Inleiding integriteit (79)

Civis Mundi Digitaal #79

door Michel van Hulten

‘Integriteit’ blijft een woord dat het goed doet - zeker als pogingen gedaan worden om ‘corruptie’ aan de kaak te stellen - om het tegenbeeld te schetsen, of om van geen vooringenomenheid blijk te geven, dan wel waardenvrij de discussie aan te willen gaan. Bij de voorbereidende besprekingen in 1991-1993, gericht op het tot stand laten komen van een organisatie die zich zou richten op bestrijding van corruptie, ging het aanvankelijk ook om die keus bij de naamgeving (in 1991 begonnen we de oprichtingsbesprekingen met de werknaam ‘Bad Business Practices’). Uiteindelijk won een ander woord, zowel ‘corruptie’ als ‘integriteit’ bleken zo veel bezwaren op te roepen dat een kenmerk, te weten ‘transparantie’, het won en de naam werd ‘Transparency International’. In de vijfentwintig jaar die sindsdien zijn verstreken zien we dikwijls de keus voor het woord ‘integriteit’, als ‘corruptie’  niet zou hebben misstaan. Het klinkt immers ook beter om de deugd te bevorderen in plaats van het kwaad te bestrijden.

Ter illustratie slechts één voorbeeld dat ik haal uit het VVD-milieu (dat is niet zo moeilijk!), en wel uit nummer 3 van Liberaal Reveil (september 2014, 55e jaargang)  met als ‘Thema’: ‘Integriteit’. Het ‘Ten geleide’ werd geschreven door Marcel Wissenburg met als titel ‘Integriteit’. Openingszin: ‘Politici, ondernemers, bankiers, bestuurders, wetenschappers, kleuterleiders: hun gedrag wordt aan talloze standaarden afgemeten, maar aan geen zo frequent en (in de media) luidruchtig, als integriteit’ (p. 119). Patrick Overeem schreef vervolgens onder de titels: ‘Naar een beter integriteitsbegrip, Van deontologie naar deugdethiek’ . Zijn eerste paragraaf gaat over ‘de integere schurk’, … ‘Integriteit betekent namelijk voor velen in de eerste plaats consistentie: integer is iemand die consequent bepaalde principes volgt ’ (p. 124). Een uitspraak die velen zal verbazen. Ik schreef zelf onder de titel ‘Corruptie, Schuldigen en Systemen’ en begon mijn artikel met de zin ‘Corruptie is een ziektevirus dat onze economieën heeft aangetast’ (p. 129). Geen vrolijk begin. Rudy de Jong volgde met een artikel ‘Governance bij woningcorporaties, naar een nieuw evenwicht’ en begint met: ‘De openbare verhoren van de Parlementaire Enquête Woningcorporaties bevestigden wat iedereen al op z’n klompen aanvoelde: met de integriteit in de sociale huursector is het droevig gesteld en de toezichthouders hebben zitten slapen. Hoe heeft het zover kunnen komen, vragen we ons af, dat de ene corporatie een kwart miljard euro verliest bij de verkoop van een cruiseschip en een andere corporatie de sociale huursector opzadelt met een verlies van twee miljard door speculatie met derivaten? (p. 136). Arthur Rörsch schreef onder de titels ‘Integriteit en de kwaliteit van het toezicht in beide domeinen, Politieke besluitvorming en de Aard van misleidingen in de wetenschap’. Ik citeer van hem: ‘Ten aanzien van het vraagstuk wat integere dan wel verwerpelijke handelwijzen zijn bij hedendaagse wetenschapsbeoefening komt nadere beschouwing van het beginsel van de waarheidsvinding thans aan de orde. Dit is belangrijker vanuit het oogpunt van de vorderingen die in de wetenschap kunnen worden gemaakt, dan vanuit het oogpunt van de incidentele frauduleuze praktijken waarop de media de aandacht vestigen’ (p.141). [Het tweede deel van deze stelling is wat mij betreft zeer wel nog voor discussie vatbaar, maar dat kan beter elders/later alsnog gebeuren, MvH]. Ook de na hem schrijvende auteur Philip Wallage met ‘Illusie van totale controle’, gaat op de individuele toer. ‘Dagbladen en sociale media staan de laatste tijd vol van fraudegevallen en mismanagement. Het lijkt er op dat het aantal incidenten sterk toeneemt’. [ … ] Hij poogt daar een verklaring voor te vinden en komt daarbij ook tot de volgende relativerende zo niet onbegrijpelijke voorstelling van zaken: ‘Andere mogelijke verklaringen voor de groeiende aandacht voor incidenten zijn de intensivering en uitbreiding van het toezicht waardoor meer zaken aan het licht komen, maar ook het verscherpen van wet- en regelgeving waardoor een voorval eerder een overtreding is’ (p. 147). Met andere woorden: terug naar de tijd van wat sullige koddebeiers en minder regels, dan hadden we nu minder fraude/overtredingen gehad! Jan Kees Wiebenga sluit met zijn artikel ‘De VVD en bestuurlijke onkreukbaarheid, werk in uitvoering’, de serie af met het geven van een welkome definitie: ‘Integriteitsbeleid – als het de publieke sector betreft – gaat over de inspanningen van overheden, bestuurders en ambtenaren om het overheidsbestuur op een betrouwbare manier uit te voeren. Regels daarvoor zijn neergelegd in wetten en gedragscodes, zoals de Gemeentewet en de Handreiking integriteit van politieke ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen om maar enkele van vele rechtsinstrumenten op dit terrein te noemen’ (p. 153). Naar mijn smaak ontbreekt in zijn rijtje van acteurs (‘overheden, bestuurders en ambtenaren’) nog wel ‘volksvertegenwoordigers’.

Alle artikelen bijeen genomen blijkt alleen al uit de titels dat ‘integriteit’ het woord ‘corruptie’ verdrongen heeft. Op vele pagina’s komt het helemaal niet voor. Is dat angst voor het woord ‘corruptie’?

Ook uit de hier volgende artikelen die van het internet zijn geplukt, blijkt dat het vooral gaat om ‘integriteitsschendingen’, maar de woorden ‘corruptie’ en ‘anti-corruptie’ worden niet geschuwd. Het is vooral opmerkelijk die woorden wel met name te zien in de publicatie van de International Chamber of Commerce, het bedrijfsleven.