Wetenschapsfilosofie, deel 10A: Objectieve en subjectieve methoden van kennisverwerving: yoga en meditatie

Civis Mundi Digitaal #76

door Piet Ransijn

Bewustzijn is de sleutel www.signiom.nl/blog/tag/bewustzijn

 

Wetenschapsfilosofie deel 10A Objectieve en subjectieve methoden van kennisverwerving: yoga en meditatie

Piet Ransijn

 

Indiase wijzen pleiten voor integratie van meditatie in onderwijs en wetenschap om onze geestelijke vermogens te ontwikkelen, waaronder ons kenvermogen, onze creativiteit, inzicht en inventiviteit. Oosterse spiritualiteit is in beginsel wetenschappelijk omdat deze op ervaring berust en met systematische methoden ontwikkeld kan worden, zoals in mijn artikel over moderniteit en spiritualiteit is toegelicht. Daarom zou de oosterse spiritualiteit passen bij de westerse moderniteit als een noodzakelijke aanvulling op de ‘gehalveerde’ instrumentele rationaliteit, waarvan de kennis beperkt is omdat zij het leven geen diepere zin kan geven. Zij kan wel efficiënt middelen voor doelen berekenen, die irrationeel, destructief of zinloos kunnen zijn, maar ook verheffend en zinvol, afhankelijk van onze geestelijke waarden.

Naast objectieve methoden zijn subjectieve methoden van kennisverwerving van belang om ons verder te kunnen ontplooien en niet te blijven steken in instrumentele rationaliteit en objectieve kennis, die het subject uitsluit, waar het uiteindelijk om gaat. In het Oosten dient kennis uiteindelijk voor de verlichting, die niet als ‘verstandsverlichting’ wordt opgevat maar als spirituele verlichting en bevrijding. In het Westen diende kennis ook voor verlichting en bevrijding, maar werd vooral voor wereldbeheersing gebruikt. Dit heeft ertoe geleid dat we worden beheerst door wereldbeheersende ontwikkelingen en machtsfactoren waarin wij ons moeten schikken.

In dit gedeelte gaan we in op aanvullingen op de westerse eenzijdigheid vanuit het oosterse benaderingen. We beperken ons hier tot de Indiase leraren Maharshi Mahesh Yogi en Swami Ranganathananda, omdat zij aansluiten bij de moderne wetenschap. Verder komt het klassieke yoga geschrift de Yoga soetra’s van Patanjali aan de orde. Yoga is meer methodisch van aard, terwijl de Vedanta-richting meer filosofisch is. Genoemde leraren hebben een hindoeïstische achtergrond. In deel 10B gaan we in op het boeddhisme, met name de Tibetaanse variant van de Dalai Lama. De Chinese filosofie van het Taoïsme en het Confucianisme valt hierbuiten en bewaren we mogelijk voor later.

 

Beperkingen van onze kennis en onze ontwikkeling

In overeenstemming met Newton, Popper en Van Peursen in deel 1 van deze serie schrijft Maharishi Mahesh Yogi dat onze kennis beperkt blijft wanneer we ons bewustzijn en ons kenvermogen niet ontwikkelen. “In hoeverre is het mogelijk de fysieke wereld te onderzoeken en te kennen via de bestudering van verschijnselen? Het universum is zo uitgebreid en de schepping is zo onbegrensd, dat het niet mogelijk is alles in de hele schepping te analyseren en ontleden... Hoeveel ook over het onderwerp bekend is, verder onderzoek kan uiteindelijk alleen maar een groter gebied van kennis onthullen dat nog niet bekend is…

De manier om uit deze teleurstellende situatie te geraken, is het vinden van middelen om de geest van binnenuit zo te ontwikkelen, zodat men ook in staat is de diepere regionen te onderzoeken dan wanneer een onderwerp op informatieniveau wordt bestudeerd. Als deze innerlijke ontwikkeling wordt verschaft… zou het studieprogramma worden aangevuld met een ontwikkeling van de geest en de geestelijke vermogens van binnenuit. Zo’n systeem zou een meer ontwikkeld mens voortbrengen… Wereldburgers zouden dan [meer] profijt hebben van het onderwijs. Zo’n systeem zou niet alleen de mogelijkheid scheppen om in het levensonderhoud te voorzien door middel van een baan, maar zou de werkelijke betekenis van zijn innerlijk leven onthullen.” Maharishi Mahesh Yogi, The Science of Being and the Art of Living (p 197, Ned. Vertaling).

Dit komt enigszins overeen met het verschil tussen instrumentele rationaliteit en spirituele rationaliteit, die de hele geest en het hele leven omvat. Ook met het onderscheid dat Goethe maakte tussen “wie zich van binnenuit wil ontwikkelen en wie op de wereld invloed wil uitoefenen en zich voor dagelijks gebruik kennis wil bijbrengen” (Paul Scheffer, Alles doet mee aan de werkelijkheid, p 19). Onze moderne kennis is nu vooral uiterlijk gericht op de beheersing van de wereld, niet zozeer op zelfontplooiing en innerlijke ontwikkeling, die vanouds een belangrijk doel was van kennisverwerving.

