Civis Mundi Digitaal #92
De Volkskrant van 18 november 2019 - https://www.volkskrant.nl/columns-opinie/nederland-is-corrupter-dan-we-denken~b6eba251/?referer=https%3A%2F%2Fwww.bing.com%2F –
publiceerde een opinie-artikel ondertekend door voorzitter Paul Vlaanderen en directeur Serv Wiemers van de Nederlandse afdeling van TI - Transparency International (tekst hieronder herhaald). Hun opinie - Nederland is corrupter dan u denkt - is kennelijk geschreven in reactie op een tekst, ook in de Volkskrant maar op 14 oktober 2019, Nederland is toch echt geen narcostaat, (tekst ook hieronder herhaald) geschreven door emeritus Petrus van Duyne en universitair docent Benny van der Vorm. Die tekst is in het TI-artikel eenmaal aangeduid als ‘de stelling’: ‘dat het hier meevalt met corruptie’. Vlaanderen en Wiemers beogen duidelijk dit te weerspreken. Dat ben ik overigens met hen eens, maar met kritische kanttekeningen.
In essentie neemt de ‘opinie’ van de TI-bestuurders stelling t.a.v. het voorkomen van corruptie in Nederland. Zij schrijven daarvoor een betoog over de ‘Corruption Perceptions Index’ (CPI) van hun anti corruptie NGO. Helaas gaat het al op de eerste regel van de tekst mis. Deze index wordt door de opstellers in Berlijn immers correct aangeduid met de meervoudsvorm van het woord ‘perception’. Vlaanderen en Wiemers gebruiken het enkelvoud. Dat is een betekenisvolle verandering, want het is niet voor niets dat TI in de jaarlijkse publicatie van deze index de meervoudsvorm gebruikt. Ook voor die organisatie staat vast, aangezien het niet om feiten gaat maar om ‘percepties’ - zeg maar gedachtenspinsels - dat die er zijn in meerdere vormen en inhouden. Er bestaat niet één perceptie.
Dat tekort van een ‘s’ kan een tikfout zijn en een reactie zou dan misplaatst zijn geweest, ware het niet dat de twee functionarissen van TI-Nederland nog wel wat meer valt te verwijten.
Zij noemen in hun artikel een hele reeks van corruptie-incidenten. Op zich juist en inderdaad nog voor aanvulling vatbaar zoals zij ook aangeven. Ik acht dan ook hun conclusie dat ‘Nederland corrupter is dan u denkt’ op zich genomen juister dan de stelling van de andere auteurs (Petrus van Duyne en Benny van der Vorm) ‘dat het hier meevalt met corruptie’. Ik heb al eerder zelf op dit verschil in waarnemingen en conclusies gewezen, zie o.a. mijn artikel Corruptie, misleidende getallen? in het e-magazine Civis Mundi digitaal #77, febr. 2019 (I). Zie https://www.civismundi.nl/index.php?p=artikel&aid=4856
Maar vervolgens stellen Vlaanderen en Wiemers: “de opstellers van de corruptie-index volgen deze incidenten op de voet’, daarmee de suggestie oproepend dat dit ‘volgen’ dan ook invloed heeft op het opstellen van de index en/of op het zien van de consequenties van deze incidenten. Dat is niet zo en deze auteurs hadden dit kunnen weten.
De TI-opstellers van de CPI in Berlijn zelf zeggen elk jaar opnieuw in de inleiding van hun onderzoeksverslag dat zij alleen gebruik maken van de voor dat jaar gebruikte bronnen (informatie verzameld en gepubliceerd door andere organisaties). Zij zijn al even stellig, ook elk jaar opnieuw, dat de door hen gebruikte gegevens de reeds hiervoor genoemd ‘percepties’ zijn (ik noemde dat hiervoor al gedachtenspinsels), en niet feiten die mogelijk ook gevonden zouden kunnen worden, of bijvoorbeeld als resultaat beschikbaar zouden kunnen komen door opmerkzame waarnemers zoals Vlaanderen en Wiemers ongetwijfeld zijn.
