Reactie op Toon van Eijk over wetenschapsfilosofie en collectief bewustzijn. Hoe substantiële rationaliteit te realiseren?

Civis Mundi Digitaal #79

door Piet Ransijn

 

Toon van Eijk geeft een doordachte samenvatting met commentaar op mijn serie over wetenschapsfilosofie, die wijst op de beperkingen van de instrumentele rationaliteit en deze wil complementeren met een meer omvattende rationaliteit, die ook moraliteit en spiritualiteit omvat. Van Eijk  spreekt van bewustzijnsontwikkeling. Bewustwording lijkt mij een meer passende term. Bewustzijn ìs, daarom heet het bewust zijn: zijn dat zich bewust is. Vermogens kunnen zich daarbij ontwikkelen door toenemend bewustzijn of bewustwording. Omvattende of substantiële rationaliteit omvat meer dan de rede, ook waarden, gevoel, intuïtie, moraliteit en spiritualiteit. De communicatieve rationaliteit bij Habermas biedt daarvoor bijvoorbeeld ruimte. Mensen hebben meer vermogens dan de rede, die verder ontwikkeld kunnen worden en ons verstand kunnen complementeren.

In deze reactie volgt eerst een samenvatting van de visie van Van Eijk in verband met de communicatieve rationaliteit van Habermas, aangevuld met de ontwikkeling van collectief bewustzijn, waardoor de door hem beoogde (rationele) consensus wordt bevorderd. Daarna volgt mijn commentaar op een aantal punten. Het eerste punt is dat spirituele verlichting de rationele verstandsverlichting kan complementeren. Dit wordt toegelicht aan de hand van de visie van de fysicus en filosoof C.F. von Weiszäcker, die ook een verruimd soort rationaliteit voorstaat, die overeenkomt met de hier besproken ruimere rationaliteit. Ethiek en moreel bewustzijn krijgt hierbij speciale aandacht, waarbij een ontwikkeling plaatsvindt naar een meer universeel bewustzijn.

Daarna ga ik in op collectief bewustzijn - door Van Eijk vertaald in termen van maatschappelijk vertrouwen als een aspect daarvan - en hoe dit samenhangt met het functioneren van sociale structuren en economische en politieke systemen. Het vormt als het ware het cement dat de stenen van het bouwwerk van deze systemen bij elkaar houdt. Over de sociologie van het collectieve bewustzijn schreef ik eerder een artikel: ‘Wat houdt de samenleving bij elkaar? Sociologie en collectief bewustzijn’ (zie nr 37).Er zijn natuurlijk meer punten die zich lenen voor commentaar na een tiendelige serie. Maar deze punten lijken cruciaal in de visie van Van Eijk.

 

Communicatieve rationaliteit door ontwikkeling van collectief bewustzijn

Volgens Van Eijk is een meer omvattende rationaliteit mogelijk door ontwikkeling van het individuele en collectieve bewustzijn. Daarvoor lijkt een paradigma gewenst waarin het bewustzijn en de ontwikkeling daarvan een plaats hebben. Is dat niet het geval, dan komen  subjectieve factoren zoals waarden en moraal minder tot hun recht ten opzichte van de dominante objectieve systemen van economie, politiek, techniek en wetenschap, die in onze maatschappij volgens Habermas onze ‘leefwereld koloniseren’. Van Eijk noemt de grote invloed van multinationals als voorbeeld, waaronder de invloed internet giganten als Google en Facebook, door ‘datificering’ en het bepalen van algoritmen.

Van Eijk laat zien hoe de werking van deze systemen samenhangt met het collectieve bewustzijn. Zonder bewustzijn zouden ze niet werken. Ons financieel-economisch systeem berust volgens hem op maatschappelijk vertrouwen, dat opgevat kan worden als de ‘onzichtbare hand’ van het collectieve bewustzijn. Je kunt ook zeggen dat  gemeenschappelijke waarden, normen en opvattingen tot op zekere hoogte nodig zijn om een spraakverwarring en een ‘strijd van allen tegen allen’ binnen de perken te houden. Het ontstaan van grotere sociale eenheden gaat samen met meer algemeen gedragen waarden, normen, wetten en opvattingen, waardoor mensen elkaar kunnen verstaan en met elkaar kunnen omgaan zonder elkaar naar het leven te staan.

