Biodiversiteit

Civis Mundi Digitaal #84

door Jan de Boer

Ongeveer 65 miljoen jaar geleden vond het vijfde massale uitsterven van de dierenwereld inclusief de dinosaurussen plaats. Driekwart van alle soorten dieren op aarde verdween. De voorafgaande crises, honderdduizenden jaren eerder, hadden tot 95 procent van alles wat leefde uitgeroeid. Gelukkig zijn we daaraan nog niet toe. Maar niemand kan ontkennen, dat onze planeet op weg is naar een zesde massale uitroeiing die niet heel langzaam plaats vindt, maar in enkele tientallen jaren haar beslag krijgt met slechts één schuldige: de mens.

Het mondiale wetenschappelijke alarmsignaal gelanceerd op 6 mei jongstleden heeft een zeer ernstig karakter zonder enig precedent. De mate van het verdwijnen van natuurlijk leven is vandaag de dag tientallen, zo niet honderdtallen keren hoger dan gedurende de laatste tien miljoen jaren. Een miljoen dier- en plantensoorten op aarde of in zee – dat wil zeggen één op acht – wordt bedreigd met uitsterven. En dat ritme versnelt dramatisch.

Deze constatering plaatst de mensheid tegenover haar verantwoordelijkheden, zeker niet minder als tegenover de opwarming van de aarde. En dat tenminste voor twee redenen. Allereerst dit: niets kan rechtvaardigen dat één diersoort– de onze – zich het recht aanmatigt over dood en leven van alle andere soorten te beschikken. De oorzaken van het ineenstorten van de biodiversiteit zijn allemaal terug te voeren op menselijke activiteiten: vernietiging en fragmentatie van natuurlijke woongebieden, een zodanige uitputting van hulpbronnen dat bodems, wouden en oceanen die niet kunnen verdragen, klimaatveranderingen, vervuiling van ecosystemen door afval, pesticiden en plastics, verspreiding van schadelijke zich snel uitzaaiende uitheemse soorten door internationale handel, enzovoort, enzovoort.

In de tweede plaats omdat de mensheid wezenlijk deel uitmaakt van de biodiversiteit en dat haar lot samenhangt met alles wat leeft. Als er gesproken wordt van ‘diensten van ecosystemen’ of bij een benadering van minder op het onmiddellijk gericht nut van ‘bijdragen van de natuur aan volkeren’, de werkelijkheid is dat wij door het ondergraven van de biodiversiteit onze eigen toekomst op het spel zetten. Meer dan 75 procent van voedselverbouw hangt af van bestuiving. Meer dan 4 miljard mensen zorgen voor hun gezondheid met natuurlijke medicijnen. Meer dan 2 miljard mensen hebben hout nodig voor verwarming of voor het koken. De kwaliteit van de lucht die wij inademen, van het water dat wij drinken, van de aarde die ons voedt, is ook afhankelijk van die van de respectievelijke natuurlijke omgevingen.

Het antwoord op deze alarmkreet van wetenschappers ligt nu bij de regeringen.  In 2010 op de Conferentie over de biologische diversiteit in Japan, hebben zij zich ambitieuze doelen gesteld die op een doodenkele na nog nooit gehaald zijn. Eind 2020 zien ze elkaar weer in China op een nieuwe bijeenkomst van deze Conferentie. Daar moeten dan heel duidelijke overheidsbeslissingen samen met de top uit het bedrijfsleven en de burgerlijke samenleving worden genomen.

Het vraagstuk van een ontwikkelingsmodel dat meer dan het huidige model de natuur spaart, kan dan niet vermeden worden. Ook niet het vraagstuk van de benodigde financiën – en de eerlijke verdeling daarvan tussen rijke en arme landen- voor de bescherming en het herstel van de biodiversiteit. Op mondiaal niveau wordt daaraan nu 8 miljard euro per jaar besteed, terwijl de experts van oordeel zijn dat het benodigde bedrag ergens tussen de 200 en 300 miljard ligt…

Ik ben er helaas van overtuigd dat het op die Conferentie in China volgend jaar net zo vergaat als op de Conferenties over de opwarming van de aarde: veel fraaie woorden en een gruwelijk tekort aan daadkracht. Vraag: wat hebben we eigenlijk over voor alles wat leeft inclusief de toekomst van de mensheid?