Civis Mundi Digitaal #88
Bespreking van: Carey Gillam, Giftig spul. Rotterdam, Lemniscaat, 2017.
Bijschrift: Waarom dragen ze zulke pakken als het middel onschadelijk zou zijn?
Dit boek gaat over de promotie van de onkruidverdelger Roundup ofwel glyfosaat. Het biedt een aanvulling op eerder besproken boeken over de agrochemische industrie, de voedingsindustrie en de farmaceutische industrie in nr 77. Het gaat ook over de rol van wetenschappers en toezichthoudende en regelgevende instanties, die onder invloed staan van de agrochemische multinationals. Consumenten weten vaak niet wat ze eten. Daarom biedt dit boek informatie die voor iedereen van belang is.
De Amerikaanse titel is: Whitewash: The Story of a Weedkiller, Cancer and the Corruption of Science. Dat dekt de lading beter dan de wat platte Nederlandse titel. Deze ondertitel is overgenomen in de titel van dit artikel. Het is een spannend geschreven boek van een voormalig vooraanstaand landbouwjournaliste van Reuter, die op eigen onderzoek uitging. Zij nam een kritische onderzoekende houding aan ten opzichte van de agrochemische bedrijven, die vaak in de clinch lagen met de onafhankelijke journalistiek, die hen niet welgevalling was. Wat voegt het boek toe aan eerder besproken werken? Het geeft op een aantal punten een gedetailleerde bevestiging en een nadere toelichting. Het leest soms als een thriller. Maar het lijkt vooral op een gedocumenteerde casestudy met 40 blz. noten.
Het boek geeft enerzijds een beeld van de wijdverspreide invloed van multinationals, die misleiding, corruptie en intimidatie vaak niet schuwen om miljardenwinsten veilig te stellen. Anderzijds zijn er tegenkrachten die letten op andere belangen dan die van multinationals. Er zijn talloze wetenschappers en journalisten, die de producten van de agrochemische industrie kritisch onderzoeken en niet het voordeel van de twijfel willen geven. Ook binnen de wetenschap en toezichthoudende overheidsinstanties zien we het belangenconflict tussen de belangen van de industrie en de volksgezondheid.
Jeugdherinneringen
Misschien heeft mijn houding tegen landbouwgif – door producenten gewasbeschermende middelen genoemd – te maken met herinneringen uit mijn jeugd in een boerengezin. De meeste van mijn ooms waren boeren, melkveehouders. Drie ooms waren tuinder. Bij één van die ooms heb ik in de grote vakanties gewerkt. Dat was hard werken voor twee kwartjes per uur, twintig gulden per week. Er werd toen weinig gif gebruikt. Fruitbomen werden wel bespoten. Thuis hadden we ooit een boomgaard die bespoten werd. Op een hoge plank in de schuur stond een zak gif met een doodskop.
De landbouwmechanisatie heb ik nog grotendeels meegemaakt. Industriële landbouw gaat mogelijk gepaard met meer landbouwgif. Duizenden jaren was landbouw mogelijk zonder gif. Waarom zou dat in het industriële tijdperk, waarin we tot meer dan ooit tevoren in staat lijken, ook niet mogelijk zijn? Waarom kan industriële landbouw niet worden geïntegreerd met biologische landbouw, zoals in mijn artikel hierover in nr. 77 naar voren kwam? Deze integratie zou weleens onze huidige en toekomstige opgave kunnen zijn, als we ons milieu en daarmee onszelf niet langzaam willen verontreinigen met gif, dat vaak moeilijk is af te breken.
Een breder ecologisch kader
In nr 86 heb ik het boek Confessions of a Recovering Environmentalist and Other Essays besproken van Paul Kingsnorth. Het plaatst de vervuiling en de vergiftiging van ons milieu in een bredere context. Kingsforth schrijft onder meer: “Bedrijven zijn zo groot geworden dat zij democratieën overheersen en een wereldwijd plutocratie creëren die hun eigen belangen dient… In plaats dat groei het leven dient, moet nu het leven de groei dienen”, de groei van de productie (p 10, 12). Zien we zoiets ook niet bij de agrochemische industrie?
Bij velen heeft “het populaire geloof in wetenschap en techniek plaats gemaakt voor vrees. Biotechnologie en wereldwijde industrie, drones en internet surveillance hebben de democratische belofte omgevormd in een autoritaire dreiging. Ondertussen heeft de door de wetenschap aangewakkerde vooruitgang evenzeer schade aangericht als verbeteringen gebracht… met oceanen waarin industrieel afval drijft, residueen van chemisch afval in moedermelk en de bloedstroom wordt het moeilijker voor techno-optimisten”.
