Tuchtrecht onder de loep (III): Tuchtrecht versus strafrecht

Civis Mundi Digitaal #84

door Henk Rang

Het tuchtrecht vertoont overeenkomsten met het strafrecht. Maar in de praktijk zijn er ook duidelijke verschillen. Zo eindigt een proces in het strafrecht met een uitspraak over de schuld van de verdachte. Een klachtbehandeling in het tuchtrecht eindigt met een uitspraak over het gelijk van de klager, en niet over de verwijtbaarheid van de aangeklaagde. Verder ontbreken In het tuchtrecht wettelijk vastgelegde ‘delictsomschrijvingen’, en zelfs goed gespecificeerde en gekwantificeerde omschrijvingen van verwijtbare handelingen.

 

Strafrecht

Het strafrecht houdt zich bezig met crimineel deviant gedrag, kortweg crimineel gedrag. Criminele gedragingen kunnen variëren van geringe misdrijven tot ernstige misdaden. Met het oog op een zorgvuldige strafrechtelijke procesvoering, mag een daad, een delict  niet in vage of algemene termen worden omschreven. Het dient, met een zo nauwkeurig mogelijke delictsomschrijving, te zijn opgenomen in het Wetboek van Strafrecht.. Daarin is ook de maximum straf vermeld, die kan worden opgelegd. Het OM functioneert in het strafproces, namens de Staat, als aanklager, en formuleert de strafeis. De aangeklaagde, de verdachte, verdedigt zich of laat zich verdedigen. Slachtoffers hebben recht op informatie en hebben tegenwoordig spreekrecht. Het strafproces wordt niet afgesloten met een gegrondverklaring van het betoog van de Officier van Justitie – omdat hij ‘gelijk’ zou hebben - maar met een schuldigverklaring van de verdachte. Bij bezwaarschriften, waar het bezwaar zich richt tegen een uitspraak of een bestuursrechtelijke beslissing, wordt de behandeling wel afgesloten met een gegrond- of ongegrondverklaring, als de bezwaarde geacht wordt ‘gelijk’ te hebben.

 

Tuchtrecht

De Nederlandse Orde van Advocaten, in zijn notitie van 14 februari 2018, spreekt van ‘Gedragsregels advocatuur’. En er staat: “een advocaat dient zich zodanig te ‘gedragen’ dat hij daarmee het vertrouwen in de advocatuur niet schaadt”. Dit is een opmerkelijke formulering. Het tuchtrecht is een zaak van de beroepsgroep, van de advocatuur. Dit is er mogelijk de oorzaak van dat de wetgeving trekken vertoont, die de beroepsgroep beschermen. De voorzitterbeslissing – geregeld in de Advocatenwet  - is daar een voorbeeld van. Weliswaar is de Advocatenwet vastgesteld door het Parlement. Maar de redactie ervan – zoals ook die van de gedragsregels – komt mede uit de koker van de beroepsgroep, van de advocaten.

In een klachtzaak wordt niet het gedrag van een advocaat beoordeeld, laat staan deviant gedrag, maar - zoals bij iedere beroepsgroep – het beroepsmatig functioneren en de prestatie van de advocaat, bij het uitvoeren van zijn opdracht. Het mag er dus niet in de eerste plaats om gaan te zorgen dat het vertrouwen in de advocatuur niet wordt geschaad. Van belang is er voor te zorgen dat een cliënt niet ontevreden is, en dat dus het vertrouwen in die ene advocaat, zijn advocaat, niet wordt geschaad.

Bij de uitspraak wordt de klacht gegrond of ongegrond verklaard. Dit lijkt onjuist. Een klachtschrift in het tuchtrecht kan niet worden vergeleken met een bezwaarschrift. Een bezwaarschrift is gericht tegen een beslissing die men wil bestrijden. Een klachtschrift in het tuchtrecht is gericht tegen een persoon, de advocaat, als aangeklaagde, wegens tekortschieten bij de uitvoering van zijn opdracht. Daarbij treedt de klager tegelijk op als aanklager en als slachtoffer. Terwijl de begrippen gegrond en ongegrond in het tuchtrecht analoog worden gehanteerd met de begrippen schuldig en onschuldig in het strafrecht, treft de uitspraak een verschillend doel – in het strafrecht de aangeklaagde, in het tuchtrecht de klacht.

 

Prestatie waardering

Aan de prestatie, het functioneren van een advocaat in het agemeen, bij het uitvoeren van zijn opdracht, zou een waardering kunnen worden toegekend, een cijfer, bv. variërend van 0 tot 10. Wenselijk is dat aan de prestatie minstens het cijfer 6, voldoende, kan worden toegekend. Omdat iedere advocaat, na zijn rechtenstudie, een beroepsopleiding advocatuur heeft gevolgd, mag worden aangenomen dat het merendeel van de waarderingen ligt tussen 5 en 10, met een maximum bij ongeveer 7. Dit beeld vertonen ook andere beroepsgroepen met geschoolde leden.

Het merendeel van de cliënten van advocaten  is tevreden. Slechts bij waarderingen beneden 6 kan er aanleiding zijn voor een klacht. De neiging om die in te dienen zal toenemen naarmate de waardering lager is. Het prestatie waarderingsgebied van 0-6 is het gebied van de klachten.

 

Waardering verwijtbaarheid

Zoals besproken in “Tuchtrecht onder de loupe (2)” – “Gegrond of ongegrond” - blijkt ook aan de klachten een waardering te kunnen worden toegekend,  een waardering voor verwijtbaarheid, voor het tekortschieten van de advocaat bij de uitvoering van zijn opdracht - met een cijfer dat varieert van 0 tot 10. De klachten bleken bovendien ingepast te kunnen worden in een normale kansverdeling.

 

Waardering disfunctioneren

Anders dan in het strafrecht ontbreekt in het tuchtrecht een wettelijk vastgelegde opsomming van delictsomschrijvingen. In het tuchtrecht kan ook niet van een delict worden gesproken, slechts van tekortschieten. Maar ook te dien aanzien ontbreekt in het tuchtrecht een opsomming van gespecificeerde en gekwantificeerde elementen van disfunctioneren. De verzameling van de door de Orde gepubliceerde 28 gedragsregels is daarvoor volstrekt ontoereikend. Als gevolg daarvan kan een uitspraak nog niet gespecificeerd en gekwantificeerd worden onderbouwd. Een wijziging in die richting is uitermate wenselijk.