De titel van het boek van Maharishi zegt dat spirituele kennis ook wetenschappelijk benaderd kan worden en gericht kan zijn op levenskunst. Anders dan bij de westerse wetenschap, zoals we zagen bij Tolstoj en Max Weber in deel 2 en bij Nietzsche en Habermas in deel 8A. Wetenschap kan het leven geen zin en doelen geven. Daarom dient zij te worden aangevuld met morele en spirituele levensbeschouwelijke kennis. Meditatie wordt in het Oosten beschouwd als een soort van wetenschappelijke methode, die de wetenschap kan aanvullen. Dat zeggen ook de Dalai Lama en Swami Ranganathananda van de Ramakrishna Mission (zie bijv. ‘Science and Raising Consciousness to Higher Levels’ in Eternal Values for a Changing Society, deel 2, p 472 e.v.). De Dalai Lama streeft naar integratie van wetenschap met boeddhistische spiritualiteit. Daarover gaat deel 10B. Evenals Maharishi heeft hij grote interesse in de wetenschap, die een bijdrage kan leveren om onze geestelijk ontplooiing te verhelderen en systematiseren.

De methode van Transcendente Meditatie is volgens Maharishi wetenschappelijk omdat deze “systematisch is, niet tegengesteld aan enige methode van wetenschappelijk onderzoek, universeel toepasbaar, open voor verificatie door persoonlijke ervaring en het eindresultaat voor iedereen hetzelfde blijkt” (Science of Being, p 307). De resultaten en effecten zijn uitvoerig onderzocht in 7 volumineuze delen Scientific Research on the Transcendental Meditation Programme onder redactie van David Orme-Johnson e.a.

De laatste tijd wordt onderzoek verricht naar ‘mindfulness’, een benadering die zijn oorsprong vindt in het boeddhisme. Het is een bekend begrip geworden, dat diverse meditatieve ontspanningsoefeningen kan omvatten. Zie Daniel Goleman, die bekend werd door zijn onderzoek van emotionele intelligentie, in Healing Emotions, Conversations with the Dalai Lama on Mindfulness, Emotions and Health, Mind and Life conferentie no 3 1997. In deel 10B wordt het verslag van Goleman samengevat van de 8e conferentie. Dit geeft een interessant inkijkje in de dialoog tussen de wetenschap en het boeddhisme.

 

 

 

Vedische wetenschap

De spirituele kennis van het hindoeïsme berust op wat Maharishi de Vedische wetenschap noemt, naar de Veda’s, de oude Indiase geschriften. Volgens Narada Kush in zijn boek Vedisch leven: over leefstijl, preventie en zelfheling (p 17) begint de moderne wetenschap bij de materie en de Vedische wetenschap bij het bewustzijn, het onderliggende bewustzijnsveld, dat de oorsprong is van de materie. Dit zou overeenkomen met het verenigde veld van de moderne fysica, die ook uitgaat van een veld, maar dat (nog) niet als bewustzijn opvat. In de vorm van inherente wetmatigheden bevat dit veld wel een soort zelfsturend vermogen.

Het onderscheid tussen bewustzijn en materie is ook een conceptueel perspectief, waarbij we de werkelijkheid vanuit de materie en vanuit het bewustzijn kunnen benaderen. Beide benaderingen lijken complementair. Integratie van beide perspectieven is een opgave voor de komende tijd. Het is volgens Popper (zie deel 3) niet gelukt bewustzijn uit materie te verklaren of omgekeerd, hoewel daartoe wel pogingen zijn gedaan en pretenties zijn geuit. Als het kennend bewustzijn tot het object van kennis wordt gereduceerd, zou ook de wetenschap als het proces van kennen daartoe worden gereduceerd en opgaan in het object. Essentieel in de vedische wetenschap en filosofie is het onderscheid tussen kenner, kennis en gekende, tussen subject, object en proces van kennen, dat ook in de westerse filosofie wordt gemaakt.

Vedische kennis is gericht op levenskunst en leefstijl, op een geïntegreerd en verlicht leven, zoals de titels van Maharishi en Kush aangeven. De westerse wetenschap kan daartoe ook kennis aanreiken, bijv. wat betreft gezond leven, evenals oosterse filosofieën en wetenschapsvisies. De oude oosterse beschavingen, die vroeger niet onder deden voor de westerse, kunnen de westerse technologie en wetenschap complementeren met hun kennis en methoden.