Onze politieke systemen lijken niet in staat onze technologische en economische ambities te beteugelen, en individuele hebzucht en verlangens worden onbeheersbaar… In zijn gevoel van onvernietigbaarheid heeft de techno-industriële samenleving niet de intellectuele en spirituele equipment om zijn rommel op te ruimen. We komen met argumenten voor meer van hetzelfde, meer technologisch ingrijpen… Onze samenleving zal vooruitgang en technologie blijven romantiseren… tot haar intellectuele kader, en wellicht haar fysieke kader, bezwijkt onder haar gewicht” (p 32, 33, 35).
Manco’s van het industriële winststreven
Je terugtrekken ergens op het land en daar onbespoten groenten te verbouwen, is voor slechts weinigen een optie. Het biedt weliswaar een milieuvriendelijk alternatief, maar verandert verder weinig aan de manco’s van onze industriële samenleving, die natuur en mileu bedreigen. Het probleem is dat we overwegend economisch en instrumenteel zijn gaan denken in termen van nut en winst en de natuur als winstgevend object zijn gaan zien. De natuur is niet meer heilig, maar ontheiligd en onttoverd, zoals Max Weber schreef. We zien deze houding ook in de industriële landbouw en veeteelt, die vervuilend is en veelvuldig gebruik maakt van bestrijdingsmiddelen. Een milieuvriendelijke industriële cultuur en technologie is echter niet uitgesloten, maar vraagt een verandering van onze denk- en levenswijze. Milieubewust gebruik van onze productiemiddelen en zeggenschap erover, kunnen daarvan een onderdeel vormen. Bewustwording van de consequenties van ons handelen, onder meer van wat we eten en welk werk we doen kunnen daarbij een eigen bijdrage vormen. Dat werkt mogelijk meer dan ‘Bad Men in Power’ verantwoordelijk te stellen of Big Bad Companies. Het is echter wel van belang hun invloed scherp in de gaten te houden.
Journalistieke motivatie
Terug naar het boek van Gilliam, dat hiermee in een bredere context is geplaatst.
In haar voorwoord beschrijft zij haar motivatie en haar werk “om het internationale publiek op de hoogte te houden van de details en de ontwikkelingen op landbouwgebied”. Als correspondent van Reuter bezocht ze geregeld het hoofdkantoor van agrochemische bedrijven. Ze kwam ook bij boeren en wetenschappers. “Waar ik als landbouwjournalist het meest van hield was in spijkerbroek en op bemodderde laarzen tussen manshoge maïsstengels banjeren met… hardwerkende, vaak grofgebekte mannen en vrouwen, die beter dan wie ook begrepen wat de risico’s en beloningen zijn van de hedendaagse voedselproductie. Ik voel een enorm respect en dankbaarheid voor deze boeren van wie het hele leven opgaat in zwoegen op onbarmhartige akkers, terwijl… we het grootste deel van de winst zien verdwijnen in de zakken van mensen hogerop in de voedselketen. Ik voel groot ontzag voor de wetenschappers die hun loopbaan besteden aan… hoe we voor een groeiende wereldbevolking voldoende voedsel kunnen verbouwen.”
“Ik was bijna net zo onder de indruk van de vooruitstrevende technologieën die de moderne landbouw toepast… Ik kocht geen biologische groeten en fruit. Ook brak ik me het hoofd niet over allerlei onzichtbare chemische stoffen… De discussie over transgeen te modificeren voedselgewassen ging volkomen langs mij heen. Verder was ik een enthousiaste consument van de herbicide waarmee zulke recordomzetten werden gehaald: Roundup, dat ik royaal gebruikte om het onkruid in de achtertuin onder controle te krijgen… Maar in de loop der jaren begon er in mijn onderzoek en verslaggeving twijfel door te dringen over de voordelen van genetisch gemodificeerde organismen en over de risico’s waarmee ze werden bespoten. Vervolgens… probeerden vertegenwoordigers [van de agroindustrie] me afwisselend te manipuleren, te paaien, te intimideren en te vleien om mijn artikelen meer in lijn te brengen met de standpunten van de bedrijfstak… Toen ik weigerde de spreekbuis te zijn... werd geprobeerd mijn reputatie in diskrediet te brengen en mijn carrièrre te laten ontsporen en drong men er bij mijn hoofdredacteuren tevergeefs op aan om mij terug te fluiten en verdere berichtgeving te blokkeren… Het is de taak van journalisten om de waarheid weer terug te vinden… als machtige ondernemingen de verhaallijn controleren… Tientallen jaren hebben bedrijven allerlei feiten wegemoffeld over chemicaliën… Mijn reis door het Amerikaanse systeem van voedselproductie heeft mij een uiterst reële angst bezorgd – met het oog op mijn kinderen… Het is een onloochenbaar feit dat we ons voedsel, ons water, onze bodem en ons eigen lichaam op een gevaarlijke manier laten vollopen met chemicaliën. Een van de meest doordringende van de pesticiden is glyfosaat… Roundup.” (p 10-12).
