzoek. Myers ziet het als een taak van de wetenschap om onondekte gebieden te onderzoeken en niet te ontkennen. Het is de aard van de onderzochte verschijnselen, dat dit gebied zich grotendeels aan de waarneming onttrekt en niet materieel van aard lijkt te zijn. Vandaar de term ‘geestelijk’, die Myers zoveel mogelijk in het begrip subliminaal bewustzijn probeert te vaten.

Immaterieel zou misschien een duidelijkere term zijn dan geestelijk. Hans Komen heeft deze term gebruikt heeft in zijn artikelenserie over bewustzijn. Myers vindt echter het onderscheid in het materiële en het immateriële inadequaat. Er is veeleer een overgang, net als in de oosterse filosofie volgens Patricia van Bosse in nr 71. “Het onderscheid betekent weinig meer dan de lijn tussen de verschijnselen die onze zintuigen en instrumenten kunnen vaststellen of registreren en de verschijnselen die ze niet kunnen registreren” (Kelly, p 70). Hij loopt hiermee vooruit op de kwantumfysica, waar het onderscheid ook minder discreet wordt en de waarnemer volgens Bohr en Heisenberg ook een deelnemer is bij de onderzochte de verschijnselen, die hij waarneemt en registreert, zie mijn artikelen in nr 26 en 27.

Myers heeft uiteenlopende en vaak bizarre ervaringen verzameld en gerapporteerd als casussen met bronvermelding. Als voornamelijk subjectieve onderzoeksgegevens hebben deze een beperkte relevantie, maar tezamen vormen zij ook volgens recente onderzoekers een indrukwekkend geïntegreerd continuüm (zie Kelly e.a., o.a. p 95, 236). Hij onderzoekt de ervaringen kritisch, zonder ze te ontkennen of te ontwijken, en probeert ze te duiden en te verklaren, probeert mogelijke valkuilen te traceren en te vermijden, waaronder fraude en zelfbedrog. In deel 2 gaan we hier verder op in.