 

 

De hypothese van het verenigde veld als transcendent bewustzijn is nog niet algemeen aanvaard

 

Gebruik van subjectieve, intuïtieve en meditatieve methoden

Integratie van methoden voor geestelijke ontplooiing zoals meditatie geeft een aanvulling op het verwerven van uiterlijke kennis door het bewustzijn en het kenvermogen te ontwikkelen. Kennis die is gebaseerd op informatie van buitenaf blijft beperkt, onaf en onvoltooid en maakt mensen meestal niet werkelijk wijzer en meer compleet. Kennis en informatie kan bovendien positief en negatief worden toegepast, afhankelijk van ons morele en spirituele bewustzijnsniveau. De verlichting kan omkeren in het tegendeel van de oorspronkelijke bedoelingen, zoals o.m. de Dialectiek van de verlichting van Horkheimer en Adorno ons aangaf.

Aan de vooravond van steeds meer ingrijpende kennisdoorbraken, bijv. op het gebied van genetische technologie, kernenergie en kunstmatige intelligentie, is het noodzakelijk dat de mensen meester blijven van hun scheppingen. Dat kan door hun morele en spirituele bewustzijn te ontwikkelen en niet te blijven steken in instrumentele rationaliteit, die een gevaarlijke keerzijde kan hebben. Dit probeerden eerdere artikelen duidelijk te maken. Gedragen wij ons niet vaak als ‘agressieve apen’ met machinegeweren en drones? In plaats van ons te bevrijden kan ingenieuze technologie in handen van gewetenloze machtsbeluste mensen en instanties leiden tot slavernij en ‘kolonialisering van de leefwereld’ in termen van Habermas. Dat geldt ook voor de verslavende werking informatietechnologie, waar steeds meer mensen, vooral jongeren, aan zijn blootgesteld.

In deel 6 en 7 over wetenschapsfilosofie pleitte Feyerabend voor het gebruik maken van uiteenlopende methoden. Daarbij kan ook de kennis van andere culturen en kennistradities ons verrijken. Dat geldt bijv. ook voor de antroposofie en de fenomenologie, waar subjectieve methoden worden gebruikt. Zie hierover het werk van Rudolf Steiner, met name De wetenschap van de geheimen der ziel, of defenomenloog en kennissocioloog Max Scheler, Die Wissensformen und die Gesellschaft, en de artikelenserie ‘Bewustzijn, wat is dat?’ van Hans Komen over Edmund Husserl en andere filosofen [1].

Het monopolie van de moderne westerse wetenschap stelt Feyerabend ter discussie, omdat zij andere aanvullende vormen van kennis domineert of zelfs in diskrediet brengt en uitbant. Onze kennis is object-gericht. Er wordt weinig gedaan om het subject te ontwikkelen en het bewustzijn uit te breiden, dat als een emmer wordt gevuld met informatie en theorieën, volgens de analogie met de emmer van Popper in deel 2. Als alternatief biedt hij zijn zoeklicht-benadering. Als het licht van ons bewustzijn helderder wordt, bevordert dat de zoeklichtfunctie van het bewustzijn om theorieën daarvoor te bedenken en toe te passen.

Doorbraken in de wetenschap, zoals de wetenschappelijke revoluties van Thomas Kuhn, zijn vaak te danken aan pioniers die zich weinig aantrokken van bestaande methoden, hun eigen weg gingen en met behulp van hun creativiteit en intuïtie vindingrijk tot baanbrekende inzichten kwamen, aldus Feyerabend in deel 6 en 7. Tot de meest baanbrekende uitvindingen behoren bijv. die van Nicola Tesla, ingegeven vanuit zijn intuïtie, niet vanuit een wetenschappelijk researchinstituut. Ons elektriciteitsnet met wisselstroom is bijv. op zijn uitvindingen gebaseerd. Tesla had zijn eigen intuïtieve methoden en werkte niet op een universitair research centrum. Intuïtie speelt ook een belangrijke rol bij gangbaar, systematisch en methodisch wetenschappelijk onderzoek. Subjectieve en objectieve methoden kunnen elkaar aanvullen. Einstein is een ander voorbeeld van een onbekende outsider, werkzaam op een Zwitsers patentbureau, die opeens de wetenschappelijke wereld verraste met de relativiteitstheorie, welke voortkomt uit analytisch, synthetisch en creatief, intuïtief inzicht. Genoemde wetenschapsfilosofen geven vele voorbeelden.

Zoals we hebben gezien bij Thomas Kuhn, gaat het om een combinatie en afwisseling van enerzijds standaardonderzoek van de normale wetenschap en anderzijds revolutionaire, baanbrekende inzichten, die voortvloeien uit het afwijken van bestaande methoden. Er wordt  dan op een andere manier gekeken, vanuit een ander bewustzijn of een ander paradigma. Het gaat hier niet alleen om  kennis van buitenaf, maar ook om kennis van binnenuit. In andere tijden en culturen was men minder gericht op empirische en materialistische kennis, die het leven geen zin en doel kan geven, zoals Weber te kennen gaf in mijn artikelen in nr 25 en 67.

