Civis Mundi Digitaal #90
Bespreking van: Thomas H. von der Dunk, Zuid-Tirol is niet Italië! Een honderd jaar oud Europees grensgeval. Uitgeverij Vantilt. Nijmegen, 2018.
Allereerst: iedereen die geïnteresseerd is in Italië, Oostenrijk, de Eerste Wereldoorlog en de midden-Europese geschiedenis van de twintigste eeuw zal dit mooie boek met veel plezier en interesse lezen. Ook letterlijk is het een mooi boek, gelet op de vormgeving en de vele prachtige foto’s (vaak van de auteur zelf) en de trefzeker duidende en informatie toevoegende kaarten. Veel mooie, leesbare anekdotische informatie ook; Von der Dunk geeft aan te houden van “grensgevallen” in de geschiedenis. De moeilijke en ingewikkelde geschiedenis van dit kleine stukje Europa is nu boven water gekomen en adequaat toegelicht. En het is een boek dat gaat over meer dan Zuid-Tirol. Ook die grote lijn duidt Von der Dunk voortreffelijk. Geschiedenis zoals geschiedenis geschreven zou moeten worden.
Die geschiedenis van de laatste ruim honderd jaar van Zuid-Tirol is in het kort dat een stukje van het Oostenrijkse, Duitstalige Tirol, te weten het zuidelijkste aan Italië grenzende deel, maar wel het historische hart, door koehandel tijdens en na de Eerste Wereldoorlog plots bij Italië kwam. En dat had dramatische consequenties voor de Duitstalige Zuid-Tirolers. Ze werden vervolgens decennialang met soms nare gevolgen consequent bedrogen en verraden. Tot aan Hitler toe, die zijn relatie met Mussolini belangrijker achtte dan de Heim ins Reich wens van de hem “volksverwante” Zuid-Tirolers. Mussolini stelde hen voor de onmogelijke keuze tussen de eeuwenoude geschiedenis van hun woongebied en hun volksidentiteit. Dit veranderde pas toen de naoorlogse Italiaanse republiek na een aantal bomaanslagen via autonomieverdragen en geld de loyaliteit van de Zuid-Tirolers afkocht. Het lijkt nu, na honderd jaar Italiaanse heerschappij, eindelijk rustig.
Toch mist het boek enige leerstukken uit de Italiaanse geschiedenis die relevant zijn voor het verhaal van Zuid-Tirol. Von der Dunk heeft zich vooral geconcentreerd op het gebied zelf. Zonder iets af te willen doen aan de goede werken van Von der Dunk daarom twee aanvullingen op de Italiaanse kant van het verhaal, met zaken die ook een rol hebben gespeeld.
Ten eerste heb ik aanvullingen op de rol van de Italiaanse minister van Buitenlandse Zaken Baron Sidney Costantino Sonnino. Die rol behoeft absoluut meer reliëf dan in het boek. Of eigenlijk de rollen van Sonnino, want zijn handelen was zowel van belang bij de uiteindelijke deelname van Italië aan de Eerste Wereldoorlog als later bij de vredesonderhandelingen in Versailles.
Sonnino was een bijzondere figuur en politicus, te bijzonder om niet even bij stil te staan. Dantekenner Sonnino was een achterneef van Piera Sonnino, schrijfster van het boek "Zo was het. Een Italiaanse familie in Auschwitz", ook wel de Italiaanse “Anne Frank” genoemd. Ze refereert zijdelings in het boek aan het feit dat haar joodse familie toch wel als geïntegreerd in de Italiaanse maatschappij zou moeten kunnen worden beschouwd, vanwege het feit dat haar oudoom Sidney Sonnino "minister" was geweest[i]. Maar dat hielp niet toen de Italiaanse fascisten het niet meer voor het zeggen hadden, maar de nazi’s.
