Een federaal Europa is geen transferunie

Civis Mundi Digitaal #86

door Leo Klinkers

De Europese Unie heeft enkele lidstaten die niet bereid – of niet in staat – zijn hun budgettaire verplichtingen na te leven. Daarom zijn er financiële transfers van rijke naar arme lidstaten. Tegenstanders van een federaal Europa baseren hun mening op de stelling dat een federale staatsvorm die financiële transfers zou versterken. Welnu, precies het omgekeerde is waar. Juist met het oprichten van een federaal Europa kan er een correct einde komen aan de huidige conflictueuze situatie van de financiële noord-zuid transfers.

Om dit te begrijpen moeten we terug naar 1787, de creatie van de Verenigde Staten van Amerika. Na de Declaration of Independence van 1776 sloten de dertien voormalige kolonies een confederatie op basis van een verdrag en bouwden ze elk hun eigen staat op. Dat bleek geen succes. Ze hadden geen geld, geen goed bestuur, geen sterke buitenlandse betrekkingen en geen gezamenlijke verdediging tegen externe dreigingen. Na elf jaar bleek dat het confederale verdrag niet in staat was om de toenemende onderlinge spanningen te voorkomen of op te lossen.

In 1787 begon een groep van vijfenvijftig personen in de Conventie van Philadelphia aan een wettelijke opdracht van het confederale Congres om de fouten in dat verdrag te repareren. Na twee weken kwamen ze tot de conclusie dat dit niet mogelijk was omdat het verdrag zelf de oorzaak was van hun interne conflicten en van hun zwakke geopolitieke positie. Net zoals nu in de EU het geval is met Verdrag van Lissabon.

De Conventie besloot op eigen gezag het verdrag in de prullenbak te gooien en maakte de eerste federale constitutie ter wereld. In plaats van uiteenvallen werden het uiteindelijk vijftig soevereine staten, verbonden door een federale constitutie, met een onmiskenbare sterke geopolitieke positie.

Om bij de burgers van de dertien conflicterende staatjes draagvlak te verwerven voor toetreding tot de federale unie legde de Conventie van Philadelphia de federale constitutie eerst ter ratificatie voor aan de burgers zelf. Door de burgers zelf de constitutie te laten ratificeren sloot men zo dicht mogelijk aan bij Rousseaus begrip van ‘volkssoevereiniteit’. Binnen twee jaar hadden de burgers van de dertien staatjes de federale constitutie geratificeerd. 

Geld speelde daarbij een belangrijke rol. Artikel VI van de voorgelegde constitutie bepaalde namelijk dat de staten die tot de federatie zouden toetreden verlost zouden worden van hun schulden. Die zouden vanaf dat moment de schulden van de federatie zijn: een eenmalige vereffening van de schulden. Maar na toetreding tot de federatie zouden ze voortaan zelf verantwoordelijk zijn voor hun eigen financiën. Het was tevens een signaal aan de crediteuren dat de schulden zouden worden afgelost.

Terzijde: deze eenmalige schuldvereffening hebben Herbert Tombeur en ik opgenomen in ons ontwerp van een federale constitutie voor Europa. Ik verwijs daarvoor naar onze European Federalist Papers en naar mijn boek http://www.faef.eu/trailer/.

Dit roept natuurlijk de vraag op: waar moet de federatie het geld vandaan halen om die schulden van de deelnemende staten over te nemen? In Amerika is dat indertijd gelukt door het werk van Alexander Hamilton, een van de drie auteurs van de Amerikaanse Federalist Papers en spoedig na ratificatie van de constitutie de Minister van Financiën van de federatie. Hamilton slaagde door de enorme schuldenberg niet te zien als een probleem maar als een voordeel. Met onder andere handige belastingmaatregelen waaronder heffingen op luxegoederen zoals drank, de verkoop van gronden en invoerheffingen kreeg hij ondanks de aanvankelijke weerstanden voldoende geld binnen om de schulden weg te werken. Het lukte hem om ook een nationale bank in het leven te roepen ter stabilisering van de nationale kredietpositie en om een actieve rol te spelen in het stimuleren van de economie. Het huidige federale Amerika bezit ongeveer 24% van het gezamenlijke nationaal inkomen van alle lidstaten. De EU slechts 1%. Dat geeft een idee van de financiële slagkracht van het federale deel van Amerika.

Terzijde: in het Jaarverslag 2012 heeft de nationale bank van Nederland in paragraaf 1.5 helder uiteengezet waarom en hoe het federale stelsel in Amerika in staat bleek de bancaire en economische crisis na 2008 spoedig onder controle te krijgen. Door het intergouvernementele geknoei van de EU zijn we nog lang niet uit de problemen, creëren de financiële transfers van noord naar zuid toenemende conflicten en is de EU niet weerbaar tegen een mogelijke nieuwe mondiale financiële crisis. 

Een eenmalige vereffening van de schulden van lidstaten – conform het Amerikaanse voorbeeld – maakt het aantrekkelijk om toe te treden tot een Europese federatie. Het herstelt de fout die gemaakt is bij het Verdrag van Maastricht in 1992 om de Euro te creëren zonder een federaal fundament en het maakt tevens een einde aan de ruzie tussen rijke EU-lidstaten die steeds minder zin hebben om geld te stoppen in de bodemloze putten van arme lidstaten die zich niet wensen te houden aan de budgettaire verplichtingen krachtens het Verdrag van Lissabon en nadere overeenkomsten. Het zijn overigens niet alleen de arme landen die zich niet aan hun budgettaire plichten houden. Door zo’n eenmalige vereffening is een federaal Europa dus geen transferunie. 

Men kan tegenwerpen dat met die vereffening de arme landen een bonus krijgen voor hun slechte budgettaire gedrag. Maar dat is de prijs die Europa betaalt voor het nalaten om bij het Verdrag van Maastricht reeds deze maatregel in te voeren. Dan hadden we die financiële ellende niet gehad.  

Het benodigde federale budget kan uit drie bronnen komen: 1) uit invoerheffingen door het bestaande systeem aan te passen aan een federaal stelsel, 2) uit federale belastingen onder gelijktijdige verlaging van nationale belastingtarieven en 3) uit invoering van de Spahn-tax op federaal niveau. De Spahn-tax is een verbeterde, maar nog niet ingevoerde, versie van de verworpen Tobin-tax, een vorm van belastingheffing op geldtransacties om de vluchtigheid van wisselkoersen in bedwang te houden. 

Terzijde: in 2004 heeft de ECB een voorstel van België om de Spahn-tax in België in te voeren verworpen op grond van de overweging dat het in strijd zou zijn met het Verdrag van Lissabon. In mijn voorstel – de Spahn-tax invoeren als een van de bronnen voor een federaal budget – is er geen sprake meer van een Verdrag van Lissabon en zou deze vorm van belastingheffing kunnen bijdragen om een einde te maken aan de ongelijke verdeling van de financiële lasten tussen de lidstaten. 

Het zou interessant en nuttig zijn om een debat op gang te brengen over het creëren en verbeteren van de middelen voor een federale begroting van de Verenigde Staten van Europa. En over het federale financiële stelsel, om dit fundamentele debat te stimuleren.

Wij zouden ons in dit verband moeten laten leiden door een uitspraak van Romano Prodi, President van de Europese Commissie van 1999 tot 2004 en Premier van Italië van 2006 tot 2008: “Great reforms will make a great Europe.”