Wetenschapsfilosofen zoals Popper, Kuhn en Feyerabend wezen op de wezenlijke rol van creativiteit en intuïtie en ‘out-of-the-box’ denken, onder meer bij het bedenken van hypothesen.

“Momenteel zijn meer wetenschappers in leven dan uit alle voorafgaande tijden bij elkaar. En toch komen er in de moderne tijd, die door betere technieken en instrumenten gesteund wordt, naar verhouding niet meer ontdekkingen en fundamentele vernieuwingen voor dan in vroeger tijden. Daarom stelt men, ook in het onderwijs, de vraag naar de rol van de inventiviteit.  Kan men inventiviteit en creativiteit aanleren? Zijn er methodes voor?,” vraagt Van Peursen in De opbouw van de wetenschap, p. 130. Daarvoor zijn vooral in het Oosten methoden ontwikkeld, zoals meditatie. Ook intelligentie blijkt bijv. door meditatie te kunnen worden ontwikkeld. Zie hierover bijv. het onderzoek van A. Tjoa, een psycholoog gespecialiseerd in intelligentietests, in D. Orme-Johnson e.a., Scientific Research on the Transcendental Meditation Programme, Collected Papers vol. 1.

De wetenschap ontwikkelt zich sneller dan vroeger door het grote aantal wetenschappers. Hoe snel de ontwikkeling ook gaat, er blijft veel te verbeteren en te complementeren. Wetenschap is nooit compleet. Ook Couwenberg wijst in nr. 68 op het belang van complementerende benaderingswijzen en een open mentaliteit, die niet gauw iets te gek vindt om te onderzoeken of daarover te publiceren.

 

 

 

Subjectieve en objectieve methoden van kennisverwerving

Wat betreft kennisverwerving maakte Maharishi een onderscheid in subjectieve en objectieve methoden, die elkaar kunnen complementeren. Hij is opgeleid in beide soorten methoden bij zijn natuurkundestudie en als leerling van een verlichte leermeester. Zijn opvolger, de neurowetenschapper Tony Nader en anderen bouwen voort op zijn werk. Aan de Stanford Universiteit gaf hij bijv. een interessante cursus hierover: https://www.youtube.com/watch?v=IeBUFzP9C1w en https://tmhome.com/books-videos/dr-tony-naders-lecture-on-consciousness.

Wetenschappelijke methoden zijn meestal zo objectief mogelijk. Maar noodzakelijkerwijs dient er een kennend subject aanwezig te zijn. Anders is er geen kennis en geen proces van kennisverwerving. Het belang van kwaliteiten van het subject, zoals intelligentie, onderscheidingsvermogen, intuïtie, creativiteit, vindingrijkheid, bij kennisverwerving werd door wetenschapsfilosofen zoals Popper toegelicht in deel 3 van deze serie. Subjectieve wetenschappelijke methoden, zoals het ‘verstehen’ of invoelend begrijpen, vinden we bij de fenomenologie en bij Max Weber, Habermas en andere sociale wetenschappers. Zonder empathisch begrijpen zou menselijk begrip van anderen niet mogelijk zijn of zeer beperkt zijn. Objectief betekent eigenlijk intersubjectief, omdat het subject niet geheel uitgeschakeld kan worden. Bij de sociale wetenschappen zijn methoden meer subjectief dan bij de natuurwetenschappen. Menselijke gevoelens en gedragingen hebben een subjectieve component. De betekenis van gedrag kan niet geheel objectief begrepen worden. Observatie, interviews en andere sociaalwetenschappelijke methoden hebben ook een subjectieve component.

Wetenschappelijke methoden zijn erop gericht subjectieve invloeden zoveel mogelijk uit te schakelen of te neutraliseren. Dat komt neer op het elimineren van emoties en vertekening van de waarneming door vooroordelen, enz. Zie hierover de literatuurlijst met methodologische werken bij mijn artikel in nr 66, De antropologie van het hiernamaals. De regressiemethode onder hypnose, die daar wordt genoemd als onderzoeksmethode, is ook een subjectieve methode. De betrouwbaarheid daarvan is echter discutabel is, gezien de grote vatbaarheid voor suggestie in een gehypotiseerde toestand volgens mijn artikelen over het subliminale bewustzijn in nr 74 en 75. Door (subjectieve) ervaringen te vergelijken en te combineren worden ze intersubjectief, maar dat maakt ze nog niet objectief. Ze zijn niet na te trekken door derden, maar wel te vergelijken. Dat betekent niet dat ze geheel onbruikbaar zijn, wel minder betrouwbaar en valide, zoals toegelicht in nr. 66.