Burgers zouden hun macht meer in handen kunnen nemen en hun leefwereld kunnen versterken door de communicatieve rationaliteit te bevorderen, dat wil zeggen door “het weloverwogen bespreken, nastreven en realiseren van waarden,” in termen van Habermas. Daarbij is een zekere overeenstemming, consensus en coherentie van het collectieve bewustzijn van belang. Als mensen elkaar tegenwerken en niet tot overeenstemming komen blijft collectieve actie vaak steken in onvrede en meningsverschillen in plaats van bij te dragen tot constructief beleid. Levensbeschouwelijke en morele waarden en opvattingen spelen daarbij een belangrijke rol. Een coherent collectief bewustzijn is nodig voor coherente collectieve actie. Volgens het onderzoek van evolutiewetenschapper en historicus Peter Turchin en anderen zou dit een belangrijke rol spelen in de geschiedenis, bij The Rise and Fall of Empires, zoals de ondertitel luidt van zijn boek War and Peace and War.

Van Eijk gaat evenals Habermas specifiek in op de rol van (voorwetenschappelijke) intuïtie die bevorderd zou kunnen worden door de ervaring van transcendent bewustzijn. Dit bewustzijn is te beschouwen als een onderliggend veld waarop de intuïtie zou zijn afgestemd. Hoe dit precies zit is, nog een grotendeels onderzoeksgebied. Daniël Goleman onderscheid naast verstandelijke ook emotionele, sociale en ecologische intelligentie, die door bewustwording bevorderd zouden kunnen worden en bij communicatieve rationaliteit van belang zijn. Hij wijst hierbij op het belang van systematische methoden tot bewustzijnsverandering en het onderzoek naar de effecten ervan om meer inzicht in de werking en de mogelijkheden daarvan te verwerven. Zoals gezegd is hiervoor een paradigma gewenst waarin bewustzijn en de ontwikkeling daarvan ruimte en relevantie kan krijgen.

De drie soorten paradigma’s die Van Eijk noemt, bieden een verhelderende indeling. Deze paradigma’s zijn te beschouwen als complementair. Ze kunnen elkaar aanvullen en sluiten elkaar niet uit. Om tot een meer omvattende substantiële rationaliteit te komen, lijkt een complementaire visie nodig die deze paradigma’s een plaats geeft. Er zijn ook andere indelingen en andere paradigma’s mogelijk. Bijv. de instrumentele en communicatieve rationaliteit van Habermas, die tot op zekere hoogte overeenstemt met deze paradigma’s. Een andere indeling vinden we Auguste Comte’s ‘wet van de drie stadia’: het religieuze, het metafysische of filosofische en het positieve of wetenschappelijke stadium.

Oosterse benaderingen passen meer in het transcendentalistische paradigma. Zoals Van Eijk aangeeft, geven oosterse visies lang niet altijd blijk van omvattende rationaliteit en kennen zij ook schaduwkanten, eenzijdigheid en oneinigheid wat betreft interpretatie en toepassingen. Daarover is een en ander geschreven [1]. Max Weber heeft bijv. algewezen op de beperkingen van wereldverzakende benaderingen. De Ramakrishna Mission, Maharishi Mahesh Yogi en de Dalai Lama vinden dit een onjuiste interpretatie van onthechting, die niet bedoeld is als de vroegere wereldverzaking. In het Oosten lijkt de rationaliteit en de spiritualiteit (ook) in de verdrukking geraakt. Wetenschappelijk onderzoek naar effecten en mogelijkheden kan enige verduidelijking geven wat betreft de werking van methoden, zoals  van Eijk aangeeft en in mijn artikelenserie is aangegeven met als voorbeelden de conferentie met de Dalai Lama en het wetenschappelijk onderzoek naar Transcendente Meditatie van Orme-Johnson e.a.