Dat de score op de CPI voor Nederland daalt en dan met de cijfers die zij citeren voor ‘20 jaar geleden’ (dat moet dan 1999 zijn), 2010 en 2018, respectievelijk 90, 88 en 82 is op zich genomen juist. Zo staat het in de rapporten. Maar ook hier speelt suggestie een rol door de keuze van deze referentiejaren.
- Was niet gekozen voor 1999, maar voor 2000 dan was de score niet geweest 90, maar 89. Dat oogt toch net weer wat minder alarmerend, allemaal ‘80’ getallen.
- Ze hadden ook kunnen concluderen dat Nederland in 2017 en 2018 dezelfde score behaalde, namelijk 82, en daarmee ook op rangnummer 8 bleef. De score van 90 in 1999 leidde ook toen naar rangnummer 8. Het had in hun context toch wel een beschouwend woord waard geweest hierop te wijzen: nu een veel lagere score en wel hetzelfde rangnummer.
- Of, als we alle jaren vanaf 2012 in een rijtje achter elkaar bekijken, dan zien we dat de score in 2012 was 84, in 2013: 83, 2014: 83, 2015: 84, 2016: 83, en zoals reeds vermeld in 2017 en 2018 beide: 82. Als we naar dit rijtje kijken dan zien we een opvallende stabiliteit en niet een grote val van 90 naar 82. De keuze van het beginjaar, hun keuze 1990, of 2012, mijn keuze, is kennelijk van betekenis
Twee artikelen, van twee verschillende auteurs, met een onderscheiden insteek en nogal afwijkende conclusies. Is het eigenlijk niet beangstigend dat Vlaanderen en Wiemers stellen ‘alle internationaal opererende bedrijven gebruiken de CPI bij handels- en investeringsbeslissingen. Ook onze overheid gebruikt de index bij het toetsen van beleid en voor promotie van Nederland buiten de grenzen, het is één van de pijlers van ons vestigingsklimaat’. Geen wonder dat de strijd tegen corruptie niet slaagt als we onderzoeksresultaten blijven verspreiden over het voorkomen van corruptie die verre staan van de realiteit. We weten dat de diagnose onjuist is, hoe dan de juiste remedie(s) te vinden?
Ik herhaal uit het zojuist opgenomen citaat uit hun artikel: ‘het is een van de pijlers van ons vestigingsklimaat’! Hoe is dat mogelijk, want ook onze regering weet dat de CPI methodologisch niet deugt en dat dus ook de uitkomsten van wat als resultaten van wetenschappelijk onderzoek ‘verkocht’ wordt, niet deugen. De minister van Buitenlandse Zaken antwoordde op Kamervraag 153 (zie Handelingen Tweede Kamer, 31.200 V nr 12 82, 5 nov. 2007) ‘De kritiek van onder andere oud-staatssecretaris Van Hulten op de Corruption Perception [sic] Index van Transparency International is bekend. Zijn kritiek is methodologisch terecht ….’. Ik benadruk nog eens de laatste woorden: ‘zijn kritiek is methodologisch terecht’. De minister antwoordde vervolgens dan ook nog met: ‘De kritiek is niet nieuw en wordt ook door Transparency International zelf onderschreven waarbij zij aangeeft dat de index geen inzicht biedt in het absolute niveau van corruptie’. Ik herhaal met nadruk dat: ‘de index geen inzicht biedt in het absolute niveau van corruptie’.
Bij deze uitspraken van de minister tekende ik al in mijn boek ‘Corruptie, Handel in macht en invloed’ (Sdu, 2011, p. 116, ISBN 978 90 12 57323 8), in de paragraaf: ‘Het deugt niet, maar het resultaat bevalt me’ aan: ‘De uitkomst bevalt hem en dus blijft hij er toch gebruik van maken. Als een onderzoek in zijn opzet niet deugt, hoe kan er dan toch betekenis gehecht worden aan de resultaten?’ Kennelijk geldt hetzelfde voor de bestuurders van de Nederlandse tak van TI.