“Eind 2015 is Gilliam bij Reuter weggegaan om directeur onderzoek te worden van de non-profitconsumentenorganisatie U.S. Right to Know, die zich ten doel stelt om consumenten te scholen en te informeren over de vaak heimelijke praktijken en politieke manoevres die het systeem van voedselvoorziening vormgeven.” (p 373-74).
Ontstaan en ontwikkeling
Glyfosaat werd in 1950 synthetisch gefabriceerd door de Zwitserse chemicus Henri Martin die op zoek was naar nieuwe geneesmiddelen, waar grote vraag naar was, evenals naar onkruidverdelgers. Het bleek onbruikbaar als medicijn. Een Amerikaans chemicus, John Franz, ontdekte de toepassing van glyfosaat als onkruidverdelger, waardoor het zijn lucrativen toepassingen vond als landbouwgif, “Giftig voor onkruid, maar veilig voor mensen en dieren” (p 46). Het kon niet mooier, zo lijkt het. De man die dit ’milieuvriendelijke product dat de mensheid tot voordeel is’, ontwikkeld had, kreeg in 1987 van president Reagan de National Medal of Technology and Innovation. Het werd een belangrijk Amerikaans exportproduct, zoals eerder Agent Orange. Omdat de Amerikaanse regering de export beschermt en wil bevorderen en zit de wereld opgescheept met glyfosaat, dat niet zo’n zegen voor de mensheid blijkt te zijn als de ontdekker meende.
Grootschalige verspreiding
Bij de promotie van deze pesticide “blijkt hoe het bedrijfsleven en een consortium van wetenschappers – in dienst van de overheid of ondernemingen – toezichthouders en politici hebben gemanipuleerd om toe te staan dat deze chemische stof steeds grootschaliger werd gebruikt, ook toen de aanwijzingen dat er gevaren aan verbonden waren zich begonnen op te stapelen… Alleen al de Amerikaanse boeren gebruikten in 2014 ongeveer 214 miljoen kilo glyfosaat. Het is in 130 landen goedgekeurd. Het wordt beschouwd als de intensiefst gebruikte chemische stof uit de geschiedenis” (p 17,18).
Op ingenieuze wijze is dit voor elkaar gekregen door genetisch gemanipuleerde gewassen te ontwikkelen en te promoten, die resistent waren tegen glyfosaat, waardoor boeren ze ongelimiteerd konden bespuiten en ongekende markten zich openden. Door wetenschappers heimelijk te laten betalen om te lobbyen voor glyfosaat, werden de aanvankelijke bezwaren van de ESA, de Enviromental Safety Agency ontkracht. Deze steun van overheidsinstanties blijft gehandhaafd ondanks groeiend bewijsmateriaal dat er verband is tussen pesticiden en vormen van kanker, diabetes, neurodegeneratieve aandoeningen als Alzheimer en Parkinson, en aangeboren afwijkingen en aandoeningen aan de geslachtsorganen.
Achter de besluitvorming speelt zich een schimmig spel af. Op cruciale momenten leiden er ook sporen naar het Witte Huis, toen vader en zoon George Bush daar baas waren en de industrie de vrije teugel wilden geven, zo min mogelijk belemmerd door restrictieve regelingen. De agrochemische inudtrie wist handig gebruik te maken van het politiek klimaat en relaties tot op het hoogste niveau van de ministeries van landbouw en handel en het Witte Huis.
Rechtszaken
Het spannende verhaal begint met het aangrijpende relaas van boer die een rechtzaak begint wegens dood door schuld, omdat het agrochemische concern willens en wetens zou hebben nagelaten om klanten te waarschuwen voor de gezondheidsrisico’s van Roundup. Terwijl bekend was dat het gevaarlijk was, werd toch doorgegaan met massale verspreiding zonder waarschuwing, met de aanprijzing dat het veilig was. Hoewel er inmiddels meer dan 2000 rechtzaken lopen, is het moeilijk dit onomstotelijk te bewijzen tegen een machtige multinational die een stel goed betaalde wetenschappers en advocaten achter zich heeft.