Na een carrière als diplomaat (Madrid, Wenen, Berlijn en Parijs, waar hij de Commune van Parijs, de opstand van 1871, meemaakte), was Sonnino journalist, oprichter van kranten (La Rassegna, eerst een weekblad, en Il Giornale d’Italia) en socioloog. Hij deed onderzoek naar de situatie van de boeren in zijn geboortestreek in Toscane in 1875. Hij schreef vervolgens een boek met zijn jeugdvriend Leopoldo Franchetti over de levensomstandigheden van de boeren in Sicilië en de politiek-bestuurlijke toestand op het eiland, wat resulteerde in het boek La Sicilia nel 1876. Tot op de dag van vandaag wordt dat als een standaardwerk beschouwd, en het was de eerste serieuze maffiastudie. In 1882 werd Sonnino als afgevaardigde in het parlement gekozen voor de conservatief-liberalen. In 1893 werd hij minister van Financiën en saneerde hij de volledige staatsschuld. Later was hij tweemaal kortstondig, in 1906 en in 1909-1910, minister-president. In zijn eerste regeringsperiode "De Honderd Dagen van Sonnino" kwam hij, hoewel tot dan toe bekend stond als zeer conservatief, met een vergaand hervormingsprogramma: spoorwegnationalisatie, invaliditeitspensioenen, verregaande maatregelen om de kleine boeren in het Zuiden te ondersteunen (belastingverlaging, zaadsubsidies, kredieten en landonteigening), algemeen kiesrecht voor mannen en grote welwillendheid voor een door Maria Montessori aangeboden petitie voor algemeen vrouwenkiesrecht[ii]. De oppositie sloot snel na een paar maanden de rijen en eigenlijk het enige wat Sonnino voor elkaar heeft gekregen is de afschaffing van de preventieve censuur[iii].
Onder Italiaanse historici wordt het aansluiten van Italië bij de Geallieerden in de Eerste Wereldoorlog in 1915 als een Alleingang van Sonnino gezien. Hij was een geslepen onderhandelaar en een ervaren diplomaat. En hij sprak zijn talen, waaronder vloeiend Engels (zijn moedertaal, zijn moeder kwam uit Wales). Sonnino’s beraadslagingen over de mogelijke deelname aan de oorlog en aan welke kant vervolgens waren zeer geheim. Alleen premier Salandra was enigszins op de hoogte. Het vertrouwen tussen die twee was groot: ze waren jeugdvrienden. Salandra liet Sonnino zijn eigen gang gaan. Hij had het premierschap dan ook aan Sonnino te danken. Die had zelf geen zin meer in een derde keer en hij prefereerde als ex-diplomaat een terugkeer naar Buitenlandse Zaken, nu als politicus. Ook de koning werd voor een voldongen feit gesteld, voor wat betreft de deelname aan de oorlog. De twijfel van Von der Dunk in zijn boek of Salandra in april 1915 (een maand voor de oorlogsverklaring van Italië) de waarheid sprak over de toezegging dat Italië zou afzien van Zuid-Tirol is logisch en begrijpelijk. Het bleek namelijk niet zo te zijn. Maar het zou zo maar kunnen dat Salandra zijn minister Sonnino in die periode even helemaal kwijt was, omdat die volledig zijn eigen gang ging, en dat Zuid-Tirol toen al een ruilobject voor Italië was geworden in hoofd en handelen van Sonnino. In ieder geval was de vastbeslotenheid van Sonnino ten aanzien van de Italiaanse toekomst van doorslaggevend belang voor de toekomst van het gebied.
Dat gold zeker bij de vredesonderhandelingen in Versailles vier jaar later in 1919. Het lukte allemaal niet zo goed met die onderhandelingen, althans vanuit Italiaans perspectief. Sonnino voelde zich persoonlijk verantwoordelijk voor deze gang van zaken. Hij had tenslotte onderhandeld in 1915, het moest nu uitbetaald worden. De prijs was hoog geweest: 650.000 Italiaanse doden.
En er speelde ook een psychologisch aspect. Bij de onderhandelingen in Versailles maakte hij indruk door twee zaken. Het betrof zijn vaardigheid in het Engels (zijn moedertaal dus), een taal die maar weinig Franse en Italiaanse onderhandelaars machtig waren. Daardoor was Sonnino invloedrijk. De andere belangrijke geallieerde onderhandelaars waren Engels of Amerikaans. Hij maakte tevens indruk door zijn oudtestamentische kennis. Zijn vader was joods en daar bovenop was hij, uitzonderlijk in Italië, protestants opgevoed vanwege zijn Britse moeder. Daarmee troefde hij de zeer Bijbelvaste en tamelijk kwezelige Amerikaanse president Woodrow Wilson meermalen af en dat leidde bij Wilson enerzijds tot irritatie, maar ook tot enige bewondering. Er zat dus een dynamiek tussen die twee die de onderhandelingen beïnvloedde en die zeker heeft geleid tot een gang van zaken rond Zuid-Tirol richting de vastbesloten wens van Sonnino om Zuid-Tirol Italiaans te laten worden.