 

‘Het licht van het bewustzijn’ - over conceptueel denken en waarneming van het geheel

Spirituele verlichting omvat meer dan de rationele verstandsverlichting, die daarbij inbegrepen kan zijn en door het ‘licht van het bewustzijn’ wordt omvat. Dat wordt verduidelijk de fysicus en filosoof C.F. von Weizsäcker, die onder meer bij de Dalai Lama zijn licht heeft opgestoken (zie deel 11B). Hij was de broer van de voormalige Duitse President. Hij wijst op het belang van een holistische bewustzijnsverandering en ‘de waarneming van het geheel’. “Het conceptuele denken, de [rationele] verlichting, kan de problemen niet oplossen die worden gecreëerd  door het conceptuele denken... Technologie is een middel van de rationele wil en kan beheerst worden door de rede, maar kan het falen van de rede niet oplossen... Het conceptuele denken is een ander vermogen, een ander licht... Meditatie is het vermogen de wil stil te laten worden en het licht te zien dat zich laat zien als deze toestand zich voordoet”, aldus Von Weizsäcker (Wege in der Gefahr / The Politics of Peril, over ‘het licht van het bewustzijn’, p 258, 268-69).

Wetenschap, conceptueel rationeel denken en de intuïtieve of meditatieve waarneming van het innerlijke bewustzijn kunnen complementair zijn bij de bewustzijnsverandering die hij aangeeft bij zijn appèl op een meer omvattende redelijkheid. “De tradities van meditatie dienen hierbij ook een transformatie door te maken. Tot dusver waren ze ingebed in een mythisch wereldbeeld. Vandaag de dag komen ze in het licht van de verlichting,” volgens het pleidooi van Von Weizsäcker voor een meer substantiële verlichting en rationaliteit.

De indeling in positivistisch, constructivistisch en transcendentalistisch is ook conceptueel. Het gaat bij spirituele verlichting echter om een ervaring die voorbij gaat aan het conceptuele denken. Bij het positivisme en het transcendentalisme is het ervaringsbereik verschillend. Bij de laatste omvat het bereik ook innerlijke ervaringen. Het bestaan daarvan kan moeilijk ontkend worden, evenmin als het bestaan van het bewustzijn en het kenvermogen, dat kennis en waarneming mogelijk maakt.

Willen mensen zich meer redelijk gedragen en de consequenties van hun (instrumentele, technische en morele) handelen beter kunnen overzien, dan lijkt bewustwording van wezenlijk belang te zijn volgens Von Weizsäcker en anderen. De problemen die mensen met hun techniek creëren, kunnen met die techniek niet adequaat worden opgelost. Hooguit ten dele, afhankelijk van het gebruik van de techniek. “De ontwikkeling van onze technische middelen stelt de rede voor problemen die tot dusver onbekend waren” (p 258).

Dit vraagt een meer omvattende ontwikkeling van onze rede en ons bewustzijn dan de rationele verstandsverlichting en de ontwikkelingen die wij niet goed meer kunnen beheersen. Ons verstand schiet tekort en dient te worden bijgestuurd door een dieper inzicht en een meer omvattend bewustzijn, dat onder meer tot uitdrukking kan komen in moreel besef. Van Eijk spreekt in vergelijkbare conceptenvan de synthese van “objectieve rationele en subjectieve spirituele verlichting”. Hij pleit ook voor de  verbinding van science met conscience om te voorkomen dat problemen uit de hand lopen en wetenschap en techniek op verantwoorde wijze worden gebruikt. Die kans is groter als ons bewustzijn verbonden en afgestemd is met een meer omvattend geheel en zich hiervan bewust wordt. Von Weizsäcker noemt dit de ‘perceptie van het geheel’. Deze vorm van waarneming zich onderscheidt zich als ‘een ander licht’ van het conceptuele rationele denken.

 

Bewustwording en morele ontwikkeling

Het ‘licht van het bewustzijn’ en het geweten hoeft niet hetzelfde te zijn als de aangeleerde morele overtuigingen. Wat dat betreft onderscheiden Weber, Kohlberg en anderen verschillende vormen en niveaus van moraliteit en morele ontwikkeling met een verschillende mate van reflectie, bewustzijn humaniteit en universaliteit. Weber onderscheidt de Gesinnungs- of overtuigingsethiek, waaronder ook de gewetensethiek begrepen is, en de verantwoordingsethiek, die instrumenteel gericht kan zijn op het inzetten van middelen om doelen of waarden te realiseren. (R Aron, ‘Weber’, Main Currents in Sociological Thought, 2, p 213-217). 