De rechtzaken konden worden aangespannen nadat een onafhankelijk internationaal team van kankerdeskundigen van het Internationale Agentschap voor Kankeronderzoek (IARC) van de World Health organization WHO in 2015 verklaarde dat glyfosaat voor mensen waarschijnlijk kankerverwekkend is. Deze uitspraak is sindsdien met wisselend succes in diskrediet gebracht door andere al of niet onafhanklijke instanties en deskundigen van de industrie. Ook bij wetenschappelijke en toezichthoudende instanties en het Europarlement is het middel omstreden.
Recente gerechtelijke uitspraken
In de NRC van 29 maart 2019 kreeg het chemieconcern Bayer, de huidige producent van glyfosaat (merknaam Roundup) een schadeclaim van 80 miljoen dollar, omdat het middel een ‘substantiële rol’ gespeeld zou hebben bij lymfeklierkanker van een gebruiker die een proces aanspande. De beurskoers daalde 18 procent. Bayer gaat in hoger beroep. “Met nog meer dan tienduizend van dit soort zaken te gaan, is de schade voor het bedrijf evident… Of glyfosaat daadwerkelijk kanker veroorzaakt wordt…betwijfeld, maar de jury toonde zich overtuigd. Het is de tweede veroordeling van het chemiebedrijf in een dergelijke zaak… Er zijn in de VS 11.200 vergelijkbare rechtszaken aangespannen van mensen die zeggenkanker te hebben gekregen door jarenlang gebruik van Roundup. Vorig jaar werd Bayer… al veroordeeld tot een schadeclaim van 78 miljoen dollar.” Als reden werd aangevoerd dat niet was gewaarschuwd voor mogelijke risico’s.
“Wat in de kwestie ook meespeelt, is de zware kritiek op de betrouwbaarheid… van de onderzoeksmethoden [van het bedrijf]. Vrijgegeven documenten suggereren dat [het bedrijf] wetenschappers beïnvloedde en als ghostwriter optrad bij hun publicaties. Ook zijn lang niet alle onderzoeksresultaten over de veiligheid van Roundup gepubliceerd. Begin deze maand vonniste het Europese Hof van Justitie dat de voedselautoriteit EFSA twee studies openbaar moet maken die zijn meegenomen bij de beoordeling. Het weekblad Der Spiegel schrijft dat Bayer “de juridische risico’s en de kans op reputatieschade duidelijk heeft onderschat” bij de overname van de producent van Roundup, die “het zwarte schaap van de industrie” genoemd wordt. “Sinds de overname… is de koers van Bayer gedaald van een kleine 100 euro naar nog geen 60 euro,” schrijft de NRC van 27 juli 2019, in een bericht dat Bayer in hoger beroep een andere schadeclaim van maar liefst twee miljard dollar heeft weten te verminderen tot “nog ‘maar’ 86,7 miljoen” in een vergelijkbaar derde proces. “Eerder ging het om bedragen van 289 miljoen en 80 miljoen dollar.” Inmiddels zijn er ruim 13.000 mensen die een schadevergoeding eisen.
“Volgens Bayer is het veelgebruikte glyfosaat een onschuldig middel… De woordvoerder somt een hele lijst van instanties op die glyfosaat als veilig hebben gekwalificeerd… Wel oordeelde de Wereldgezondheidsorganisatie in 2015 dat het middel “waarschijnlijk kankerverwekkend is voor mensen”… De rechter is niet meegegaan met de claim zonder meer veilig is. In de uitspraak staat dat er volgens de rechter bewijs bestaat dat de fabrikant getracht heeft om wetenschappelijk onderzoek ‘te belemmeren, te ontmoedigen of te vervormen’.” Daarvan noemt Gillam een aantal gevallen (p 235-248).
