Het bewustzijnsbegrip bij Hans Komen. Commentaar op de serie: Bewustzijn, wat is dat? Het bewustzijnsbegrip door de eeuwen heen in filosofie en psychologie
Deel 1

Civis Mundi Digitaal #81

door Toon van Eijk

Inleiding

In Civis Mundi Digitaal # 40 t/m 46 heeft Hans Komen in de periode oktober 2016-mei 2017 een interessante serie over het bewustzijnsbegrip gepresenteerd. In zijn serie van zeven artikelen, die ik met veel belangstelling en aandacht heb gelezen, komen belangwekkende zaken ter sprake. Hieronder geef ik uitgebreid commentaar op deze artikelen met nadruk op de vraag of de benadering van Komen meer helderheid verschaft omtrent het begrip bewustzijn. Naar citaten en opmerkingen van Komen wordt als volgt verwezen: (HK#40;1) betekent Hans Komen in Civis Mundi Digitaal #40, deel 1 van de serie. In Eindnoot 1 geef ik de volledige titels van de zeven artikelen van Komen met links naar de Civis Mundi website, zodat de zeven delen gemakkelijk zijn in te zien.[1] Mijn commentaar is behoorlijk lang geworden, omdat het geen gemakkelijke materie is en ik mij genoodzaakt voelde zo nauwkeurig mogelijk op de vele aspecten van het bewustzijnsbegrip in te gaan. Daarom is mijn commentaar in twee delen gesplitst: Deel 1 omvat de paragrafen 1 t/m 5 en Deel 2 de paragrafen 6 t/m 14.

 

1. Materiële energie en immateriële energie

In een eerder artikel in Civis Mundi van december 2015 spreekt Komen over het onderscheid dat hij maakt tussen materiële energie en immateriële energie.[2] Omdat dit onderscheid een fundamentele rol speelt in zijn behandeling van het bewustzijnsbegrip, bespreek ik dit eerst. In zijn artikel van december 2015 formuleert Komen de volgende twee hypotheses: “1) Alles in de ons bekende en onbekende wereld is energie. En 2) Deze energie kan langzamer of sneller gaan dan de lichtsnelheid. De langzamere energie noemen we materiële energie en de snellere noemen we immateriële energie. Dit zijn geen twee soorten energie. Het is dezelfde energie maar de snelheid en de frequentie ervan verschilt”. Komen spreekt dus over een immateriële energie die sneller gaat dan het licht. Hij schrijft dan: “Voor sommigen lijkt dit misschien een absurd idee, hoewel het in de kwantumfysica meer is dan een hypothese, zoals blijkt uit een recent artikel in (het tijdschrift) Nature”. Daarbij verwijst hij via een eindnoot naar een artikel van Piet Ransijn in Civis Mundi Digitaal #33 van oktober 2015, wat een bespreking is van het boek van Komen en Bloem getiteld: Gevangen door het ego.[3]

 

In zijn december 2015 artikel schrijft Komen dat de vraag of energie kan blijven bestaan buiten de materiële dimensies van ruimte en tijd niet met zekerheid beantwoord kan worden. Hij zegt dat het conventionele idee dat energie niet sneller kan gaan dan het licht te falsificeren is “omdat anders verschijnselen als teleportatie en verstrengeling moeilijk te verklaren zijn”. Ransijn verwijst in zijn artikel van oktober 2015 (in eindnoot 3) naar zaken als verstrengeling, superpositie (het op twee plaatsen tegelijk zijn), ‘action at a distance’, teleportatie en telepathie. Hij merkt op dat “fysici het bestaan van immateriële energie niet uitsluiten”. Ransijn zegt ook dat alle experimenten tot dusver gunstig uitvallen voor ‘spookiness’, zoals het spookachtige optreden van de hiervoor genoemde kwantum verschijnselen wordt aangeduid. Hij verwijst daarbij naar een artikel, over een experiment uitgevoerd door een team aangevoerd door Ronald Hanson van Delft University of Technology, dat in oktober 2015 gepubliceerd is in Nature.[4] Ransijn schrijft dat dit experiment beschouwd kan worden “als de meest geavanceerde bevestiging van onmiddellijke ‘actie op afstand’ sneller dan het licht”. Hij merkt wel op dat bij synchroniciteit (gelijktijdigheid) er geen sprake is van snelheid en mogelijk ook geen afstand, en dat “er verbondenheid kan zijn op een andere manier dan wij kunnen bevatten”.

 

Het artikel van oktober 2015 in Nature is te ingewikkeld voor leken op kwantummechanisch gebied (zoals ik). In een eenvoudiger artikel dat in augustus 2015 in Nature verscheen, dus voorafgaand aan het officiële artikel, schrijft Zeeya Merali het volgende: “It’s a bad day for Albert Einstein … The most rigorous test of quantum theory ever carried out has confirmed that the ‘spooky action at a distance’ that the German physicist famously hated - in which manipulating one object instantaneously seems to affect another, far away one - is an inherent part of the quantum world. The experiment, performed in the Netherlands, could be the final nail in the coffin for models of the atomic world that are more intuitive than standard quantum mechanics, say some physicists … This idea (of entanglement) galled Einstein because it seemed that this ghostly influence would be transmitted instantaneously between even vastly separated but entangled particles - implying that it could contravene the universal rule that nothing can travel faster than the speed of light. He proposed that quantum particles do have set properties before they are measured, called ‘hidden variables’. And even though those variables cannot be accessed, he suggested that they pre-program entangled particles to behave in correlated ways … In the 1960s, Irish physicist John Bell proposed a test that could discriminate between Einstein’s hidden variables and the spooky interpretation of quantum mechanics”.[5] Het experiment uitgevoerd in Delft schijnt de mogelijkheid te bevestigen van ‘spooky action at a distance’ (of dat gaat met een snelheid boven de lichtsnelheid kan ik uit het officiële artikel niet opmaken; zie ook Ransijn’s opmerking over synchroniciteit). Voorzover ik het officiële artikel van oktober 2015 in Nature begrijp, staat daar niet iets in over de mogelijkheid van het bestaan van ‘immateriële energie’ die sneller gaat dan het licht, en zeker niet iets over het bewustzijn. Dus het onderscheid tussen materiële en immateriële energie, met als onderscheidingscriterium de lichtsnelheid, blijft vooralsnog inderdaad een hypothese.