Kohlberg onderscheidt zeven stadia van het kinderlijke, volgzame preconventionele naar het postconventionele, meer autonome niveau, waarbij uiteindelijk universele waarden als vanzelfsprekend gelden en in het eigen geweten zijn verinnerlijkt of geïnternaliseerd. Daarenboven onderscheidt hij een kosmisch perspectief dat berust op ‘de contemplatieve ervaring betreft van een niet-egoïstische en niet dualistische aard en ... het besef deel van een geheel te zijn’ en verwijst naar een transcendente of kosmische bewustzijnservaring. (Kohlberg, geciteerd in uit Gerontologist 13, p 498-502 in D. Orme Johnson e.a., Scientific Research on the Transcendental Meditation Program Collected Papers Vol 1, p 596).

Bij morele ontwikkeling is bewustwording en oriëntatie op universele waarden van wezenlijk belang. In de laatste fasen van Kohlberg zien we een meer universeel, bovenpersoonlijk en  ujiteindelijk een kosmisch perspectief, dat het ego overstijgt. Dit krijgt geleidelijk gestalte als mensen een egocentrisch perspectief verlaten en zich meer empathisch leren verplaatsen in een ander. Eerst in de ouders en in ‘significante anderen’ naar een steeds universeler perspectief, dat uiteindelijk de mensheid en het universum omvat. Over de ontwikkeling van de maatschappelijke betrokkenheid en het zich kunnen verplaatsen in de ander, heeft onder meer de Amerkikaanse socioloog en filosoof George Herbert Mead invloedrijke studies geschreven zoals Mind, Self and Society.

 

De universele ethiek van Peter Singer, Adam Smith, Immanuel Kant en Confucius

We zien dit universele perspectief bijv. ook in het werk van de Australische ethicus Peter Singer. Hij baseert zich o.m. op Marx en Hegel, John Stuart Mill en de veelzijdige ethicus, econoom en  Henry Sidgwick, die ook één van de oprichters is van de Society for Psychical Research. Zie o.m. Peter Singer e.a., Eén wereld -Ethiek in een tijd van globalisering en The Point of View of the Universe: Henry Sidgwick and Contemporary Ethics. Daarin kijkt hij vanuit het universele standpunt van het universum naar de mens(en). Misschien zoals astronouten als André Kuipers en ‘maanwandelaar’ Edgar Mitchell de aarde zagen vanuit de ruimte en een kosmische ervaring kregen. (Edgar Mitchell beschrijft dit in zijn boek Psychic Exploration)

Immanuel Kant en Adam Smith beschrijven een enigszins vergelijkbaar universeel perspectief. Kant noemt de morele wet in hem in één adem met het universum, de sterrenhemel boven hem: “de aanblik van de talloze werelden, die als het ware zijn gewichtigheid te niet doet en tegelijk zijn waarde verheft tot de oneindige intelligentie die zich aan hem openbaart en waarvan hij deel uitmaakt (H.J. Störig, Geschiedenis van de filosofie 2, p 141-45).

Volgens Adam Smith dienen we onszelf niet alleen te zien in het licht van ons eigen belang “maar ook in het licht waarin wij voor anderen verschijnen... Hoewel zijn eigen geluk belangrijker voor hem kan zijn dan dat van de hele overige wereld, is het voor een andere persoon [eerder ‘een onpartijdige waarnemer’ genoemd] niet belangrijker dan van andere mensen... en is hij één van de talloos velen die niet beter [en belangrijker] is dan een ander. Als hij zou handelen alsof een onpartijdige waarnemer in de principes van zijn gedrag zou komen... dan komt het neer op iets waar andere mensen in mee kunnen gaan” (Adam Smith, The Theory of the Moral Sentiments, hfst 2, p 1).

Bij Smith zien we het universele perspectief van ‘de onpartijdige waarnemer’, van waaruit algemene principes gevormd kunnen worden, die voor iedereen gelden. We zien dit ook bij de ethische principe van de ‘categorische imperatief ‘van Immanuel Kant: zo te handelen dat onze principes tegelijk als beginsel voor iedereen kunnen gelden en een algemene wetgevingls bjij de Gulden Regel van Confucius en Jezus: ‘Wat gij niet wil dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet’.