Inmenging bij onderzoek
De Union of Concerned Scientists UCS vatte de situatie bij de EPA (Environment Protection Agency in de VS) als volgt samen: “De druk van lobbyisten uit het bedrijfsleven en sommige politieke leiders uitoefenen op de besluitvorming van de instantie er veel te vaak toe geleid dat de wetenschappelijke bevindingen die aan de besluiten ten grondslag liggen, worden achtergehouden of verdraaid – waarmee zowel de wetenschap als de volksgezondheid een slechte dienst wordt bewezen” (p 288). Bij een enquete van de UCS onder 3400 wetenschappers van de EPA, FDA (Food and Drug Administration) en andere instanties “waren er 1301 bang voor vergeldingsmaatregelen als ze bedenkingen zouden uiten; 688 wetenschappers meldden dat ze hun werk niet in aan peerreview onderworpen tijdschriften konden publiceren, als dat niet paste in het beleid van de instantie; en 889 EPA-wetenschappers hadden te maken gehad met ‘ongepaste inmenging’. Bijna 400 wetenschappers zeiden er getuige van te zijn geweest dat EPA-functionarissen wetenschappelijke bevindingen misleidend presenteerden; 284 hadden meegemaakt dat ‘er naar onderzoeksgegevens selectief of onvolledig werd verwezen om een bepaalde uitkomst op het vlak van regelgeving te rechtvaardigen’ en 224 wetenschappers zeiden dat hun ooit weleens was opgedragen in een EPA-document ‘technische informatie op ongepaste wijze te verwijderen of aan te passen’’ (p 289). Ander bronnen bevestigen dergelijke informatie. Het onderzoek bij de De EPA is te beschouwen als een steekproef wat betreft de situatie bij vergelijkbare organisaties.
Toen Trump president werd, leverde de drastisch teruggeschroefde begroting van de EPA het ontslag op van ongeveer drieduizend werknemers. Het voorstel werd ingetrokken om het insecticide chloorpyrifos te verbieden, dat schadelijk zou zijn voor de hersenontwikkeling van kinderen. Critici merketen op dat Dow Chemical, het moederbedrijf van Dow AgroSciences [de leverancier van het insecticide], 1 miljoen dollar had bijgedragen aan Trumps inauguratie… Het is een open vraag wat de toekomst gaat brengen voor de onafhankelijkheid en integriteit van de wetenschap” (p 305-06).
Restricties
De achtergrond van al dit onderzoek naar pesticiden en insecticiden “is onze afhankelijkheid van een op chemicaliën gebaseerde landbouw als onverbiddelijk feit” (p 309) en de enorme belangen van de agrochemische industrie hierbij. Sportvelden, plantsoenen en andere openbare terreinen kunnen echter chemie-vrij, dus zonder gif worden beheerd. Waarom zou dat ook niet kunnen in de landbouw? Een volgende reuzenstap zou een chemie-vrije landbouw kunnen zijn. Om te beginnen met restricties voor chemische bestrijdingsmiddelen, zoals er in openbaar groen restricties zijn voor glyfosaat, omdat “de stoffen in sommige gevallen een gevaar vormen voor de bespelers van de velden, denkt hoogleraar milieuwetenschappen Lucas Reinders… Al in 2009 is in de richtlijn van de EU vastgesteld dat de lidstaten moeten stoppen met bestrijdingsmiddelengebruik op plekken waar kinderen spelen… ‘Over glyfosaat is nog veel onduidelijk. Maar of het nou kankerverwekkend is of niet: gezond is het niet.’… ‘Het grootste probleem is dat de chemische bestrijdingsmiddelen kunnen uitspoelen naar het grondwater,’ zegt Reijnders. ‘De stoffen zijn schadelijk voor het drinkwater dat we winnen… Het kost veel geld die stoffen eruit te halen.” (De Volkskrant 29 mei 2019 over ‘Chemievrij beheer’ van sportvelden).
Het raadsel van de misvormde baby’s
Het gevaar voor kinderen lijkt in sommige gevallen ernstige vormen aan te nemen. Het probleem is echter dat het moeilijk te bewijzen valt dat landbouwgif de oorzaak is. In de NRC van 15 april 2019 staat een artikel over ‘baby’s zonder armen’, die in bepaalde landbouwgebieden in Frankrijk werden geboren. “Ondervraging van moeders heeft bekende oorzaken van aangeboren misvormingen, zoals bepaald medicijngebruik (zoals bij de Thalidomide affaire in de jaren vijftig), drugs of genetische afwijkingen uitgesloten… Drinkwater wordt in alle gevallen gewonnen dichtbij het drasland, bij meertjes. kan dat besmet zijn geweest? En waarmee dan? Voor milieuactivisten was de link snel gelegd: landbouwgif. Volgens de europarlementariër Yannick is er een ‘berg aanwijzingen’ dat overvloedig gebruik van pesticiden tot afwijkingen leidt. Dit zei kankerspecialist Dominique Belpomme in oktober tegen radiozender RTL: ‘Internationale wetenschappelijke verslagen tonen aan dat pesticiden tot aangeboren misvormingen kunnen leiden’.”