 

Een ander artikel door Tom Siegfried oppert nog een andere mogelijkheid. Hij schrijft: “The weirdness of entanglement (may have) an obvious explanation. Entanglement can’t be visualized in spacetime terms because entanglement precedes spacetime. You need entanglement to have spacetime - it is somehow more fundamental than spacetime. So you cannot understand entanglement as something that happens within spacetime. This strikes me as very close to Bohr’s original insight, first articulated in 1927, that a spacetime description and a cause-and-effect description are mutually exclusive. Almost nine decades later, physicists may be on the verge of understanding why those two views are incompatible, and may soon be able to show that entanglement itself provides the resolution of its own mystery”.[6] Hier wordt dus de mogelijkheid geopperd dat verstrengeling voorafgaat aan de vierdimensionale ruimtetijd. De volgende vraag is dan waarom deze fundamentele verstrengeling überhaupt bestaat?

 

Binnen de vierdimensionale ruimtetijd (drie ruimtelijke dimensies plus de tijdsdimensie) is elektromagnetische straling de voortplanting door de ruimte van elektrische en magnetische oscillaties (trillingen). Licht is een vorm van elektromagnetische straling. Alle soorten elektromagnetische straling hebben in het vacuüm een snelheid gelijk aan de lichtsnelheid. De lichtsnelheid (c) is bijna 300.000 km/s in vacuüm, maar de snelheid van de golf is minder groot in dichtere stoffen (media). De snelheid in een medium is gelijk aan de lengte van een golf (de golflengte) maal hoeveel golven per seconde langskomen (de frequentie).[7] Binnen de vierdimensionale ruimtetijd zijn begrippen zoals snelheid, golflengte en frequentie dus duidelijk gedefinieerd. Komen zegt dat zijn immateriële energie buiten ruimte en tijd valt, en bewustzijn is voor hem ook immateriële energie. Hij ziet de hele wereld (zowel materieel als immaterieel) als een wisselwerking tussen materiële en immateriële energievelden van verschillende frequenties en golflengtes (HK#40;1). Wat frequentie, golflengte en snelheid in een immaterieel energieveld zouden kunnen betekenen, is mij niet duidelijk. Volgens Komen sluiten kwantumfysici, zoals Schrödinger en Eddington, niet uit dat bewustzijn een immaterieel energieveld is (ibid.).

 

2. De fysische vierdimensionale ruimtetijd en mystiek

In een artikel over een mogelijke ‘verenigd veldtheorie’ van de materiële natuur en het immateriële bewustzijn zegt Ransijn dat veldwerking gaat over ‘werking op afstand’ door de ruimte. Geluid wordt gevormd door vibrerende lucht, dus een veld van lucht. Wateroppervlakken zijn velden van watergolven. “Licht en magnetisme worden gevormd door een vibrerend elektromagnetisch veld in de ruimte”. En de zwaartekracht veronderstelt een zwaartekrachtveld.[8] In een ander artikel schrijft Ransijn dat massa of gewicht of zwaarte(kracht) sinds Leibniz en de zwaartekrachttheorie van Newton wordt beschouwd als het kenmerk bij uitstek van materie.[9] Bij Descartes en Spinoza was uitgebreidheid, dus volume, nog het kenmerk van materie. Gewichtloze zaken zoals elektromagnetische velden nemen wel ruimte in, maar hebben geen massa. Zo bestaat licht uit gewichtloze fotonen, die in die zin niet materieel zijn maar wel fysisch, zegt Ransijn. In deze zin opereren fotonen binnen de fysische vierdimensionale ruimtetijd. Als bewustzijn wordt beschouwd als een ‘veld van potentiële energie’ (weliswaar buiten de fysische vierdimensionale ruimtetijd) dan zou het zich kunnen manifesteren in de fysische vierdimensionale ruimtetijd van het menselijk zenuwstelsel in de vorm van bewustzijnsinhouden of gedachten “als een soort van bewustzijnskwanta, informatie-bits of gedachtegolven”[10] In analogie met een vibrerend fysisch elektromagnetisch veld dat zich kan manifesteren in lichtgolven, kan een niet-fysisch veld van potentieel bewustzijn zich manifesteren in gedachtegolven.

 

In een artikel over kwantumfysici zegt Ransijn dat volgens enkele grondleggers van de moderne fysica, waaronder Einstein, Bohr, Heisenberg, Pauli, Schrödinger en Eddington, materie en bewustzijn twee kanten van een geheel zijn.[11] In termen van de kwantumfysica van Bohr en Heisenberg zouden materie en bewustzijn complementair kunnen zijn, in de zin van twee attributen van één realiteit. Volgens Eddington is er een identiteit van ‘mindstuff’ en ‘worldstuff’. Bewustzijn en materie zouden als de twee kanten van één munt zijn. Eénzijdige munten bestaan eenvoudigweg niet. Maar wat is dan uiteindelijk die éne realiteit? De metafysische vraag of de werkelijkheid uiteindelijk materieel of ideëel is, of beide - dus dualistisch of complementair - is mijns inziens de ultieme ontologische vraag die het startpunt zou moeten zijn van iedere discussie over de werkelijkheid zoals wij die ervaren. Ik kom hierop terug in paragraaf 5, Tabel 2.