In principe hoeft geen enkel gebied te worden uitgesloten van wetenschappelijk onderzoek en is het mogelijk om alles te onderzoeken, ook subjectieve gebieden, zoals dromen, andere bewustzijnstoestanden en bijna-doodervaringen. Het getuigt niet van een wetenschappelijke houding “te ontkennen wat men niet kan begrijpen en voorbij de grenzen van het begrip gaat, hetgeen weinig geloof laat voor wat buitengewoon is en een bijna onoverkomelijke afkeer van wat bovenatuurlijk is” (De Tocqueville, Democracy in America II, p 4 in R A Nisbet, The Sociological Tradition, p 276). Het is belangrijk “een onderscheid te maken tussen zaken die door de wetenschap niet gevonden zijn en zaken die volgens de wetenschap niet bestaan,” aldus de Dalai Lama.  Als de wetenschap iets (nog) niet heeft gevonden of niet kan verklaren, kan het wel bestaan. Hij noemt als voorbeeld het bewustzijn. (in D. Goleman, Destructieve emoties: Een dialoog met de Dalai Lama, p 12). In deel 10B komen we hierop terug.

Objectieve methoden zijn erop gericht het subject, het bewustzijn van de waarnemer, in een stabiele, weinig veranderlijke toestand te brengen, vrij van emoties, vooroordelen en vertekeningen en van daaruit te laten waarnemen met een zekere distantie en waardevrijheid, vrij van gevoelens. Daarvoor worden uiteenlopende methoden gebruikt en controles ingebouwd in de methodologie. Bij replicatie als vorm van controle is het zaak  zoveel mogelijk dezelfde waarnemingssituatie te scheppen met dezelfde methoden.

De stabiele toestand van het subject kan ook op subjectieve wijze teweeg worden gebracht. Met subjectieve methoden van kennisverwerving, zoals meditatie, wordt het subject in een zoveel mogelijk emotievrije tot stand gebracht. Er zijn ook andere methoden, maar vaak gaat het om een soort meditatieve toestand, vrij van emoties en storende gedachten.

De Stoïcijnen spraken van een toestand van ‘apatheia’, letterlijk emotieloos, maar niet apathisch in de huidige betekenis. Eet toestand waarin oordelen worden opgeschort. Bij Plato en bij mystici komt een kenvorm voor die ‘schouwen’ wordt genoemd. Dat is een vorm van intuïtieve waarneming met een enigszins gedateerd ander woord voor kijken. Het komt wellicht overeen met ‘innerlijk waarnemen’, innerlijk zien, hetgeen de letterlijke betekenis is van het woord intuïtie. 

De scheiding tussen wetenschap, filosofie en esoterie (kennis voor ingewijden) is vrij recente. Newton hield zich nog bezig met alchemie. Grondleggers van de kwantumfysica, zoals Bohr, Heisenberg, Schrödinger en Pauli waren onderlegd in filosofie, Pauli ook in esoterie, zie mijn artikelen in nr 26 en 27 over kwantumfysica. Boeken over moderne fysica en oosterse visies verschenen vooral in de jaren 70 en 80 van de vorige eeuw, zoals al eerder Mind and Matter van Schrödinger en The Tao of Physics van Capra.

De scheiding tussen subjectieve en objectieve methoden is wellicht ook betrekkelijk recent. Vroeger werden beide methoden gecombineerd, en nu nog tot op zekere hoogte. In het Oosten en bij veel Griekse filosofen was er geen scheiding tussen wetenschap, filosofie en religie. Kennis was daar toen niet alleen praktisch, maar vooral gericht op verlichting en geestelijke bevrijding, in een andere meer innerlijke zin dan de rationele verlichting in het Westen. Zie hierover de artikelen van Patricia van Bosse. Zij heeft zich verdiept in zowel sociaalwetenschappelijke als oosterse subjectieve methoden en in het werk van haar leraar Douwe Tiemersma. Hij doceerde Indiase en vergelijkende filosofie aan de Erasmus Universiteit en gaf lezingen en cursussen op het gebied van de Indiase advaita vedanta filosofie.

Ook het onderricht van Maharishi Mahesh Yogi komt voort uit de yoga- en vedanta filosofie. In ongepubliceerde lezingen heeft hij meer gezegd over subjectieve methoden tot kennisverwerving op basis van meditatie. Daarbij verwees hij onder meer naar de Yoga soetra’s of aforismen van Patanjali. Dat gaat over de yoga-filosofie en ook over subjectieve methoden tot kennisverwerving, niet over de yoga-houdingen, als populaire vorm van veredelde gymnastiek. Subjectieve meditatieve methoden ontwikkelen en verfijnen het kenvermogen. We beperken ons hier tot de yoga soetra’s als een soort case study.