Toen zich grote rijken vormden, waren meer universele regels en wetten nodig om conflicten te beslechten en te voorkomen, zoals het wetboek van de Babylonische koning Hammoerabi, het Romeinse recht, de edicten van de Indiase keizer Ashoka en de morele leer van Confucius, zie Peter Turchin, Ultrasociety: How 10.000 years of war made humans the greatest coöperators on earth, over de vorming van grote rijken en algemene maatstaven die interculturele en internationale samenwerking mogelijk maken. Bij de oude Grieken vond een vergelijkbaar proces plaats vanaf de Voorsocratische filosofen. Zo pleit Singer in onze tijd van globalisering voor meer universeel ethisch perspectief dat boven eigenbelang van landen en bedrijven uitgaat en daarvan een onderdeel is vanuit The Point of View of the Universe. In Een wereld: ethiek in een tijd van globalisering pleit hij voor een mondiale ethiek en universele maatstaven. Onze ervaring leert dat goede voornemens en maatstaven alleen niet genoeg zijn. Die worden gebonden door vele religies en filosofieën. Zoals Toon van Eijk toelicht gaat het om de ontwikkeling van het bewustzijn en een navenante wijze van sociaal gedrag. Kohlberg en anderen refereren naar de verinnerlijking en het zich eigen maken van waarden en maatstaven in een ontwikkelingsproces. Daarin kan ook een meer substantiële rationaliteit vorm krijgen, die verder gaat dan instrumenteel rationele ontwikkeling, die volgens Weber en anderen niet de zo’n hoge vorm van beschaving is als men vaak meent, maar eigenlijk problemen geeft.

De ervaring van kosmisch bewustzijn is een bewuste, diepgaande ervaring van verbondenheid met het geheel, waar Kohlberg naar refereert. Deze ervaring gaat samen met een meer universeel moreel perspectief. Godsdienstwetenschappers noemen dit een spirituele of religieuze ervaring of houding (ten opzichte) van een “kosmische orde, die al het zijn omvat... waarvan de betekenis de mens omvat en overstijgt of transcendeert”, die bij religie als heilig wordt beschouwd.

Moreel gezien is wat goed is in overeenstemming met de kosmische orde en niet goed is wat ervan afwijkt of tegenin gaat, simpeler gezegd: wat tegen de natuur ingaat of tegennatuurlijk is.  (P Berger, ‘Religious Institutions’, in N Smelser, Sociology, p 338, refererend naar religiewetenschappers Rudolf Otto, William James, Gerard van der Leeuw en Mircea Eliade).

Dit roept de vragen op wat in overeenstemming is met de kosmische orde en met de natuur en wat niet en hoe die overeenstemming te realiseren. Kan dat via het volgen van regels, rituelen en voorschriften? Of is het meer een kwestie zijn van ‘morele intuïtie’ en bewustwording van een dierbare diepere verbondenheid met de kosmos en met andere mensen en andere levende wezens? Of van de ervaring van transcendent bewustzijn, waar Van Eijk naar verwijst?

Het individuele psychische is één aspect van het bewustzijn, dat ook een universeel, transcendent aspect zou hebben. Dit gaat voorbij de individuele grenzen van het denken als een soort verenigend bewustzijnveld, dat de werkelijkheid zou omvatten. De wereld speelt zich af in dit bewustzijnsveld, analoog met de werkelijkheid die we zien in ons waarnemingsveld als een fenomeen waarbij ons bewustzijn verbonden is met de wereld die het waarneemt. Hoe dat precies in zijn werk gaat en hoe het bewustzijn werkt en waarneemt, is nog een gebied voor nader onderzoek, dat zowel het subjectieve bewustzijn als de objectieve waarneming dient te omvatten. (Zie bijv. E. Kelly e.a., Irreducible Mind: Toward a Psychology of the 21th Century).

 

Collectief bewustzijn

Onze leefwereld vraagt om versterking ten opzichte van de dominant geworden systemen, die ons leven sterk bepalen. Analoog kan zich ons bewustzijn versterken, zowel individueel als collectief, door bewustwording van de werking van het systeem en het eigen reflectievermogen, ‘het licht van het bewustijn’. Reflectie accordeert met ‘communicatieve rationaliteit’, omschreven als “het weloverwogen bespreken, nastreven en realiseren van waarden, die onder druk staan van de dominante eigen dynamiek van het systeem”.