 

Met betrekking tot het veel voorkomende idee dat de kwantummechanica een mystiek wereldbeeld zou bevestigen wil ik hier de filosoof Ken Wilber aanhalen.[12] Wilber bekritiseert het ‘physics-supports-mysticism’ idee dat zo populair is in vooral New Age kringen.[13] Hij beweert dat ofschoon de moderne fysica geen ondersteuning biedt voor een mystiek wereldbeeld (en al helemaal geen bewijs), de grote natuurkundigen van de wereld, zoals Heisenberg, Schrödinger, Einstein, de Broglie, Jeans, Planck, Pauli, Eddington en Bohr, allemaal een mystiek-spiritueel wereldbeeld aanhingen.[14] Volgens deze grondleggers van de moderne natuurkunde ondersteunen noch verwerpen hun theorieën een mystiek-spiritueel wereldbeeld. De huidige orthodoxe wetenschappers, echter, die “knielen voor de natuurkunde alsof het een religie was”, zouden zich moeten afvragen waarom alle grondleggers van de moderne natuurkunde mystici waren.[15] Wat betekent het dat juist door “een aanhoudend gebruik van het kritisch intellect deze grootsten der natuurkundigen zich absoluut genoodzaakt voelden om geheel ‘voorbij’ de natuurkunde te gaan”.[16] Eén conclusie dringt zich onmiskenbaar op: “In het beste geval vraagt de nieuwe wetenschap om spirit, in het slechtste geval maakt ze ampele ruimte voor spirit. Hoe dan ook, de moderne wetenschap ontkent niet langer spirit. En dat, dat is historisch”.[17]

 

Fysici kijken niet naar de ‘dingen op zichzelf’, naar noumenon, naar ‘de werkelijkheid zelf’, maar naar hoogst abstracte, mathematische symbolen van de werkelijkheid, naar een ‘schaduw wereld van symbolen’ zoals Eddington het formuleerde.[18] Mystici, aan de andere kant, hanteren een directe en niet-bemiddelde benadering van de werkelijkheid zelf. Sir James Jean zegt: “wij [de fysici] zijn nog niet in contact met de ultieme werkelijkheid. We zitten nog gevangen in onze grot, met onze rug naar het licht, en kunnen alleen de schaduwen op de muur zien”.[19] De algemene conclusie van de grote fysici van de wereld is dat de natuurkunde geen weg weet met ‘het licht van de werkelijkheid voorbij de in schaduwen gehulde grot’. De grot van de schaduwen - de wereld van de natuurkunde - is een gedeeltelijk aspect van ‘iets wijders’, zegt Eddington. Volgens deze theoretici kan de natuurkunde ons helemaal niets vertellen over dit ‘iets wijders’. “Het was juist deze radicale onmacht van de natuurkunde, en niet de veronderstelde overeenkomsten met mystiek, die paradoxaal genoeg zo vele fysici tot een mystiek wereldbeeld deed komen”.[20] De poging om bewustzijn te interpreteren in termen van het lagere fysische niveau - zodat het uiteindelijk gemeten en gekwantificeerd kan worden - is ‘vermomd’ (vaak subtiel en verborgen) reductionisme: “de claim dat alle dingen uiteindelijk bestaan uit subatomaire deeltjes is de meest reductionistische positie denkbaar!”.[21] De pogingen van vele zogenaamd ‘holistische’ New Age schrijvers om een mystiek wereldbeeld met de moderne natuurkunde te ‘bewijzen’ zijn zwaar reductionistisch. Deze pogingen irriteren orthodoxe filosofen en wetenschappers - “niet omdat deze benaderingen mystiek zijn, maar juist omdat ze zo reductionistisch zijn!”[22]

 

Hanegraaff merkt terecht op dat Wilber’s scherpe afwijzing van ‘physics-mysticism parallelism’ hem een dissident maakt binnen de New Age beweging zelf, een tamelijk unieke positie.[23] Hanegraaff bevestigt dat New Age schrijvers ertoe neigen het onderscheid te maskeren tussen wetenschap en filosofische of religieuze interpretaties van wetenschappelijke bevindingen, door te suggereren dat de moderne wetenschap een mystiek of een specifiek holistisch wereldbeeld bewijst.[24] Het meest diepgaande en voor de hand liggende verschil tussen wetenschappelijke paradigma’s en mystieke ervaringen is dat de eerste mentale constructies zijn, terwijl de laatste een daadwerkelijk transcenderen van alle inhouden van de mind inhouden (ik kom hierop terug in paragraaf 3).[25] “Wetenschappers zijn kaartmakers en de mystieke ervaring is deel van het gebied”.[26]

 

Hierboven heb ik gezegd dat het door Komen gemaakte onderscheid tussen materiële en immateriële energie, met als onderscheidingscriterium de lichtsnelheid, vooralsnog een hypothese blijft. Ook heb ik de metafysische of ontologische vraag gesteld of de werkelijkheid uiteindelijk materieel, ideëel of complementair is. Binnen de fysische vierdimensionale ruimtetijd zijn er vibrerende niet met het blote oog zichtbare energievelden, maar is er ook een niet-fysisch veld van (potentieel) bewustzijn? Vooralsnog zou ik in plaats van materiële en immateriële energie liever spreken van ‘ruimtetijd-energie’ en ‘potentiële of virtuele energie’. Eventueel zou men ook kunnen spreken van gemanifesteerde en ongemanifesteerde energie, maar het woord ‘gemanifesteerd’ roept al snel associaties op met ‘massa’ en de ruimtetijd-energie in bijvoorbeeld elektromagnetische velden neemt wel ruimte in, maar geen massa. Hoe dan ook loopt de terminologie van materiële versus immateriële energie, met als onderscheidingscriterium de lichtsnelheid, het niet denkbeeldige gevaar van ‘physics-mysticism parallelism’.

 

3. Rationeel-empirisch bewustzijn en transcendent bewustzijn

In zijn serie van zeven artikelen laat Komen zien wat verschillende filosofische stromingen over bewustzijn hebben gezegd. Hij bespreekt in het kort de volgende filosofen en wetenschappers: Plato, Descartes, Spinoza, Kant, Lock, Berkeley, Hume, Husserl, Bergson, Sartre, Wilber, Freud, Jung, Laszlo, Sheldrake, Chalmers, Nagel, Bos, Ramana Maharshi, Nisargadatta Maharaj, Maharishi Mahesh Yogi, Jiddu Krisnamurti, Popper en Kuhn.