Naast deze punten rond Sonnino speelt, denk ik, ook een gebeurtenis in de Tweede Wereldoorlog een rol; de tweede aanvulling op het Italiaanse perspectief. De aanslag in de Via Rasella in Rome op 23 maart 1944 was onderdeel van het debat over Zuid-Tirol na de oorlog[iv]. 33 SS-soldaten werden bij de aanslag gedood en als vergelding werden de dag erna meer dan tien keer zoveel gijzelaars (waaronder veel willekeurige passanten) op vaak gruwelijke wijze vermoord in een grot net buiten Rome, de Fosse Ardeatine. De aanslag was bewust gericht op een compagnie Zuid-Tiroolse SS’ers die elke ochtend zeer provocerend luid in het Duits zingend door het hart van Rome trok. Dit had wellicht nog uitgediept kunnen worden. Het ontbreekt volledig in het boek. Aan deze lang voortslepende en bekende zaak in het Italië van 1945 tot diep in de jaren negentig had Von der Dunk wel enige aandacht mogen besteden. Het debat over deze aanslag ging nog decennia verbitterd voort. Over de roekeloosheid van het verzet ontstond een scherpe scheiding tussen links en rechts met een grote rol voor het Vaticaan. Daarbij werden Zuid-Tirol en haar inwoners regelmatig en passant ingepeperd collaborateurs te zijn geweest[v].
Maar de vraag of de Zuid-Tirolers collaboreerden met de nazi’s likt veel ingewikkelder, zoals Von der Dunk overtuigend uitlegt. De keuzes die de Zuid-Tirolers in de oorlog kregen waren beklemmend: migratie naar nazi-Duitsland dan wel Oostenrijk, of in hart en nieren fascistisch Italiaan worden.
En nu we het toch over de oorlog hebben: ik heb in de jaren tachtig in Rome college gehad van een van de meest befaamde Italiaanse historici, Renzo de Felice. Zijn beschouwing over twee soorten fascisme is mij altijd bijgebleven[vi] . Het fascisme van ‘het regime’ was volgens De Felice uitsluitend het politieke opportunisme van Mussolini. Tegenover het fascisme van ‘het regime’ stond het ‘maatschappelijke fascisme’, een vorm van maatschappelijke organisatie die tot een ontluikende welvaartsstaat met invaliditeitsuitkeringen en tot staatsinvesteringen in sport en gezondheidszorg leidde. Ik ben benieuwd welke invalshoek Von der Dunk daarbij als passend ziet voor de italianisering van Zuid-Tirol door Mussolini. Dat zou het hoofdstuk over de fascistische periode meer grond hebben gegeven.
En tot slot: toen ik deze zomer een filmpje van Lowlands kreeg met het optreden van Giorgio Moroder moest ik ook weer even aan Zuid-Tirol denken. Hij is, met zijn uit het Duits (Hansjörg) veritaliaanste naam, eigenlijk de enige culturele figuur uit Zuid-Tirol met enige bekendheid. Ook dat blijkt uit dit boek, namelijk dat Zuid-Tirol, ondanks een bewogen geschiedenis, altijd gebleven is wat het al eeuwenlang was: een hechte boerengemeenschap.
[i] Piera Sonnino; Zo was het. Een Italiaanse familie in Auschwitz, blz. 15/16.
[ii] Zie ook Erwin van de Pol; De wortels van de Italiaanse politiek. De merkwaardige carrière van Baron Sydney Sonnino; Opossum. Tijdschrift voor historische en kunstwetenschappen, jrg. 4, nummer 12, voorjaar 1994.
[iii] Zie ook Erwin van de Pol; Preventieve censuur. De Italiaanse perswet van 1906; Bestuur, maandblad voor overheidskunde, jrg. 7, no. 7, augustus 1988.
[iv] Zie ook Robert Katz; The battle for Rome, The Germans, the allies, the partisans and the pope, het deel Spring, New York 2003.
[v] Terzijde zij opgemerkt dat het merkwaardig is dat er in de Via Rasella geen enkel gedenkteken is, terwijl de kogelgaten nog wel zichtbaar zijn. Het is een volkomen anonieme straat. Hetzelfde geldt overigens voor het Piazzale Loreto in Milaan waar twee iconische gebeurtenissen in de Italiaanse geschiedenis hebben plaats gevonden, namelijk de ophanging van de lijken van Mussolini, zijn minnares en een aantal fascistische kopstukken en de start van de eerste Giro d’Italia in 1909.
[vi] Erwin van de Pol; Het maatschappelijk fascisme. Civis Mundi no.44, maart 2017: https://www.civismundi.nl/?p=artikel&aid=3330.