Dodelijke opstanden in Papoea-Nieuw-Guinea

Civis Mundi Digitaal #91

door Jan de Boer

Na de opstanden eind augustus zijn op 23 september jongstleden tenminste 36 doden gevallen bij het oproer in twee steden, Wamema en Jayapura de hoofdstad van de Indonesische provincie Papoea. «Het is één van de bloedigste dagen in Papoea sinds 20 jaar» verklaart Usman Hamid, directeur van Amnesty International voor internationale aangelegenheden. De verslechterde situatie in Papoea waar nog altijd een sterk onafhankelijkheidsgevoel leeft, kan een groot probleem voor de onlangs herkozen Indonesische president Joko Widodo worden. «Jokowi» zoals de president genoemd wordt heeft de reputatie een liberale moslim te zijn en heeft in het grotendeels christelijke Papoea bij zijn herverkiezing in april hier maar liefst 74 procent van de stemmen gekregen tegen landelijk 55 procent. De hoop was dat hij een einde zou maken aan de onderdrukking en uitbuiting van deze etnische minderheid. Maar de beloften van Jokowi betreffen uiteindelijk alleen maar hulp bij een economische ontwikkeling. Daarmee heeft hij de gevoelens van de bevolking van Papoea volledig genegeerd en deze frustratie is de oorzaak van de opstanden met dodelijke slachtoffers. Deze begonnen op 17 augustus tijdens de jaarlijkse viering van de Indonesische onafhankelijkheid op de universiteit van Surabaya op Java, waar studenten uit Papoea werden beschuldigd van het verscheuren van de Indonesische vlag. Dat had een gewelddadige actie van de politie tot gevolg waarbij de studenten uitgescholden werden voor «apen» en «honden». Een video daarvan werd uitgezonden via de sociale media en er volgden opstanden in twee provincies van het Indonesische westelijke deel van het immens grote eiland Papoea, maar ook in het oostelijke deel: het onafhankelijke Papoea-Nieuw-Guinea was het onrustig.

De ingewikkelde, recente geschiedenis van deze regio, rijk aan natuurlijke hulpbronnen -goud, zilver, koper, olie en gas- ligt ten grondslag aan de huidige opstanden. De geschiedenis zullen de oudere Nederlanders zich nog goed kunnen herinneren. Bij de onafhankelijkheidsverklaring van Indonesië bleef Papoea-Nieuw-Guinea in Nederlandse handen, mede door de vastberaden houding van de Nederlandse minister van buitenlandse zaken Joseph Luns. Na een in 1969 gehouden karikaturaal referendum ging het mede onder druk van de Verenigde Staten over in Indonesische handen. De meerderheid van de Papoea’s heeft deze Indonesische heerschappij nooit geaccepteerd. De tegenstellingen tussen de Papoea’s en Indonesië zijn groot. Dit geldt ook tegenover de in meerderheid moslim-migranten afkomstig uit andere delen van de Indonesische archipel die nu tenminste de helft van de totale bevolking uitmaken. De Papoea’s zijn Melanesiërs van wie de talen, de culturen en ook het fysieke uiterlijk fundamenteel verschillen met die van de meerderheid van de veelsoortige bevolkingsgroepen in Indonesië. Dit verschil is bijzonder groot met de Javanen en de bewoners van het naburige eiland Sulawesi die in een politiek proces van verplaatsing het merendeel van de migranten vormen.

Sinds de jaren 1960 voert de Organisatie voor een Vrij Papoea (OPM) een weinig intensieve guerrillastrijd tegen het Indonesische leger en organiseert regelmatig manifestaties tegen de Indonesische regering. In 2015 liet Joko Widodo vijf politieke Papoea-gevangenen vrij en gaf daarmee de actievoerders een zekere hoop voor de toekomst. «Jokowi heeft laten zien dat hij niet in staat is het Indonesische leger in westers Papoea te controleren», laat Camellia Webb-Gannon van de Australische universiteit van Wollongong mij weten: «Hij schijnt niet te begrijpen of te willen begrijpen dat een economische ontwikkeling geen oplossing biedt die een einde zal maken aan de gewapende strijd in de regio. De Papoea-leiders willen een politieke en geen economische oplossing».