 

Komen en Bloem stellen in hun boek Ziel en Geest (2008) de ‘geest’ gelijk aan de hersenprocessen en noemen de geest materieel. De ‘ziel’ wordt gedefinieerd als het bewustzijn, samen met het auraveld, en is immaterieel. Zij stellen dat er een wisselwerking is tussen de informatie die (tijdelijk) is opgeslagen in de hersenen (de geest) en het permanente geheugen in het auraveld (de ziel).[27] Bij Komen is er dus sprake van een materiële geest en een immateriële ziel. Ik heb het boek Ziel en Geest niet gelezen, maar uit Komen’s artikel van december 2015 in Civis Mundi #34 is mij niet duidelijk wat de relatie tussen ziel, geest, auraveld en bewustzijn is. Volgens Komen is in Spinoza’s Ethica het verschil tussen bewustzijn, geest en ziel ook niet duidelijk (HK#40;1). In mijn boek uit 2017 getiteld ‘Spinoza in het licht van bewustzijnsontwikkeling’ heb ik getracht het verschil tussen bewustzijn, geest en ziel te duiden.[28] In dat boek staat het volgende Diagram 1 over het proces van het denken.[29]

 

 

Diagram 1: Het proces van het denken

 

Het proces van het denken kan geïllustreerd worden door middel van de analogie van een luchtbel die opstijgt in een vijver.[30] Deze analogie is een instructief model, maar moet natuurlijk niet letterlijk worden genomen. Het proces van het denken begint op het diepste, meest verfijnde niveau van bewustzijn: het niveau van het zuivere of transcendent bewustzijn, het bewustzijn-als-zodanig zonder enige bewustzijnsinhoud, met alleen mentale stilte. Gedachte-impulsen ontspringen aan dit stille, creatieve centrum in de mens, zoals luchtbellen ontstaan op de bodem van een vijver. Wanneer de gedachte-bellen arriveren op het grove bewuste niveau van het alledaagse denken, worden ze herkend als bewuste gedachten. De meer verfijnde niveaus van gedachten, beneden het grensvlak van de bewuste ervaring, worden niet bewust herkend of waargenomen. Gedachten stijgen op door het hele traject van het bewustzijn totdat ze uiteindelijk als bewuste gedachten aan het oppervlak verschijnen. Een uitbreiding van de bewuste geest vindt plaats wanneer gedachten al bewust ervaren worden in hun eerdere stadia. De diepte van de bewuste geest kan verruimd worden totdat zelfs het niveau van het transcendent bewustzijn binnen het bereik van de bewuste geest is gebracht.

 

Door middel van meditatietechnieken kan de geest getraind worden om steeds vroegere stadia van de gedachte-bel te ervaren totdat uiteindelijk het meest subtiele stadium van het denken getranscendeerd wordt en men de bron van alle gedachten bereikt. Dit niveau van transcendent bewustzijn wordt ervaren als een diepe, verenigende stilte die voorbij alle gedachten ligt, een toestand van complete mentale stilte en volledige innerlijke waakzaamheid, een toestand van met rust verzadigde alertheid. De mogelijkheid van een bewustzijn waarin het continue denken - het innerlijk gepraat - tot rust komt, kan verwerkelijkt worden door meditatietechnieken. Het volledige mentale vermogen van de mens wordt alleen dan ontvouwen wanneer de bewuste capaciteit van de geest verruimd wordt tot de maximale limiet, wanneer het grensvlak voor bewuste ervaring verlaagd wordt tot het samenvalt met de basislijn in Diagram 1.

 

Het transcendent bewustzijn kan in principe door iedereen met normale verstandelijke vermogens direct ervaren worden. Ik leg de nadruk op directe persoonlijke ervaring en uitdrukkelijk niet op ‘geloof op gezag’. Universaliteit in de context van spiritualiteit verwijst naar het ervaringsgegeven dat er een creatieve bron van alle culturen en tradities bestaat.[31] Door de gehele geschiedenis van de mensheid heen hebben talrijke wetenschappers, kunstenaars, filosofen en wijzen, in verschillende culturen, naar deze creatieve bron verwezen. Innerlijke wegen naar deze onbegrensde, trans-persoonlijke bron kunnen gevolgd worden vanuit vele tradities, maar elke concretisering - intellectueel, artistiek, praktisch - is gefilterd door de culturele en persoonlijke conditie van een bepaald individu.[32] Elk intellectueel-filosofisch onder woorden brengen van transcendentie is sociaal geconstrueerd, is relatief. Ik definieer ervaringsspiritualiteit als het proces waarin men op systematische wijze de receptiviteit traint om regelmatige toegang tot transcendent bewustzijn te verkrijgen. Ik benadruk bewust het belang van een systematische training om regelmatige ervaringen van transcendent bewustzijn te verkrijgen. Methoden en technieken voor bewustzijnsontwikkeling die niet in regelmatige ervaringen van transcendent bewustzijn resulteren, kunnen immers moeilijk wetenschappelijk onderzocht worden. Wetenschappelijk onderzoek vraagt om regelmatige en herhaalbare ervaringen, in dit geval ervaringen van transcendent bewustzijn. Dit neemt overigens niet weg dat toevallige ervaringen van transcendent bewustzijn levens soms totaal kunnen transformeren.

 

De identificatie met het rationeel-empirisch bewustzijn kan getranscendeerd worden door middel van het systematisch beoefenen van bijvoorbeeld meditatietechnieken. Door het regelmatig transcenderen van het discursieve denken maakt innerlijk gepraat plaats voor innerlijke stilte. Volgens Chopra is ‘het uit de gedachtestroom komen’ door middel van het denken zelf zoiets als je proberen aan je eigen haren uit het drijfzand te trekken.[33] De menselijke geest kan echter meer dan denken alleen. We kunnen het denken transcenderen en de diepere werkelijkheid van de stille getuige ervaren. Chopra geeft de volgende analogie om de positie van de stille getuige binnen onszelf te verduidelijken: “Voor het projecteren van een film is een scherm nodig ... De beelden bewegen en spelen op het scherm; levendige emoties en energiek drama worden uitgebeeld. Ondanks dat alles, wordt het scherm zelf er niet in betrokken. Het is geen deel van de film ... Het verschil tussen de menselijke geest en een filmscherm is dat wij wel betrokken raken in de film, omdat het ons leven is. Het scherm binnen onszelf wordt zo ondergedompeld in onontkoombare persoonlijke beelden, dat de gewaarwording van het bestaan van een scherm - een onveranderlijk, onaangedaan gedeelte van de geest - verloren gaat ... Als je al deze beelden weghaalt, is er nog steeds iets van ‘mij’ over: degene die besluiten neemt, het scherm, de stille getuige[34] ... [Het doel van meditatie is] om op een systematische wijze de stille getuige in onszelf te onthullen, een mogelijkheid die voor iedereen op elk moment openstaat[35] ... Het proces kan vergeleken worden met het volgen van een draad in een spinnenweb totdat je de spin bereikt die het gesponnen heeft. Mijn draad kan heel verschillend van de jouwe zijn, omdat ik het web van innerlijke werkelijkheid gesponnen heb overeenkomstig mijn unieke ervaringen”.[36]