 

 

 

De Yoga soetra’s als methode tot kennisverwerving

“Yoga is de opheffing van impulsen in de geest,” luidt de tweede soetra. Daardoor komt  het bewustzijn tot rust in een stabiele toestand, die geschikt is voor kennisverwerving zoals eerder beschreven. In het Sanskriet staat er: ‘citta vritti niroda’. Citta is de geest, het bewustzijn of denkvermogen. Vritti is te vertalen als de bewegingen in de geest, gedachtengolven, zielenroerselen enz. Niroda betekent letterlijk ontwortelen, ni betekent niet. Roda komt overeen met het Engelse root. De wortels van de woorden in de Indo-Europese talen komen vaak overeen. Vritti’s zijn ook conditioneringen, verlangens, verwerkte en onverwerkte ervaringen in het onbewuste, enz., zie P. Godman, The Teachings of Ramana Maharishi. 

Het waarnemende subject, het bewustzijn wordt o.m. als volgt beschreven: “Het Zelf (Atman) – de ervaarder – is zuiver bewustzijn. Het lijkt veranderende kleuren van de geest aan te nemen. In werkelijkheid is het onveranderlijk” (II-20). Een zoveel mogelijk onveranderlijke bewustzijnstoestand wordt ook in de wetenschap nagestreefd als stabiele basis van kennisverwerving. “De geest is in staat waar te nemen, omdat hij zowel het Zelf (Atman, bewustzijn) als de objecten van waarneming weerspiegelt” (IV-23). Daardoor is kennis en wetenschap mogelijk.

De geest en het waarnemingsvermogen vervullen een brugfunctie tussen het waarnemende subject en het object. “Het object van ervaring bestaat alleen met het doel het Zelf te dienen” (II-21). Het gaat in het Oosten uiteindelijk om de verlichting en bevrijding van het subject. In het Westen dient het kenvermogen vooral voor het beheersen van de objecten. De westerse cultuur en wetenschap is op de objectieve wereld gericht, ‘innerweltlich’, aldus Max Weber.

In het derde gedeelte van de Yoga soetra’s komen op basis van subjectieve methoden van bewustwording en kennisverwerving bijzondere vermogens aan de orde, ook wat betreft het kenvermogen. Deze methoden berusten op een combinatie van

1. concentratie (dharana) of focussen van het bewustzijn op een idee of object,

2. meditatie (dhyana) als ononderbroken stroom van aandacht naar het object van concentratie,

3. het verzinken van de geest in het object, waarmee het bewustzijn zich dan als het ware verenigt of verbindt. Samadhi is verwant met ons woord samen, dus samengaan, vereniging of verlichting, eenwording met transcendent bewustzijn. Maharishi benadrukt de moeiteloosheid van de meditatie en spontane concentratie, omdat inspanning en beheersing belemmerend werkt. Er zijn beginnende en gevorderde stadia van samadhi.

Bij samadhi zijn er geen gedachten of beelden meer in de geest. Er is dan een min of meer spontane maar gerichte beheersing over de gedachtengolven (III-9). “Wanneer alle mentale afleiding verdwijnt en de geest eenpuntig wordt, treedt zij de toestand binnen die samadhi wordt genoemd” (III-11).

“Wanneer deze drie – concentratie, meditatie en samadhi [verzinking in het Zelf, eenwording met of vanuit transcendent bewustzijn] –  gericht worden op een onderwerp, wordt deze drievoudige focus samyama genoemd. “Door meesterschap over samyama komt het licht der kennis. Zij moet stap voor stap toegepast worden” (III-2,3,4). Het gaat dus om systematische toepassing. Samyama betekent zoiets als het vermogen de drie aspecten samen te beheersen door er vaardig in te zijn. Het komt wellicht enigszins overeen met het schouwen van de ideeën bij Plato, zie mijn eerdere artikelen over Plato en Aristoteles.

Volgende soetra’s gaan over uiteenlopende vermogens, ook subtiele vermogens zoals buitenzintuiglijke waarneming van binnenuit. Hier volgt een selectie:

“Door samyama te verrichten op vriendelijkheid, mededogen, enz. ontwikkelt men deze eigenschappen…

Door samyama te verrichten op het innerlijke licht verwerft men kennis van wat subtiel, verborgen en verwijderd is…

Door samyama te verrichten op het hart verwerft men kennis van de inhouden van de geest…

Volmaaktheid wordt bereikt, wanneer de geest even zuiver als het Zelf (Atman) wordt” (III-24, 26, 35 ,56).

Uiteindelijk gaat het om zelfontplooiing, niet om de beheersing van de wereld. “Vermogens in de wereldse toestand, vormen obstakels voor samadhi… Wanneer  hij in verleiding wordt gebracht… loopt de yogi het gevaar om opnieuw in onwetendheid gevangen te raken” (III-38, 52). Zijn we zo in het Westen niet in onze instrumentele rationaliteit gevangen geraakt?