Je zou zeggen dat het niet al te moeilijk is om te bepalen of er landbouwgif in het drinkwater zit en zo meer duidelijkheid te geven. Ook in andere landen, zoals Argentinië en Paraguay, waar veel pesticiden en glyfosaat worden gebruikt, “wordt gemeld dat er zich onder kinderen een toenemend aantal aangeboren afwijkingen voordoet”. (Gilliam, p 223, 217). Er is niet alleen glyfosaat in de urine van boeren die ermee werken aangetoond, maar ook in de urine van kinderen en (in minder mate) mensen in het algemeen. Een steekproef onder Europarlementariërs bevestigde dit. “Zonder uitzondering was elk parlementslid dat had deelgenomen positief getest op glyfosaat… De gemiddelde concentratie was 1,7 microgram per liter, ongeveer zeventien keer hoger dan de hoeveelheid glyfosaat die in europees drinkwater is toegestaan… De wetenschappers onderzochten onder meer een boerengezin waarin twee van de drie kinderen aangeboren afwijkingen hadden. De boer had de gewoonte om zijn drie velden deels met een handsproeier te bespuiten” (p 229, 230).
Kan landbouw minder afhankelijk worden van chemische bestrijdingsmiddelen?
Het is de vraag of de landbouw die in hoge mate afhankelijk is van pesticiden, op lange termijn te handhaven is en wat de consequenties zijn wat betreft risico’s voor de gezondheid, het milieu, het drinkwater en het bodemleven, bodemgesteldheid en vruchtbaarheid van de grond. Deze vraag kan pas onafhankelijk worden beantwoord als de invloed van de agrochemische industrie op de landbouw en de controlerende instanties wordt teruggedrongen. Een samenhangende vraag is welke alternatieven er zijn en in hoeverre deze grondig onderzocht zijn. De biologische landbouw staat in vergelijking met de chemische landbouw nog in de kinderschoenen en in geen verhouding daarmee als we de hoeveelheid onderzoek ernaar van bijv. de Universiteit van Wageningen in aanmerking nemen.
Agrochemische bedrijven en vele agro-wetenschappers, boeren en overheidsorganisaties menen serieus en niet ongegrond dat de industriële landbouw een oplossing is voor de wereldvoedselvoorziening, gezien de veronderstelde hogere opbrengsten. De productieve industriële landbouw in Nederland als grootste voedselexporteur na de VS staat daarvoor model, ondanks de geringe hoeveelheid land- en tuinbouwgrond. Toch dienen de bezwaren van landbouwgif zeker op termijn ook serieus te worden genomen, vanwege de consequenties voor het bodemleven, dat van invloesd is op de productiviteit. Ook de zeer vervuilende intensieve veehouderij, dient volgens velen drastisch te verminderen. De biologische landbouw zit echter nog in de lift en kan bij bepaalde gewassen in toenemende mate concurreren met de industriële landbouw (bijv. nog niet bij een kwetsbaar gewas als aardappelen). De concurrentie-positie is echter geflatteerd, omdat consumenten bereid zijn er meer voor te betalen.
VN rapport: ‘landbouw moet radicaal anders’
Volgens een recent VN rapport ‘moet landbouw radicaal anders’, om voldoende voedselproductie te kunnen garanderen en klimaatverandering te beperken, aldus de NRC van 8 aug. 2019. Landgebruik geeft veel broeikasgassen. Bijv. “de helft van alle methaanuitstoot komt van weilanden en rijstvelden… Er is sprake van een vicieuze cirkel: niet alleen wakkert de manier waarop de mens land gebruikt klimaatverandering aan, die klimaatverandering heeft ook zelf invloed op de bodem… Het panel doet verschillende aanbevelingen in het rapport. Landbouwgrond dient op een duurzamere manier gebruikt te worden… Ook moeten vleesconsumtie en voedselverspilling (vaak meer dan een kwart) worden beperkt [door] verschuiving naar niet-dierlijke diëten… De conclusies van het ‘special rapport’ zijn door alle bijna 200 landen aangenomen… Charlotte van de Tak, campagneleider bossen, benadrukt dat ‘de industriële landbouw in Nederland ecologisch moet worden.” Ontbossing was ook een punt van zorg en aandacht in het rapport, dat tot vergelijkbare conclusies komt als eerdere studies. (Zie mijn artikelen in nr 77 over duurzame landbouw en nr 83 over ethisch eten). Landbouworganisatie LTO wil dat de Nederlandse landbouw voorop loopt in innovatie op het gebied van duurzaamheid en meent dat dit al het geval is.