 

In Diagram 1 zien we dat het mogelijk is om af te dalen naar meer verfijnde niveaus van denken oftewel naar wat ik noem intuïtief denken. Door middel van Diagram 1 hoop ik dat het verschil tussen het proces van het denken dat plaatsvindt in het intellect of de rede en ‘bewustzijn’ duidelijker is geworden. Het is nodig een onderscheid te maken tussen het rationeel-empirisch bewustzijn en het transcendent bewustzijn. Het intellect of de rede verwijst naar het rationeel-empirisch bewustzijn, dat van grove volledig bewuste gedachten tot meer verfijnde, minder bewuste gedachten kan variëren. Het transcendent bewustzijn is het bewustzijn-als-zodanig oftewel de stille getuige. Dan hebben we nog de termen ‘geest’ en ‘ziel’. Ik (en ook Chopra) gebruiken in bovenstaande alinea’s regelmatig het woord ‘geest’. Helaas is dat een verwarrend woord in zowel het Nederlands als Engels.

 

4. Geest en ziel

Komen verwijst in deze context naar een eerder artikel van mijn hand in Civis Mundi, maar gaat daar helaas niet verder op in (HK#41;2). In dat artikel uit 2015 spreek ik over ‘waarachtige en onwaarachtige kennis op wetenschappelijk en religieus gebied’ aan de hand van een aantal boeken van Wilber.[37] De argumentatielijn uit het 2015 artikel is ook te vinden in mijn boek van 2017 over Spinoza’s filosofie, waaruit ik hieronder zal citeren.[38] Naar mijn mening wordt in (semi)wetenschappelijke literatuur niet altijd zorgvuldig omgesprongen met de begrippen geest, verstand en ziel, en de bijbehorende kenwijzen. Dit resulteert in onnodige verwarring en slordig denken. Wilber geeft een nuttige classificatie van vijf verschillende kenwijzen[39]. Wilber gebruikt in de boeken die ik geraadpleegd heb de drie Engelse woorden matter, mind en spirit. Matter is gewoonweg materie in het Nederlands, maar mind wordt met geest, of verstand of gedachten vertaald. Het woord spirit wordt in het Nederlands met geest of ziel vertaald. Wilber gebruikt in deze context het woord soul (ziel) niet, dus dat zal ik hier ook niet doen om verwarring te voorkomen. Omdat zowel mind als spirit vaak met geest in het Nederlands vertaald worden, creëert dit woord gemakkelijk verwarring. Ik gebruik daarom het woord geest liefst niet. Ik gebruik de drie woorden intellect, rede en verstand als synoniemen. Deze woorden verwijzen alle drie naar het eerder geïntroduceerde begrip rationeel-empirisch bewustzijn.

 

In Diagram 2 hieronder onderscheidt Wilber drie ontologisch verschillende zijnsniveaus: materie, rationeel-empirisch bewustzijn en transcendent bewustzijn, met de corresponderende materiële, intellectuele en spirituele domeinen. Deze simpele drievoudige hiërarchie van zijnsdomeinen resulteert in vijf verschillende kenwijzen.[40] De vijf verschillende kenwijzen in Diagram 2 worden hier niet nader besproken, omdat dit reeds eerder is gebeurd in mijn artikel uit 2015 in Civis Mundi Digitaal #33. Ik wil hier wel herhalen wat het verschil is tussen het transcendente en immanente aspect van bewustzijn, omdat dit relevant kan zijn in de context van Komen’s bewustzijnsbegrip. Het begrip immanent speelt een rol in Spinoza’s notie van een immanente God-Natuur. In theïstische terminologie kun je een transcendente God en een immanente God onderscheiden. In seculiere terminologie kun je spreken van transcendent bewustzijn en immanent bewustzijn. Het transcendente en immanente aspect van bewustzijn kunnen beschouwd worden als de twee kanten van een medaille. Er bestaat enerzijds een individueel transcendent bewustzijn en anderzijds een universeel immanent bewustzijn. Maharishi noemt het universele immanente aspect van bewustzijn ook wel ‘het veld van creatieve intelligentie’ (Spinoza zou het de Natuurwet of de Rede noemen) dat persoonlijk ervaren kan worden als het transcendent bewustzijn. Wanneer men naar de beide aspecten van het bewustzijn tegelijkertijd wil verwijzen, zou ik de term transcendent/immanent bewustzijngebruiken.

 

 

Diagram 2: Drie domeinen van zijn resulteren in vijf verschillende kenwijzen. Het immanente aspect van bewustzijn wordt weergegeven door het papier waarop het diagram is getekend

 

De inherent paradoxale aard van het transcendent/immanent bewustzijnwordt als volgt in Diagram 2 weergegeven: het allesdoordringende, universele immanente aspect van bewustzijn wordt voorgesteld door het papier waarop het diagram is getekend, terwijl het transcendente aspect van bewustzijn het domein van het transcendent bewustzijn is. Dit domein van het transcendent bewustzijn is transcendent aan, of verschillend van, of overstijgt de domeinen materie en rede.

 

Ransijn zegt in zijn bespreking van het boek ‘Gevangen door het ego’, geschreven door Komen en Bloem, dat wij ons vrij zelden bewust zijn van de ‘essentie’ en in het algemeen leven als ‘gevangen door het ego’, wat inhoudt dat we ons identificeren met onze gedachten, gevoelens en andere bewustzijnsinhouden. We leven dan niet in de waarneming van ‘zuiver of transcendent bewustzijn’.[41] Elders zegt hij dat het onderscheid tussen geest en ziel overeenkomt met het verschil tussen mentale bewustzijnsinhouden en het transcendent bewustzijn als ‘carrier’ van bewustzijnsinhouden. Volgens Ransijn lijkt het onderscheid tussen (transcendent) bewustzijn en bewustzijnsinhouden duidelijker dan de termen ziel en geest.[42] Ik denk dat het onderscheid tussen transcendent bewustzijn zonder bewustzijnsinhouden en rationeel-empirisch bewustzijn met bewustzijnsinhouden het meest aantrekkelijk is. Het onderscheid in Diagram 2 tussen materie, intellect of rationeel-empirisch bewustzijn, en transcendent bewustzijn met de bijbehorende vijf verschillende kenwijzen lijkt mij helder en nuttig. Het woord ‘ziel’ met zijn religieuze connotaties kan voor theïstisch geïnspireerde mensen eventueel verbonden worden met de term transcendent bewustzijn of de term transcendent/immanent bewustzijn.