Het vraagt toegewijde beoefening om vorderingen te maken, waarbij ‘spiritueel talent’ meetelt. De Indiase Vedische wetenschap is gebaseerd op de oude overlevering van de Veda’s, waarvan de Oepanishaden de bekendste zijn. Deze wetenschap, waaronder ook de gezondheidsleer van de Ayurveda, werd door Maharishi verder uitgewerkt en verbonden met de moderne wetenschap.

We zien hier een ander soort (spirituele) verlichting dan de westerse instrumentele rationaliteit en verstandsverlichting, waarvan de beperkingen bij Weber, Habermas en anderen uitvoerig aan de orde zijn gekomen. In het Westen wordt kennis en wetenschap vooral benut voor beheersing van de uiterlijke wereld. In het Oosten uiteindelijk voor innerlijke verlichting. Als beheersing en verlichting samengaan is een meer geïntegreerde cultuur en kennis mogelijk gericht op een hoger peil van beschaving en menselijke ontwikkeling.

 

  

De geleerde Swami Ranganathananda (1908-2005) op een herdenkingspostzegel

 

De yoga- en vedanta-filosofie als bewustzijnswetenschap

In mijn artikel over moderniteit en spiritualiteit refereer ik naar Swami Ranganathananda van de Ramakrishna Mission, die is opgericht de Swami Vivekananda. Dat was de eerste Indiase spirituele leraar die in 1893 naar het Westen kwam en daar de yoga- en vedanta-filosofie leerde. Daarna volgden andere leraren, onder hen de genoemde swami. Bij hem is de verbinding van westerse wetenschap met de yoga- en vedanta-filosofie eveneens een hoofdthema. De dialogen van de Oepanishaden vormen de bron van de vedanta-filosofie. De swami benadrukte dat het een ervaringsgerichte, onderzoekende filosofie en bewustzijnswetenschap is. De ‘spirit of free inquiry’ en de discussie daarover, die kenmerkend is voor de Indiase filosofie, komt overeen met de moderne wetenschap. Zie bijv. ‘The Science of Consciousness in the Light of Vedanta and Yoga’ in Eternal Values for a Changing Society, p 432 e.v.

Ook de swami verwijst naar het verenigde veld van de fysica, waarvoor in het Oosten andere termen zijn, die duiden op een universeel onpersoonlijk bewustzijn of ordenend vermogen, dat aan de schepping ten grondslag zou liggen. Het menselijk bewustzijn kan worden uitgebreid tot verschillende niveaus van individueel naar universeel en transcendent. Dit opent ongekende mogelijkheden in een evolutionair perspectief. (‘The Science of Raising Consciousness to Higher Levels’, p 472 e.v.).

Er is heel veel gepubliceerd over dergelijke thema’s. We beperken ons hier tot Maharishi Mahesh Yogi en de swami, omdat ik veel lezingen van hen heb gevolgd. Maharishi was één van de meest invloedrijke en wetenschappelijk onderlegde Indiase leraren. Deze leraren zijn gekozen omdat het hier gaat om de verbinding met de wetenschap. Andere Indiase leraren  die in het Westen bekendheid kregen, zoals Aurobindo Ghose, de stichter van de spirituele stad Auroville, waren meer filosofen of dichters, zoals Nobelprijswinnaar Rabindranath Tagore. Wetenschap en filosofie ligt in India echter dichter bij elkaar, zoals vroeger ook in het Westen.

 

 

 

Subjectieve westerse wetenschapsvisies tijdens de Romantiek

In het Westen zijn ook andere wetenschapsopvattingen. In nr. 27 ben ik ingegaan op het ‘verruimde empirisme’ van de filosoof Schelling. Dit omvat ook (inter)subjectieve en spirituele ervaringen. Zijn vriend en opponent Hegel schreef bijv. over Het wetenschappelijke kennen (System der Wissenschaft), het voorwoord van zijn hoofdwerk De fenomenologie van de geest. Daarin presenteert hij zijn filosofie als een soort bewustzijnswetenschap, gebaseerd op ervaringen in ruime zin, die ook subjectieve ervaringen omvatten, zoals eerder Schelling en Fichte in zijn Wissenschaftslehre. Wetenschap en ervaring zijn dus ruime begrippen met een subjectieve component. De visie van Hegel c.s. wordt als volgt weergeven in genoemde inleiding, en biedt een ruimer ervaringsbereik, dat ook subjectieve en ‘kosmische’ of mystieke eenheidservaringen omvat, zoals in het Oosten.