*****
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Documentatie
OPINIE CORRUPTIE (de Volkskrant, 18 november 2019)
Nederland is corrupter dan we denken
Nederland wordt overspoeld door incidenten in publieke en private sector. Tijd voor actie dus.
Paul Vlaanderen en Serv Wiemers18 november 2019, 17:16
Al twintig jaar maakt de internationale corruptiewaakhond Transparency International de Corruption Perception Index (CPI). Daarin krijgen jaarlijks 180 landen een score op een schaal van 0 tot 100: Somalië staat met 10 punten op de 180ste plek als corruptste land en Denemarken op één als integerste land, met 88 punten. Nederland doet het ogenschijnlijk goed in de CPI: in de laatste editie staan we met een achtste plek weer in de toptien. Geen reden tot zorg over corruptie in ons land dus? Het zou de stelling bevestigen dat het hier meevalt met corruptie. Helaas is er reden de alarmklok te luiden.
In de eerste plaats wordt Nederland overspoeld door incidenten in zowel de publieke als de private sector. In Den Haag treden twee wethouders af om corruptieverdenkingen. Senator Anne-Wil Duthler misbruikt haar parlementaire positie om haar zakelijke belangen te bevorderen. Nadat ING een recordschikking van 775 miljoen euro met het Openbaar Ministerie was overgekomen, vanwege onvoldoende toezicht op witwassen en fraude, is het OM nu een witwasonderzoek gestart bij ABN Amro. Veel politieke partijen adviseren donateurs hoe ze regels rond giften moeten omzeilen. Het OM doet onderzoek bij Shell naar omkoping bij de exploitatierechten van een olieveld voor de kust van Nigeria. Thierry Baudet verzuimt aangeboden reizen op te geven in het daarvoor bestemde register van de Tweede Kamer.
De Volkskrant ontdekte dat 71 procent van alle WOB-verzoeken te laat wordt beantwoord door de overheid. Het Huis voor Klokkenluiders is geïmplodeerd; een klokkenluider die bij het ministerie van Justitie en Veiligheid een belangrijke misstand aan het licht brengt, wordt door hetzelfde ministerie afgeluisterd. Lobbyen gaat vaak schimmig, getuige tabaksfabrikant Imperial Tobacco, die een GroenLinks-Kamerlid probeert te rekruteren, en dan is er de soap rond de dividendbelasting. Deze opsomming is incompleet. De opstellers van de corruptie-index volgen deze incidenten op de voet.
Absolute daling
Ten tweede: de Nederlandse top-tiennotering in de CPI is niet zo stabiel als-ie lijkt. Onze score daalt al jaren, van 90 punten twintig jaar terug, via 88 punten in 2010, naar 82 punten nu. Deze absolute daling is verontrustend en kan, afhankelijk van hoe landen als Canada en Luxemburg zich ontwikkelen, makkelijk ertoe leiden dat we verdwijnen uit de top.
Ten derde: de Nederlandse positie is vertekend. Niemand hoeft een bankbiljet in z’n rijbewijs te leggen als hij of zij door de politie wordt aangehouden, maar wij maken corruptie door anderen wel mogelijk. Kijk achter die glimmende façades van de Amsterdamse Zuidas. Zo’n 20 procent van de wereldwijde financiële stromen gaat door ons land: dat staat niet in verhouding tot de omvang van onze economie. Een groot deel van deze geldstroom is gelieerd aan belastingontduiking. Niet voor niets constateerde de Italiaanse schrijver Roberto Saviano in de Volkskrant dat niet Napels of Lagos de corruptste plekken ter wereld zijn, maar Londen en Amsterdam. Het gaat dan om systematische corruptie. In een andere index van Transparency International, Exporting Corruption, die bestrijding van buitenlandse omkoping meet, bekleedt Nederland dan ook een matige middenpositie.
Nederland kent onvoldoende handhaving in verhouding tot het grote buitenlandse handelsvolume. Een ander voorbeeld is de opstand van winkeliers die luxegoederen verkopen in Amsterdam. Men is bang klandizie te verliezen als contante betalingen aan banden worden gelegd. Nederland is kennelijk wereldtop in het faciliteren van internationale corruptie.