Door ‘research en development’ naar organische landbouw en ook door combinatie van biologische en industriële landbouw is waarschijnlijk veel meer mogelijk. Zoals gezegd lenen sommige gewassen zich meer voor biologische landbouw dan andere. Als technisch en wetenschappelijk onderzoek wordt ingezet in een bepaalde richting zijn vaak ongehoorde ontwikkelingen mogelijk. Voorbeelden hierven zijn de onlangs herdachte maanlanding en de revolutionaire ontwikkelingen in de informatietechnologie.
Waarom zou de biologische technologie, die nog een inhaalslag te maken heeft ten opzichte van de chemische technologie, ook geen revolutionire ontwikkeling kunnen doormaken, zeker wanneer we de miljarden erin zouden investeren die in de maanlanding zijn geïnvesteerd. Een dergelijke inhaalslag lijkt hard nodig, gezien de bezwaren tegen de agrochemie.
De agrochemische industrie lijkt niet gebaat met een een dergelijke ontwikkeling, tenzij zij gaat inzetten op bevordering van biologische landbouw met biologische middelen, die misschien een nieuwe biologische en milieuvriendelijke (landbouw)industrie mogelijk maken. De mogelijkheden voor schone en duurzame technologie zijn nog lang niet uitgeput. Dit lijkt een noodzakelijke ontwikkeling met toekomstperspectief. Zie ook mijn artikel over duurzame landbouw in nr 77.
Bodemleven en vruchtbaarheid
Behalve reductie van bestrijdingsmiddelen is bijv. ‘no-till farming’ – landbouw zonder te ploegen – een manier om het bodemleven en daardoor de vruchtbaarheid te bevorderen, die de producttiviteit op langere termijn ten goede komt. De bovenste laag van de grond die wordt omgeploegd, bevat juist de meeste micro-organismen, die door niet ploegen intact blijven. Het bedekken van de grond met stro of tuinafval voorkomt onkruid, bevordert en beschermt het bovenste bodemleven. Deze manier van landbouw wordt in de VS in toenemende mate toegepast en zou behalve het bodemleven ook de wateropname bevorderen. Bovendien is het kostenbesparend en minder bewerkelijk om niet te ploegen.1 Zo zullen er ongetwijfeld nog meer duurzame, milieubewuste vormen van landbouw zijn, die de moeite van het onderzoeken waard zijn. Er zijn ook andere, lichtere en gecombineerde vormen van grondbewerking dan ploegen, bijv. minder vaak ploegen, die de bodemgesteldheid en het bodemleven zouden verbeteren.
‘Biopesticiden’
Probleem is dat de industrie belang heeft bij zoveel mogelijk omzet van bestrijdingsmiddelen. Dat bevorderd niet de matiging van het gebruik daarvan
Gevestigde belangen(verstrengeling) lijken vermindering van chemische middelen en biologische landbouw echter in de weg te staan. Toch investeren agrochemische ondernemingen ook alvast in biologische hulpmiddelen, zoals ‘biopesticiden’, die zijn samengesteld uit natuurlijke materialen, zoals dieren [bijv. insecten], planten, bacteriën en mineralen (p 312-13).
Ecologie lijkt een wetenschap van de toekomst, waaronder bodemecologie en bodemmicrobiologie om de vruchtbaarheid te vergroten. De vraag naar biologisch voedsel stijgt al jaren sterk. Tussen biologische en chemische landbouw is ook een middenweg mogelijk met vermindering van chemische bestrijdingsmiddelen en geleidelijke vervanging door biologische middelen, naarmate deze meer worden ontwikkeld (p 317). De enorme winsten die agrochemische concerns maken met chemische middelen zoals glyfosaat vormen echter geen aanmoediging om te investeren in alternatieven. Als de schadelijke werking duidelijker wordt aangetoond, lijken meer gezonde en milieuvriendelijke maatregelen en veranderingen onvermijdelijk.
Belangenverstrengeling
Wetenschappers van de Amerikaans FDA Food and Drug Administration classificeerden glysofaat al in 1985 als kankerverwekkend. Het FDA zou hun bevindingen niet hebben overgenomen vanwege nauwe banden van de directie met de producent. Ook bij dergelijke toezichthoudende instanties is er vaak een strijd tussen integere wetenschappers die hun taak om de bevolking adequaat voor te lichten boven de belangen van de industrie stellen en wetenschappers die gevoelig zijn voor andere belangen.