“Bewustwording en tot begrip komen geschieden door middel van de ervaring... Wanneer Spinoza de totaliteit denkt als één eeuwige substantie.., wanneer Kant het subject poneert als transcendentale mogelijkheidsvoorwaarde voor alle weten en voor elke vorm van objectiviteit, en wanneer Schelling tenslotte een oorspronkelijke ongedifferentieerde eenheid van subject en object veronderstelt, dan zijn dat ervaringen waardoor de mens tot inzicht komt en ontdekt wie hij is en hoe het met de werkelijkheid gesteld is. Hegel probeert dergelijke ervaringen te begrijpen door ze te zien als eindige en noodzakelijke momenten van één groot en oneindig proces… Dit proces is enerzijds een historisch proces. Anderzijds zijn al deze ervaringen facetten van de structuur van het concrete bewustzijn als zodanig… De waarheid is een beweeglijk en levend geheel dat zichzelf voortdurend verwerkelijken moet… Deze totaliteit is inzichtelijk geworden… in een subject dat de totaliteit doorziet en zichzelf in deze totaliteit herkent.” Bij Hegel is dit vooral een rationeel inzicht, dat in een filosofisch systeem gevat kan worden. “Subject en systeem zijn uiteindelijk identiek” (Hegel, Het wetenschappelijke kennen, Inleiding p 14-17). Zo zijn veel meer voorbeelden te geven van ‘filosofie als wetenschap’ bij andere filosofen.

In de oosterse filosofie en de westerse mystiek en spiritualiteit gaat het niet om een rationeel inzicht maar veeleer om een mystieke eenheidservaring, die rationeel geduid kan worden. Patricia van Bosse heeft aan de oosterse filosofie onlangs een serie gewijd, waarin dit uit de doeken wordt gedaan. Het voorbeeld van Hegel geeft een indicatie van de vloeiende overgang en de synthese van filosofie en wetenschap op basis van systematisch onderzochte ervaringen.

In de Romantiek was er een andere, meer subjectieve en holistische wetenschapsvisie. Mijn vroegere scheikundeleraar, H. Snelders, later hoogleraar in de wetenschapsgeschiedenis, beschrijft de meer holistische wetenschapsopvatting van die tijd in zijn boek Wetenschap en intuïtie: Het Duitse romantisch-speculatieve natuuronderzoek rond 1800. In die tijd waren er in de wetenschap, de filosofie en de literatuur belangrijke doorbraken, zoals ook in mijn artikelen over de dichter en natuuronderzoeker Novalis naar voren kwam. Pas later vormde zich de positivistische wetenschapsopvatting van Auguste Comte, Mach, Popper en zijn nazaten, die in deze serie is behandeld, o.m. bij Popper in  deel 3 en Habermas in deel 8. Ook de Grieken en de Middeleeuwen kenden een andere vorm van wetenschap, die aan de moderne wetenschap vooraf ging. Zo kent ook het Oosten een eigen vorm van wetenschap, die daar meer op het innerlijke bewustzijn en de bewustwording daarvan is gericht.

Zoals de Dalai Lama toelicht in volgend onderdeel kunnen zowel de wetenschap als de oosterse spirituele filosofie hun voordeel doen met een dialoog. Mits we onze eigen historisch bepaalde manier van kennen niet teveel te verabsoluteren, zoals Hegel zijn filosofie verheft tot de zelfverwerkelijking van de absolute geest. Door Popper wordt hij als een autoritaire denker bekritiseerd in The Open Society and Its Enemies. Door kennis te baseren op ervaring kunnen we ervaringskennis onderscheiden van speculatie, verbeelding en geloof. Mede door dit onderscheid is de moderne wetenschap effectief gebleken.

 

Combinatie van westerse en niet-westerse methoden

In niet-westerse culturen wordt meer gebruik gemaakt van subjectieve methoden tot kennisverwerving. Volgens Feyerabend is door de westerse wetenschap nog betrekkelijk weinig onbevooroordeeld onderzoek verricht naar de kennis van andere culturen. Deze kennis kan relevant zijn bij de oplossing van wereldwijde problemen, die door de huidige wetenschap niet goed opgelost kunnen worden. Daarom is het zaak ook andere methoden van kennisverwerving en menselijke ontplooiing te onderzoeken, alsmede hun mogelijke bijdrage tot de oplossing van problemen door in dialoog te gaan met deskundigen van andere kennistradities.

Er zijn natuurlijk veel meer tradities met subjectieve methoden van kennisverwerving. Zie bijv. Mircea Eliade, Shamanism; Bronislaw Malinowski, Science, Magic and Religion; Claude Levi-Strauss, La pensée sauvage; Joseph Needham, Science and Society in Ancient China, Bhattacharya, Science and Society in Ancient India; H.J. Störig, Geschiedenis van de wetenschap en de werken van Rudolf Steiner; Ton Lemaire, Over de waarde van culturen; Tussen europacentrisme en relativisme; Jared Diamond, Erfenis: Wat we kunnen leren van traditionele samenlevingen.