 

In het begin van paragraaf 3 spreekt Komen van een materiële geest en een immateriële ziel. Ik heb al eerder aangegeven waarom ik het woord ‘geest’ liever niet gebruik. Het spreken over hersenprocessen als een materiële geest is mijns inziens verwarrend. Hersenprocessen zijn inderdaad materiële of fysische processen in de zin van elektrochemische processen die in een materieel brein plaatsvinden, maar hoe uit die materiële processen immateriële gedachten (of psychische inhouden) ontspruiten weten we niet. Een materiële geest waarin op onverklaarbare wijze immateriële gedachten opkomen klinkt raar. De onderliggende vraag is hoe we van patronen van activiteit en inactiviteit in neuronen (fysische processen in materie) tot mentale beelden of voorstellingen (gedachten) komen.[43] Damasio schrijft: “Er bestaat een groot hiaat in ons huidige inzicht in de wijze waarop neurale patronen in mentale voorstellingen veranderen”.[44] Hoe het proces van het construeren van gedachten tot stand komt kan niet verklaard worden. De onophoudelijke gedachtestroom, de voortdurende ‘film-in-het brein’ (Damasio) of het continue innerlijke gepraat heeft ongetwijfeld elektrochemische correlaten in de hersenen, maar het oorzakelijke proces is niet duidelijk (of nog niet duidelijk, zoals materialistisch-reductionistisch georiënteerde wetenschappers zullen zeggen).

 

Men kan beargumenteren dat als er een ‘film-in-het brein’ is, er ook een ‘filmscherm’ moet zijn waarop de filmbeelden (gedachten) geprojecteerd worden. Het transcendent bewustzijn kan gezien worden als het filmscherm waarop gedachten geprojecteerd worden. Ook dit transcendent bewustzijn heeft ongetwijfeld neurale of elektrochemische correlaten in de hersenen en wellicht ook in andere delen van het lichaam. Desalniettemin kan niet op een materialistisch-reductionistische wijze bewezen worden dat transcendent bewustzijn ‘bestaat’, simpelweg omdat het een immateriële ‘substantie’ betreft. Het bestaan van transcendent bewustzijn kan echter subjectief en intersubjectief geverifieerd worden door beoefening van technieken voor bewustzijnsontwikkeling. Bovendien kunnen de effecten in het dagelijks leven van regelmatige toegang tot het transcendent bewustzijn objectief (of beter gezegd, intersubjectief) geverifieerd worden door conventioneel wetenschappelijk onderzoek.[45] Het dominante materialistisch-reductionistische wereldbeeld kan aldus hopelijk (gedeeltelijk) gefalsifieerd worden. Wat Komen een immateriële ‘ziel’ noemt, of een immaterieel bewustzijnsveld, noem ik liever ‘het veld van transcendent/immanent bewustzijn’; uiteraard (uit de aard van de zaak) is dat net zo goed een ‘ongrijpbare’ term in het kader van het positivistisch paradigma waarbinnen men zich identificeert met het rationeel-empirisch bewustzijn.

 

5. Wetenschappelijke paradigma’s

Komen verwijst naar het theorema van de socioloog W. I. Thomas die zegt: “Als we een situatie als werkelijk definiëren, zal deze werkelijk zijn in zijn consequenties.”[46] Komen schrijft: “De werkelijkheid is voor ons zoals wij deze definiëren … We zien wat past in ons paradigma. Wat daarbuiten valt, zien en begrijpen we niet … Ons wereldbeeld (paradigma) wordt bepaald door ons bewustzijn. Het bewustzijn in de mens bepaalt de wijze waarop wij waarnemen en wat we waarnemen. Ook bepaalt het onze interpretatie van dat wat we waarnemen”. Maharishi zegt: ‘kennis is gestructureerd in bewustzijn’ wat op hetzelfde neerkomt.

 

Ik ga ervan uit dat er momenteel drie verschillende wetenschappelijke paradigma’s naast elkaar bestaan: het positivistisch, constructivistisch en transcendentalistisch paradigma, waarbij het positivistisch paradigma dominant is.[47] In mijn proefschrift uit 1998 heb ik deze drie paradigma’s uitvoerig gekarakteriseerd aan de hand van de volgende tien criteria: ontologie, epistemologie, methodologie, aard en rol van wetenschap, type en rol van rationaliteit, type van systeem, rol van voorlichting, grondhouding naar de natuur, spiritualiteit, en rol van intuïtie.[48] In Tabel 1 geef ik een korte vereenvoudigde karakterisering van de drie paradigma’s aan de hand van twee criteria: sleutelwoord en methodologie.

 

Tabel 1: Korte vereenvoudigde karakterisering van drie wetenschappelijke paradigma’s

 

Positivistisch

paradigma

Constructivistisch

paradigma

Transcendentalistisch

paradigma

Sleutelwoord

Methodologie

Materie

Experimenteel testen

Intellect (rede)

Communicatie

Transcendent bewustzijn (intuïtie)

Bewustzijnsontwikkeling

 

Het dominante positivistisch paradigma wordt gekenmerkt door het sleutelwoord materie en de methodologie van het experimentele testen. In dit paradigma wordt verondersteld dat de uiteindelijke aard van de werkelijkheid (het ontologisch criterium) materieel is en dat door experimenteel onderzoek deze materiële werkelijkheid gekend kan worden. De constructivisten in het constructivistisch paradigma laten in het midden wat de uiteindelijke aard van de werkelijkheid is. Zij construeren door middel van redelijk denken en communicatie een sociaal-geconstrueerde werkelijkheid. In het transcendentalistisch paradigma wordt verondersteld dat de uiteindelijke aard van de werkelijkheid ‘psychisch’ is oftewel dat ‘de’ werkelijkheid verschillend is in verschillende bewustzijnstoestanden.