Toen ik reflecteerde over de invloed van structuren op ons leven en de verandering van structuren, zoals dat in  de jaren ‘60 in zwang raakte onder studenten, leek het mij dat dit zou kunnen leiden tot andere structuren met een enigszins vergelijkbare invloed. De werking van strucuren hangt af  van ons gedrag en ons bewustzijn. Daarom raakte ik evenals Van Eijk geïnteresseerd in methoden tot bewustzijnsverandering, zowel individueel als collectief, als mogelijke sleutel tot substantiële sociale verandering. De beperkingen van ons rationele denken en de irrationele invloed van emoties benadrukken het belang van bewustwording en systematische methoden hiertoe zoals ook Van Eijk te kennen geeft. Niet in het minst om het subjectieve welbevinden te bevorderen en ontspanning te vinden in een drukke wereld vol spanningen.

De maatschappelijke integratie van dergelijke methoden laat te wensen over, ook al zijn er veel positieve effecten vastgesteld door herhaald wetenschappelijk aangetoond. Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat daarvoor een paradigmaverandering nodig is naar een paradigma dat ruimte biedt aan (inzicht in) bewustzijnsverandering. In het objectieve, positivistische paradigma wordt het bewustzijn buiten gesloten. Mensen kunnen wel als objecten worden bestudeerd. Maar het kennend subject is een vreemde eend in de bijt van de onderzochte objecten. Door het reduceren van het subject, het bewustzijn, tot een te onderzoeken object, verliest het zijn specifieke karakter als kennend subject. Dat wat meet laat zich moeilijk meten. Met de zintuigen zien we niet het oog dat ziet, noch het bewustzijn waardoor het oog kan zien. Zonder bewustzijn gaat dat niet.

Er is een begin gemaakt met wetenschappelijk onderzoek van het bewustzijn en de ontwikkeling van bewuste vermogens. Er zijn kennistradities waar de wetenschap bij kan aanknopen en haar licht kan opsteken. Dit vraagt een verruiming van de positivistische wetenschap, geen opheffing daarvan, maar een complementering met aanvullende methoden tot kennisverwerving en bewustwording.

“Hoe Habermas spiritualiteit denkt te integreren in zijn communicatieve rationaliteit is mij niet duidelijk geworden,” zegt Van Eijk. Mij evenmin, afgezien van wat Habermas daarover te kennen heeft gegeven in Glauben und Wissen en zijn dialoog met de voormalige Paus Benedictus, samengevat in artikel 8D over Habermas. Er is uitgebreide literatuur over de religieuze, morele en spirituele wending van Habermas in de laatste decennia, die aansluit bij zijn dissertatie over Schelling en de gnostiek, waar ook naar is gerefereerd. Van Eijk brengt hier interessante, substantiële thema’s naar voren om misschien later op door te gaan.

 

Noten

1.  Een kritisch boek is bijv. The Guru Papers door  Joel Kramer en Diana  Anstad. In de NRC 10 feb 2019 stond een artikel over de schaduwkanten van yoga en meditatie:  Daarin wordt o.m. verwezen naar omstreden guru’s. In het algemeen blijkt uit herhaald onderzoek dat yoga en meditatie als methoden ontspannende effecten hebben, die de gezondheid ten goede komen. Dat geldt vaak ook voor gezamenlijke beoefening in groepen; (ver)bindingen en relaties met leiders en groepen en identificatie daarmee kan soms ook te ver gaan. In de jaren 80 was er een parlementaire commisie, die onderzoek liet verrichten naar nieuwe spirituele bewegingen. Dit resulteerde in twee dissertaties van Paul Schnabel, Tussen stigma en charisma: Nieuwe religieuze bewegingen en geestelijke volksgezondheid, en van Tobias Witteveen, de griffier van de commissie, Overheid en nieuwe religieuze bewegingen.

Dergelijke bewegingen kunnen soms onwennig en bedreigend overkomen. Soms zoeken mensen in dergelijke bewegingen een houvast. Dat kan een sterke indentificatie mee zich mee brengen. Ook bij religies en andere bewegingen zoals voetbalclubs kan dit het geval zijn. Dit betekent niet dat religie of voetbal gevaarlijk is. Integendeel. Uit onderzoek blijken positieve effecten van sport en ontspanning. Dat geldt ook voor yoga en meditatie. Het hangt af van hoe je het beoefent. Mensen kunnen ook te ver gaan.Te sterke identificatie met een beweging is meestal af te raden, ook al zijn de activiteiten gezondheidsbevorderend, zoals bij sport en bewegen, yoga en meditatie.