Willen we tot die andere, integere, top behoren, dan moet er wat gebeuren. Het belang van een wereldtopnotering is groot. Alle internationaal opererende bedrijven gebruiken de CPI bij handels- en investeringsbeslissingen. Ook onze overheid gebruikt de index bij het toetsen van beleid en voor promotie van Nederland buiten de grenzen, het is één van de pijlers van ons vestigingsklimaat. Maar het belangrijkste is het vertrouwen van burgers in overheid, bedrijfsleven en maatschappij. En het terugbrengen van de enorme kosten van corruptie.
Opsporing
Hoog tijd voor actie, er ligt veel op de plank. Overheid: maak de WOB beter. Voer eindelijk de initiatiefnota ‘Lobby in Daglicht’ uit. Volg adviezen van de Raad van Europa op over het geschenkenregister van de Kamer. Versterk de opsporingscapaciteit bij het OM voor witwassen en buitenlandse omkoping. Versnel de evaluatie van het Huis voor Klokkenluiders. Maak het UBO-register (waarin vermeld staat wie in een organisatie de uiteindelijk belanghebbende is) openbaar. Maak een succes van het Plan Aanpak Witwassen. Bedrijfsleven: zie corruptiebestrijding niet als kosten- maar als winstpost. Voer goede klokkenluidersregelingen in, samen met een speak-up-cultuur. Ga van minimale compliance naar integriteitsmanagement. Wellicht dat we dan in de goede wereldtop blijven.
Paul Vlaanderen en Serv Wiemers, voorzitter en directeur van Transparency International Nederland.
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Met enige regelmaat wordt Nederland opgeschud door bestuurlijke corruptieschandalen. Maar daar staat een corrigerend vermogen tegenover, betogen Petrus van Duyne en Benny van der Vorm.
Petrus van Duyne en Benny van der Vorm 14 oktober 2019, 17:09
Naar aanleiding van de moord op advocaat Derk Wiersum, maar ook gevoed door de publicaties van Pieter Tops en Jan Tromp (De achterkant van Amsterdam) wordt op indringende toon gesteld dat Nederland een ‘narcostaat’ zou zijn. Dit is een alarmistische stelling die de kenmerken van zowel een vermeende ‘narco-staat’ alsook de Nederlandse rechtsstaat miskent.
Het wezenlijke van een ‘narcostaat’ is niet de drugshandel, maar de alom tegenwoordige corruptie: van de hoogste ambtsdrager, die zijn vriendjes vette baantjes toeschuift, tot de gewone straatagent die voor een tientje een verkeersovertreding door de vingers ziet, met daartussen- in een onbetrouwbare rechterlijke macht, openbaar bestuur en een afhankelijke pers. Zoiets treffen we in Nederland niet aan: eerder een saai aangeharkt land waarin betrekkelijk kleine misstappen redelijk snel ontdekt worden, en worden uitvergroot. Dit leidt tot politieke, bestuurlijke of strafrechtelijke correcties, die integriteitsaantasting van het openbaar bestuur voorkomt of in elk geval beperkt. Neem bijvoorbeeld de VVD, die zichzelf regelmatig moest corrigeren.
In landen met een diep ingevreten corruptie treft men deze corrigerende werking niet aan. Het maakt daarbij weinig uit wat voor contrabande wordt verhandeld. Niet die handel maakt de overheid corrupt, maar binnen een corrupt openbaar bestuur kan zo’n misdaadhandel zonder krachtig tegenspel vrij snel tot een eigen macht of georganiseerde misdaad uitgroeien. Voor burgers die hier tegenin willen gaan, levert dit situaties van onveiligheid op: bedreigingen door misdadige hoofdrolspelers en hun kring van belanghebbenden.
In zo’n land worden mediakanalen opgekocht door uiteenlopende misdaadclans en zijn vrije verslaggevers een bedreigde beroepsgroep: bij mishandeling op straat van een tv-ploeg kijkt de aanwezige politie de andere kant op. Moorden op verslaggevers worden zelden onderzocht, laat staan opgelost.