 

Het ontologisch criterium, dat gaat over de uiteindelijke aard van de werkelijkheid, is het primaire of meest fundamentele criterium om wetenschappelijke paradigma’s te karakteriseren. Daarom wordt in Tabel 2 de ontologische positie in de drie paradigma’s schematisch weergegeven.[49] In deze tabel worden de universele en relatieve werkelijkheden weergegeven, zoals die binnen de verschillende paradigma’s worden gezien.

 

Tabel 2: Ontologische positie in de drie wetenschappelijke paradigma’s (Van Eijk 1998:207 aangepast)

 

Positivistisch

paradigma

Constructivistisch

paradigma

Transcendentalistisch

paradigma

Universele werkelijkheid

De alledaagse materialistische wereld, die bewerkt kan worden

Irrelevante vraag

Het universele, immanente veld van creatieve intelligentie, dat persoonlijk ervaren kan worden als het transcendent bewustzijn

Relatieve werkelijkheid

Er bestaat geen relatieve werkelijkheid

De alledaagse sociaal-geconstrueerde wereld, die bediscussieerd kan worden

De alledaagse (materialistische en sociaal-geconstrueerde) wereld, die getranscendeerd kan worden

 

Naast het materialistisch monisme van de positivisten en het agnosticisme van de constructivisten is de ontologische positie in het transcendentalistisch paradigma die van het psychisch monisme. Ik noem deze ontologische stellingname psychisch monisme omdat degenen die het transcendentalistisch paradigma aanhangen ervan uitgaan dat de gehele schepping voortkomt uit een universeel, immanent veld van creatieve intelligentie, dat persoonlijk ervaren kan worden als transcendent bewustzijn. Binnen dit paradigma kunnen de relatieve en universele werkelijkheid wel onderscheiden worden, maar niet gescheiden. Daarom wordt het transcendentalistisch paradigma ook wel het paradoxale paradigma genoemd. In het transcendentalistisch paradigma is de universele werkelijkheid het immanente veld van creatieve intelligentie (het territorium) terwijl de alledaagse wereld een intersubjectieve, relatieve werkelijkheid is (een contextuele kaart van het territorium). Of zoals in paragraaf 2 werd gezegd: wetenschappers zijn kaartmakers terwijl de mystieke ervaring deel van het gebied is.

 

Ik heb voor de naam transcendentalistisch paradigma gekozen omdat de notie transcenderen centraal staat in dit paradigma. Het transcendentalistisch paradigma is moeilijk te vatten als men de continue identificatie met het rationeel-empirisch bewustzijn niet kan transcenderen. Meestal wordt transcenderen geïnterpreteerd als voorbij gaan aan. Volgens Chopra is dit geen accurate beschrijving, omdat er geen afstand afgelegd hoeft te worden. Het transcendent bewustzijn verlaat ons nooit, het wordt slechts over het hoofd gezien. Een betere manier om transcenderen te beschrijven is voorbij zien aan. Wat kan je zien voorbij de schijnbaar solide façade van het leven, het constante verloop van tijd, de beperkingen van ruimte, en de wetten van oorzaak en gevolg? Als het antwoord op deze vraag is erg weinig, dan is de reden daarvan je beperkte waarneming, die nog niet getraind is op een ruimere blik of

zienswijze.[50]

 

Popper wijst erop dat de metafysische fundamenten (de ontologische vooronderstellingen) van de dominante positivistische wetenschap zich niet laten bewijzen. Ook ik denk dat de ontologische vooronderstellingen over de wezenlijke aard van materie en bewustzijn niet op positivistische of constructivistische wijze ‘bewezen’ kunnen worden. Wel denk ik dat met behulp van ­­het transcendentalistisch paradigma meer zaken meer adequaat verklaard kunnen worden. De drie paradigma’s zijn mijns inziens complementair. Als voorbeeld: hoe ontwerp en bouw je een mens- en milieuvriendelijke auto? Met behulp van de methodologie van het transcendentalistisch paradigma, bewustzijnsontwikkeling, worden maatschappelijk- en ecologisch-verantwoorde waarden geïnternaliseerd (bijvoorbeeld, een veilige en niet-vervuilende auto). Met behulp van de methodologie van het constructivistisch paradigma, communicatie op basis van communicatieve rationaliteit, worden deze abstracte waarden vertaald in praktische normen (bijvoorbeeld, gebruik van maximaal x kg recyclebare grondstoffen). Met behulp van de methodologie van het positivistisch paradigma, experimenteel testen, wordt tenslotte de auto daadwerkelijk gebouwd. Op deze manier vullen de drie paradigma’s elkaar aan.

 

Eindnoten


[3] Ransijn P. (2015). Verruimend inzicht in de persoonlijkheid, het ego en de emoties. Bespreking van Helena Bloem en Hans Komen: Gevangen door het ego. Uitgeverij Quist, Leidschendam, 2015. Civis Mundi Digitaal #33, oktober 2015.

[4] B. Hensen et al. (2015). Loophole-free Bell inequality violation using electron spins separated by 1.3 kilometres. Nature, volume 526, pages 682–686 (29 October 2015). Een (nog niet officieel door Nature geaccepteerde) versie van dit artikel kan gratis gedownload worden als pdf-file op: https://arxiv.org/pdf/1508.05949.pdf

[5] Merali Z. (2015). Quantum ‘spookiness’ passes toughest test yet. Experiment plugs loopholes in previous demonstrations of ’action at a distance’, against Einstein’s objections - and could make data encryption safer. Nature, 27 August 2015.

Met betrekking tot Bell’s theorema (no physical theory of local hidden variables can ever reproduce all of the predictions of quantum mechanics) verwijs ik naar Wikipedia: https://en.wikipedia.org/wiki/Bell%27s_theorem

[6] Siegfried T. (2016). Quantum spookiness survives its toughest tests. Entanglement’s weirdness leads to new view on emergence of spacetime. January 27, 2016.

[8] Ransijn P. (2014a). Dichter bij de wetenschap, een complementaire visie. Deel 3: Dichter bij een verenigende veldtheorie van de natuur en het bewustzijn. Civis Mundi Digitaal #27, okt/nov 2014.