Er zijn eerder giftige stoffen op de markt gebracht, die inmiddels zijn verboden, zoals PCB’s, dioxinen, DDT en het ontbladermiddel Agent Orange, dat in de oorlog in Vietnam miljoenen mensen heeft verminkt of gedupeerd. Tegen dit middel zijn diverse rechtszaken aangespannen door militairen. Maar er komen steeds weer nieuwe middelen, die minder schadelijk zouden zijn of zelf onschadelijk, zoals van glyfosaat werd beweerd. Het is mogelijk wel minder schadelijk dan eerdergenoemde middelen, maar dat het onschadelijk zou zijn, is op zijn minst omstreden. Dat hangt af van de gestelde norm. En van de onderzoekende instantie.
Hoe is het mogelijk dat de chemische industrie door kan blijven gaan met de aantasting van ons milieu? Omdat dit wordt toegelaten. De toegestane concentraties zijn versoepeld in de loop der jaren. Wat hebben instanties geleerd van de giftige PCB’s, DDT, dioxine en Agent Orange?
Glysofaat en pesticiden kunnen we overal aantreffen, in de bodem, in ons voedsel, in ons (drink)water, in onze urine, in de speeltuinen van onze kinderen die ermee bespoten worden, enzovoort. Europarlementariërs hebben zelf de proef op de som kunnen nemen door hun urine te laten onderzoeken, dat inderdaad een hoge concentratie van glyfosaat bevatte. Verantwoordelijke overheidsinstanties hebben de gevaren van dergelijk minieme concentraties van glyfosaat weggewuifd als ongevaarlijk. Roundup bleef bij velen de status van ‘veilige onkruidverdelger’ behouden, terwijl er ook velen met aanwijzingen en bewijzen van het tegendeel komen.
De aanvaarbare dagelijkse inname (ADI) is per land verschillend. In de VS bijv. het dubbele van in de EU. De EPA Environment Protection Agency in de VS vond dat de norm voor kinderen versoepeld kon worden, omdat glyfosaat veilig genoeg werd geacht. Hoe minder, hoe beter, geldt niet als chemische concerns gebaat zijn met meer winst. Dat kan gevaarlijke hoeveelheden gifstoffen met zich meebrengen in onze voeding en ons milieu.
Het boek laat zien hoe het ministerie van landbouw in de VS een traditie heeft van nauwe banden met de industrie en hoe de agrochemische industrie daarvan gebruik heeft gemaakt.
Gezondheidsbelang versus bedrijfsbelangen
Overheidsinstanties moet vaak een afweging maken van de belangen van de industrie en die van de volksgezondheid, waarbij bedrijfsbelangen vaak zwaarder wegen. Het ‘financiële welzijn’ van bedrijven telt vaak meer dan de gezondheid. Daarom zijn die instanties vaak niet betrouwbaar als verlengstukken van de industrie, die in alle geledingen zijn invloed doet gelden. Mogelijk kankerverwekkende effecten worden verzwegen en weggewerkt, maar blijven de kop opsteken bij vele honderden rechtszaken. Glyfosaat werd aanvankelijk aangeprezen als een ‘nagenoeg ideaal’ en ‘een voor het milieu goedaardig middel’ (p 50). Gebleken kankerverwekkend effecten werden als een statistisch niet significante ‘normale biologische variatie’ voorgesteld op basis van onderzoeken die als bedrijfsgeheim oncontroleerbaar waren en vervalste resultaten bevatten, volgens getuigenverklaringen bij rechtszaken (p 57-59).
Naast de gezondheidsrisico’s woekeren er ook steeds meer ‘superonkruiden’ op de met glysofaat bespoten akkers, die steeds moeilijker zijn uit te roeien en steeds hogere doses van gecombineerde bestrijdingsmiddelen vragen, waarvan alleen de componenten zijn onderzocht, maar zelden de combinatie, een cocktail die mogelijk nog kankerverwekkender is dan de afzonderlijke componenten.
Naast informatie verspreiden over de invloed van agrochemische en anderen bedrijven is het van belang dat consumenten, wetenschappers en journalisten grenzen stellen en geen ‘giftig spul’ in onze voeding en de productie ervan toe te laten. Verder dient het toezicht op de (voedings)industrie door met de industrie verstrengelde overheidsinstanties en wetenschappelijke instellingen te worden gereorganiseerd tot werkelijk onafhankelijke instellingen met transparante informatievoorziening.
Noten