Wij denken daarbij niet eens aan bijvoorbeeld Mexico, maar aan ‘redelijk beschaafde’ buurlanden van de Europese Unie, zoals Oekraïne en Moldavië, waar op dit ogenblik onderzoek naar wordt gedaan. Daarbij moet men denken aan leidende politie-officieren of officieren van justitie die verdachten waarschuwen tegen bijvoorbeeld huiszoekingen zonder dat zij geschorst worden.
Zo’n rechtshandhavingslandschap hebben wij in Nederland niet. In feite zijn we juridisch vrij goed bewapend. Dankzij de wet-Bibob is het helemaal niet zo gemakkelijk om met misdaadgeld een zaak te beginnen: van klein tot groot worden vergunningaanvragers door gemeenten financieel doorgelicht, waarbij het, zoals uit ons onderzoek bleek, overigens merendeels om klein grut ging. ‘Echte georganiseerde misdaad’ kwam in ons bestand wel van tijd tot tijd ‘voorbij dobberen’, maar dat waren niet echt de kopstukken. Indien men de vrees voor een indringing van misdaadgeld in Amsterdam wil onderbouwen, dan is het voldoende het Bibob-bestand van de gemeente Amsterdam op te vragen.
Wat dat misdaadgeld betreft: de inbeslagneming en verbeurdverklaring loopt ‘redelijk’, zij het dat het een moeizaam proces is, zoals uit onderzoek bij herhaling is gebleken. Maar, ‘geslaagde’ misdaadondernemers houden netto veel minder over dan gewoonlijk wordt aangenomen. Het geldbeheer in de misdaad is niet de sterkste kant van de meeste ondernemers: de graad van verpatsing, verlies, pech en andere tegenslag is groot.
Maar waarom zou een misdaadondernemer zich in de bovenwereld begeven? Dat levert alleen zichtbaarheid en daarmee gevaar op. De best verdienende en ook moeilijk te pakken ondernemers die zijn bestudeerd, schuwden zowel geweld als de overheid. Niet uit een soort zedelijk besef, maar omdat beide altijd leiden tot informatielekken die de overheid, zij het niet altijd optimaal, tot handelen noopt.
Hierin zit een duidelijk verschil met staten waarvan de rechtsstatelijkheid alleen nog maar een verbleekt naambordje is. Met enige regelmaat worden we opgeschud door bestuurlijke corruptie: vanaf ‘Palermo aan de Maas’ in de jaren tachtig van de vorige eeuw tot aan de twee onlangs beschuldigde Haagse wethouders. Ook niet-ambtelijke corruptie is ons niet onbekend: van de koppelbaas in de jaren zeventig en tachtig, via de bouwfraude (plus ambtelijke corruptie) tot de taximarkt van Schiphol, dat met zijn schimmigheid maffiatrekjes heeft.
Toch moeten we ons niet verlustigen in zelfbeschuldiging. Plaats je die voorvallen van integriteitsschendingen op een tijdslijn, dan valt op hoezeer deze over de tijd gespreid zijn. Ook valt op dat het niet eenvoudig is om in ons schandaalgevoelige land stelselmatige corruptie verborgen te houden. Daarvoor zijn er te veel tegenkrachten: de pers met ere voorop, gevolgd door ongeruste klokkenluiders wier lot niet te benijden is. Politie en justitie strompelen er wat onhandig achteraan, zoals gebruikelijk, maar niet door ingevreten integriteitsgebrek, hoewel ook niet honderd procent schoon. Echter, er komt genoeg twijfelachtig gedrag aan het licht om te voorkomen dat er een corrupt stelsel van bestuur ontstaat, zoals in een narcostaat.
Maar dat zijn we ook niet.
Petrus C. van Duyne is emeritus hoogleraar en gastdocent aan en Northumbria University. Benny van der Vorm is universitair docent bij het Willem Pompe Instituut in Utrecht.