[10] Zie Eindnoot 9; Ransijn (2014b).

[11] Ransijn P. (2014c). Dichter bij de wetenschap, een complementaire visie. Deel 2: Dichter bij de natuurkunde. Kwantumfysici over complementariteit van wetenschap, filosofie en religie. Civis Mundi Digitaal #26, september 2014.

[12] Zie hiervoor ook mijn proefschrift: Van Eijk (1998): p.166 en Eindnoot 15 van Hoofdstuk 8.

Van Eijk, T. (1998). Farming Systems Research and Spirituality. An analysis of the foundations of professionalism in developing sustainable farming systems. PhD thesis, Wageningen Agricultural University, The Netherlands.

[13] Wilber K. (Ed.) (1985a). The holographic paradigm and other paradoxes. Exploring the leading edge of science. New Science Library, Shambhala Publications, Boston. p.256.

[14] Wilber K. (1985c). Quantum questions. Mystical writings of the world’s great physicists. Shambhala Publications, Boston [First published in 1984]. p.ix.

[15] Zie Eindnoot 14; Wilber (1985c), p.x.

[16] Zie Eindnoot 14; Wilber (1985c), p.x.

[17] Zie Eindnoot 13; Wilber (1985a), p.4.

[18] Zie Eindnoot 14; Wilber (1985c), p.8.

[19] Zie Eindnoot 14; Wilber (1985c), p.10.

[20] Zie Eindnoot 14; Wilber (1985c), p.10.

[21] Zie Eindnoot 14; Wilber (1985c), p.27.

[22] Zie Eindnoot 14; Wilber (1985c), p.28.

[23] Hanegraaff, W.J. (1996). New Age Religion and Western Culture. Esotericism in the Mirror of Secular Thought. E.J. Brill, Leiden-New York-Köln. p.70.

[24] Zie Eindnoot 23; Hanegraaff (1996), p.63.

[25] Zie Eindnoot 13; Wilber (1985a), p.170.

[26] Weber, R. (1985). The Tao of Physics revisited. A conversation with Fritjof Capra. In: Wilber (Ed.). The holographic paradigm and other paradoxes. Exploring the leading edge of science. Shambhala Publications, Boston. p.215-48.

[27] Zie Eindnoot 2; Komen (2015) en Bloem, H.M. & H. Komen (2008). Ziel en geest. Quist.

[29] Zie Eindnoot 28; Van Eijk (2017), p.23.

[30] Maharishi Mahesh Yogi (1968). Transcendental Meditation. Signet Book, New York. [Original title: The Science of Being and Art of Living, first published in 1963]. p.48; Maharishi Mahesh Yogi (1969). On the Bhagavad-Gita. A new translation and commentary. Chapters 1-6. Penguin Books, England. [First published: 1967]. p.470.

[31] Duintjer O. D. (1996). Opmerkingen over spiritualiteit - een optie voor humanisten? In: Weeda I. (Ed.) Spiritualiteit en wetenschap. Anthos, Amsterdam. pp. 270-78. [Ook in: Rekenschap, jaargang 40, nr. 2, juni 1993, p. 69-73].

[32] Zie Eindnoot 31; Duintjer (1996).

[33] Chopra D. (1991). Unconditional life. Mastering the forces that shape personal reality. Bantam Books, New York. p.116.

[34] Zie Eindnoot 33; Chopra (1991), p.107.

[35] Zie Eindnoot 33; Chopra (1991), p.109.

[36] Zie Eindnoot 33; Chopra (1991), p.110.

[37] Van Eijk T. (2015). Waarachtige en onwaarachtige kennis op wetenschappelijk en religieus gebied. Civis Mundi digitaal # 33, oktober 2015.

[38] Zie Eindnoot 28; Van Eijk (2017), p.131-5.

[39] Deze tekst is grotendeels een vertaling van hoofdstuk 8.4 Verschillende kenwijzen uit mijn proefschrift. Zie Eindnoot 12; Van Eijk (1998), p.168-171.

[40] Wilber (1985a), p.256; Zie Eindnoot 13. Wilber K. (1985b). Oog in oog. Veranderende denkbeelden voor deze tijd. Lemniscaat, Rotterdam. (Dutch translation of Eye to eye; The quest for the new paradigm 1983). p.117.

[41] Zie Eindnoot 3; Ransijn (2015).

[42] Zie Eindnoot 11; Ransijn (2014c).

[43] Het resterende deel van deze alinea en de volgende alinea komen uit: Van Eijk T. (2018). De illusie van holistisch denken. Civis Mundi digitaal # 55, februari 2018.

[44] Damasio A. (2003). Het gelijk van Spinoza. Vreugde, verdriet en het voelende brein. Uitgeverij Wereldbibliotheek, Amsterdam. p.176.

[45] Dr. David Orme-Johnson is een van de meest toonaangevende onderzoekers naar de effecten van meditatie, met meer dan 100 publicaties op zijn naam waarvan de meeste in peer-reviewed tijdschriften. Op zijn website (http://www.truthabouttm.org/truth/Home/index.cfm) staat een uitgebreid overzicht van onderzoeksresultaten naar Transcendente Meditatie.

[46] Zie Eindnoot 2; Komen (2015).

[47] Deze alinea en Tabel 1 stammen uit: Van Eijk, T. (2019). Hoe substantiële waarde-rationaliteit te realiseren? Commentaar op de serie over wetenschapsfilosofie van Piet Ransijn. Civis Mundi Digitaal #78, februari 2019 (II).

[48] Zie Eindnoot 12; Van Eijk (1998), Tabel 8, p.124-7. Voor een diepgaande discussie van de drie wetenschappelijke paradigma’s in het Nederlands aan de hand van zes criteria verwijs ik naar hoofdstuk 2 van mijn boek over Spinoza’s filosofie. Zie Eindnoot 28; Van Eijk (2017).

[49] Tabel 2 en de bijbehorende tekst stamt uit Van Eijk (2017): Tabel 3 op p.75. Zie Eindnoot 28 voor Van Eijk (2017).

[50] Chopra D. (1997). The path to love. Renewing the power of spirit in your life. Harmony Books, New York. p.94.