Civis Mundi Digitaal #91
Wetenschappers vrezen dat er steeds meer insecticiden, neonicotinoïdes, in Afrika gebruikt worden met alle catastrofale gevolgen van dien voor de landbouw en de biodiversiteit. Tot dusverre werd de Afrikaanse landbouw gedomineerd door een familiemodel met productie voor eigen levensonderhoud waarbij weinig productiemiddelen en pesticiden gebruikt werden. Maar in deze situatie komt verandering. De vermenigvuldiging van grote intensieve bedrijven voor de binnenlandse markten en de export heeft de deur geopend voor een weinig gecontroleerd gebruik van alle soorten pesticiden.
Het recente verbod door de Europese Unie van het gebruik van drie van de meest giftige moleculen voor bestuivende insecten kan dit proces versnellen. Het kan Afrika maken tot de vergaarbak van de in Europa verboden producten ten voordele van industriëlen op jacht naar nieuwe markten. Deze bedreiging wordt duidelijk beschreven in het rapport « Het gebruik en de effecten van insecticiden, neonicotinoïdes in de Afrikaanse landbouw » dat op 12 november werd gepubliceerd door het netwerk van Afrikaanse academies van wetenschappen (Nasac). Een paar maanden na de Europese beslissing, eind 2018 is het onderzoek begonnen door wetenschappers van 17 Afrikaanse landen en het maakt een vrijwel complete balans op van dit moment. Dit rapport is mede door samenwerking met de mondiale vereniging van academies van wetenschappen tot stand gekomen.
Twee van de drie in Europa verboden moleculen: imidaclopride en thiamethoxame, behoren tot de meest gebruikte pesticiden in Afrika. In Kameroen zijn 22 verschillende versies van pesticiden die imidaclopride bevatten geregistreerd. In Zuid-Afrika maar liefst 130! De belangrijkste culturen zijn hierbij betrokken en het rapport onthult dat de verstuiving van deze insecticiden in toenemende mate en in « ongepaste doses » ook gebruikt wordt » bij zaaigoed. De verordeningen worden voor zover ze bestaan niet of nauwelijks nageleefd. Onderzoek in Tanzania wees uit dat heel veel gebruikte producten niet officieel erkend zijn en frauduleus geïmporteerd waren.
De consequenties van deze praktijken zijn maar zeer gedeeltelijk bekend. De helft van de landen beschikt niet over gegevens. Maar als ze er zijn dan hebben ze dezelfde conclusie: de verzamelde proefmonsters honing bevatten concentraties van resten van neonicotinoïdes die veel en veel hoger zijn dan in Europa. Eenzelfde constatering geldt wat betreft de besmetting van grond en waterlopen. Door gebrek aan financiën en menskracht bij onderzoekscentra is het moeilijk de consequenties voor bijen en andere verstuivers te duiden. En met de zeer verschillende karakteristieken van ecosystemen tussen Europa en Afrika moet men ook voorzichtig zijn om vergelijkingen te maken. Maar toch zijn er verscheidene situaties die grote zorgen baren: in Benin is massale sterfte bij wilde en gedomesticeerde bijen geregistreerd. In Zuid-Afrika heeft onderzoek in 2014 een ineenstorting van gedomesticeerde bijenvolken tot lokaal 50 procent in een paar jaar tijd aangetoond. Volgens het rapport zijn er vergelijkbare situaties in Kenia, Tanzanië en Oeganda.
Afrika vertegenwoordigt slechts 2 tot 6 procent op de mondiale markt van neonicotinoïdes. Een bescheiden deel dus, hetgeen de wetenschappers de moed geeft om te zeggen dat het nog niet te laat is om maatregelen te nemen. Afrika moet beschermd worden tegen deze insecticiden en inzetten op een op een duurzame landbouw in staat om een bevolking te voeden die in de komende jaren ook nog eens verdubbelt. Daarom roepen de wetenschappers in het eind van hun rapport op een strenge reglementering voor het hele continent in de voeren. Er moet een agrarische politiek gepromoot worden die « het milieu, de menselijke gezondheid en de biodiversiteit » beschermt. Het is te hopen dat regeringen en bedrijven in Afrika deze adviezen in daden omzetten…